Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33214 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33214 nr. A |
Vastgesteld 1 juni 2012
De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 21 februari jl. gesproken over de Europese Commissiemededeling «Oplossing van grensoverschrijdende successiebelastingproblemen in de EU».2 De mededeling heeft de leden van de GroenLinks-fractie aanleiding gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen.
Daarop heeft de commissie de staatssecretaris van Financiën op 22 maart 2012 een brief gestuurd.
De staatssecretaris heeft op 25 mei 2012 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Kim van Dooren
BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN
Den Haag, 22 maart 2012
De vaste commissie voor Financiën heeft op 21 februari jl. gesproken over de Europese Commissiemededeling «Oplossing van grensoverschrijdende successiebelastingproblemen in de EU».3 De mededeling heeft de leden van de GroenLinks-fractie aanleiding gegeven tot het stellen van de volgende vragen en het maken van de volgende opmerkingen.
De leden van de GroenLinks -fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel van de Europese Commissie en de reactie van de Nederlandse regering hierop. Zij onderschrijven het doel van het voorstel, te weten het tegengaan van dubbele en discriminatoire successiebelasting.
Zij hebben daarover nog wel enkele vragen.
In het voorstel wordt uitdrukkelijk niet gekozen voor Europese regelgeving, maar wordt aan de lidstaten verzocht om unilaterale maatregelen te nemen. De motivatie van deze keuze achten deze leden vrij summier. Acht de regering het reëel om te verwachten dat de lidstaten meer unilaterale voorkomingsregels gaan opstellen c.q. toepassen? Zijn de regering signalen bekend dat lidstaten reeds een aanvang hebben genomen met het doorlichten cq. aanpassen van hun eigen regels? In het voorstel wordt niet gekozen voor Europese regelgeving. Is de regering bekend wat hierbij de beweegredenen van de Europese Commissie zijn. Hoe staat de regering tegenover deze keuze?
Een deel van de problematiek met betrekking tot de dubbele belasting wordt veroorzaakt doordat landen verschillende definities gebruiken, bijvoorbeeld ten aanzien van hetgeen wordt begrepen onder het begrip «in situ». Kan dit worden opgelost met unilaterale voorkomingsregels?
Zou het niet voor de hand liggen om op zijn minst de definities van relevante begrippen te harmoniseren? Hoe staat de regering hier tegenover?
In het voorstel is opgenomen dat na drie jaar een evaluatieverslag wordt opgesteld. Is de regering bekend hoe deze wordt evaluatie uitgevoerd en hoe de input hiervoor wordt verzameld? Zo nee, kan de regering zich hierover verstaan met de Europese Commissie?
In haar reactie op het voorstel stelt de Nederlandse regering zich volgens de leden van de GroenLinks-fractie wel heel passief op waar het gaat om het inventariseren van concrete problemen met het voorkomen van dubbele belasting; de regering volstaat met de opmerking dat het voorbeeld dat door de Commissie genoemd waarschijnlijk complexer is dan de Commissie voorstelt, en kondigt aan de commissie te zullen vragen dit nader te specificeren en eventueel andere voorbeelden te noemen. De leden van de GroenLinks -fractie vragen zich af of de regering zelf is nagegaan of er andere voorbeelden zijn waarin ondanks de Nederlandse voorkomingsregels sprake is van dubbele successiebelasting, dan wel of de regering voornemens is een dergelijke inventarisatie te maken? Hoe ziet de regering in dit verband de voorbeelden die zijn aangehaald in de inbreng die door MAZARS is geleverd in het kader van de consultatieronde van de Europese Commissie (brief bijgevoegd) en die worden genoemd in het artikel Europese ontwikkelingen in de internationale Estateplanning van Prof. dr. F. Sonneveldt en Mr. M de L. Monteiro, FBN, maart 20114 (artikel bijgevoegd)?
De regering sluit zich met de stellingname dat het vooral gaat om het gericht oplossen van concrete problemen aan bij de inzet van de Europese Commissie, namelijk het breder en flexibeler inzetten van unilaterale voorkomingsregels. Maar is het niet zo dat het voorkomen van dubbele heffing alleen mogelijk is wanneer dezelfde definities en dezelfde heffingscriteria worden gebruikt? En is het daarvoor niet noodzakelijk, of op zijn minst wenselijk dat deze uniforme definities worden vastgelegd in Europese regelgeving of bilaterale verdragen ten aanzien van de erfbelasting en schenkbelasting?
De commissie ziet uw antwoord op deze brief graag binnen vier weken tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, P. H. J. Essers
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 mei 2012
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de schriftelijke vragen van de leden van GroenLinks-fractie over een mededeling van de Commissie inzake grensoverschrijdende successiebelastingproblemen in de EU COM(2011)864.
De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers
Antwoorden naar aanleiding van schriftelijke vragen van de leden van de GroenLinks-fractie over de Europese Commissie mededeling inzake grensoverschrijdende successiebelastingproblemen in de EU (COM(2011)864).
Ik dank de leden van de GroenLinks-fractie voor hun getoonde interesse in de mededeling van de Europese Commissie over grensoverschrijdende successiebelastingproblemen. De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het doel van het voorstel dat ziet op het tegengaan van dubbele en discriminatoire successiebelasting maar hebben wel enige vragen. Zo merken de leden op dat de Commissie oplossingen zoekt in de unilaterale sfeer in plaats van Europese regelgeving. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af of de regering bekend is met de beweegredenen van de Europese Commissie en vraagt hoe de regering tegenover deze keuze staat. De Europese Commissie stelt in de mededeling COM(2006)8235 dat op basis van het huidige EU-recht lidstaten soeverein zijn hoe zij hun directe belastingstelsel inrichten. Wel dienen de belastingstelsels in lijn te zijn met de regels van de interne markt zoals de primaire Europese vrijheden. Verder geeft de Europese Commissie in deze mededeling aan dat op basis van coördinatie bestaande nationale belastingstelsels op elkaar afgestemd kunnen worden. De voorliggende mededeling over grensoverschrijdende successieproblemen past in deze uitgezette lijn en stelt dat op basis van coördinatie er mee kan worden volstaan om een grotere samenhang te bewerkstelligen tussen de regels van de verschillende lidstaten met het oog om de kans op dubbele belasting van nalatenschappen beperken. De regering onderschrijft deze realistische invalshoek van de Europese Commissie omdat op deze manier relatief snel en gemakkelijk stappen kunnen worden gemaakt.
Verder vragen de leden van de GroenLinks-fractie aan de regering of het reëel is te verwachten dat de unilaterale voorkomingsregels door lidstaten zullen worden aangepast. Ik ga ervan uit dat een mededeling van de Europese Commissie door de lidstaten wordt gerespecteerd en waar nodig gevolg krijgt. Ik heb in ieder geval geen signalen ontvangen dat lidstaten het advies van de Europese Commissie bij voorbaat naast zich neerleggen.
Ook signaleren de leden van de GroenLinks-fractie dat een deel van de problematiek wordt veroorzaakt doordat landen verschillende definities gebruiken. De leden vragen zich af of het niet voor de hand ligt om op zijn minst definities van relevante begrippen te harmoniseren. Een rechtssysteem dat voor alle burgers in de Europese Unie gelijk zou uitwerken zou de beste oplossing zijn. Het principe van de interne markt onderschrijft dit uitgangspunt. Echter, er zijn enige uitzonderingen op deze hoofdregel. Het gebied van directe belastingen is daar één van. De Commissie erkent in de mededeling COM (2006)823 dat de lidstaten soeverein zijn op het gebied van belastingsystemen omdat deze democratische basiskeuzes vertegenwoordigen over de invulling van de verkrijging van de belastingopbrengsten en begrotingsuitgaven. Verder kan de vraag over subsidiariteit gesteld worden omdat negen lidstaten geen nationale successiebelasting toepassen. De vraag is dan ook of een Europese oplossing de enige oplossing is of dat er ook op unilateraal niveau of, waar nodig, op bilateraal niveau tot een oplossing kan worden gekomen. Bijkomend voordeel van deze varianten is dat de regelgeving sneller en gemakkelijker tot stand kan worden gebracht omdat er minder partijen bij betrokken zijn en dat de oplossingen beter aansluiten op de nationale situatie. Ook de Europese Commissie komt tot deze conclusie. De Europese Commissie houdt wel de vinger aan de pols door over drie jaar een evaluatie uit te voeren.
Aangaande deze evaluatie vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de regering bekend is met de manier waarop de Europese Commissie de evaluatie zal uitvoeren. De evaluatie zal naar alle waarschijnlijkheid plaatsvinden door het opsturen van een enquête naar de lidstaten over de eventuele aanpassingen van de regelgeving. Verder zal de Europese Commissie naar verwachting naar de mening vragen van experts en betrokken inwoners van de Europese Unie. Op basis van die gegevens zal er een rapport worden opgesteld. Uiteraard ben ik bereid bij de Europese Commissie na te vragen over de exacte wijze waarop de evaluatie plaats zal vinden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering is nagegaan of er andere voorbeelden zijn van dubbele belasting op het gebied van successiebelasting. Voor zover ik weet, spelen er geen zaken van dubbele belasting op het gebied van successiebelasting. Daarmee is niet uitgesloten dat er zaken van dubbele belasting bestaan. Als gevolg van soevereiniteit op het gebied van directe belastingen hebben lidstaten verschillende wetgeving waardoor er dispariteiten kunnen bestaan. Het is aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat deze dispariteiten tot een minimum beperkt blijven. Om, onder andere, dit doel te verwezenlijken is bijvoorbeeld in 2010 de successiebelasting nog eens goed tegen het licht gehouden en is het recht van overgang, mede om Europeesrechtelijke redenen, per 2010 afgeschaft, zodat van niet-inwoners geen successiebelasting meer wordt geheven over bepaalde in Nederland gelegen vermogensbestanddelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de erfgenamen van een inwoner van België die een vakantiehuis of een onderneming in Nederland heeft, in Nederland niet meer betrokken worden in de successieheffing voor de verkregen vakantiewoning of onderneming. Waar in dit voorbeeld voorheen mogelijk dubbele heffing kon optreden door een samenloop van het situsbeginsel (Nederland) en het woonstaatbeginsel (België), is dit na afschaffing van het recht van overgang niet meer mogelijk. Nederland heft in de huidige erfbelasting niet meer op grond van het situsbeginsel.
Ook heeft Nederland unilaterale voorkomingsregels waarmee Nederland eenzijdig dubbele belasting tegengaat. Als alle lidstaten die een successiebelasting toepassen bereid zijn dergelijke stappen te ondernemen dan er kan al veel worden gewonnen. Waar ik zeker bereid toe ben, is om bij gevallen van dubbele belasting (zoals niet-volledige toereikendheid van de aanpassingen in het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 voor schenkingen onder opschortende voorwaarde en afgezonderde particuliere vermogens) te bezien of Nederland op basis van flexibele toepassing van de voorkomingsregels dubbele successiebelasting kan voorkomen. Ik verwijs hiervoor naar de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 (Kamerstuk 25 087, bijlage bij nr. 7, blz. 74–75).
Ten slotte vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af of dezelfde definities en heffingscriteria moeten worden gebruikt om via unilaterale oplossingen dubbele heffing te kunnen voorkomen. Hierbij denken de leden van de GroenLinks-fractie aan Europese regelgeving of bilaterale verdragen ten aanzien van de erf- en schenkbelasting. Voorkoming van dubbele belasting begint met de vraag welk land mag heffen. De wijze van belastingheffing wordt toegepast afhankelijk van welk land de belasting mag heffen. Een harmonisatie van soortgelijke heffingsregels is mijns inziens dan ook niet noodzakelijk om dit probleem op te lossen. Bovendien vraag ik me af of het overeenkomen van gelijke definities binnen een redelijke termijn haalbaar is. Ik deel hierin de mening van de Europese Commissie dat snelle en goed uitvoerbare oplossingen de voorkeur hebben boven een grootse en langlopende Europese revisie van alle nationale successiebelastingen. Mocht uit de evaluatie van de Europese Commissie blijken dat inderdaad het probleem van dubbele belasting niet adequaat is opgelost dan kan er altijd nog een Europees traject overwogen worden.
Samenstelling:
Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), (voorzitter), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP) Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), (vice-voorzitter), Van Rey (VVD), Bröcker (VVD).
Dossiernummer E110096 op www.europapoort.nl; het COM-document is als bijlage bij dit verslag opgenomen.
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en sociaal comité over coördinatie van de directe belastingstelsels van de lidstaten op de interne markt dd 19 december 2006. COM (2006)823.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33214-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.