33 212 Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van een bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag

C VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 28 juni 2012

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Wijziging Wet kinderopvang en kwaliteitseisen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag. Graag maken zij van de gelegenheid gebruik om de regering hierover enkele vragen te stellen. De leden van de fracties van SP en GroenLinks sluiten zich bij deze vragen aan.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel voor het aanbrengen van grondslagen voor nieuwe bezuinigingen in de kinderopvangtoeslag. Zij onderschrijven de doelstelling van de regering om de kosten van de kinderopvang niet verder te laten oplopen. Ook kunnen zij zich vinden in de wijze waarop de regering dat beoogt te doen. Zij hebben echter nog een vraag over de uitvoering.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet Kinderopvang, die de commissie gezamenlijk behandelt met het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag. Deze leden hebben nog enkele vragen over de gevolgen voor de arbeidsparticipatie van met name vrouwen.

Arbeidsparticipatie

Graag vragen de leden van de PvdA-fractie, mede namens de fracties van SP en GroenLinks, aandacht voor de doelstelling van overheidsbeleid op dit terrein, te weten bevordering van de arbeidsparticipatie en het aantal gewerkte uren van vrouwen. Een jaar geleden deed de Europese Commissie (Recommendation for a Council Recommendation on the National Reform Programme 2011 of the Netherlands, Brussel, 7 juni 2011) de aanbeveling dat Nederland zijn inspanningen zou moeten vergroten om de arbeidsparticipatie daadwerkelijk te verhogen. De Commissie vindt dat in het bijzonder vrouwen in Nederland nog steeds te veel worden ontmoedigd om meer buitenshuis te werken. De leden van deze fracties vernemen graag van de regering hoe de voorliggende wetswijziging zich verhoudt tot de aanbeveling van de Europese Commissie om de arbeidsparticipatie van vrouwen te stimuleren.

De regering is voornemens om de kinderopvangtoeslag te koppelen aan de lengte en omvang van een traject naar werk. Deze leden maken zich zorgen om het risico dat doelgroep ouders vanwege onzekerheid over welke uren ze op kunnen nemen, af zullen zien van het opnemen van kinderopvangtoeslag en daardoor minder gebruik zullen maken van de mogelijkheid een traject naar werk te volgen. Deelt de regering de zorg dat doelgroepouders hiervoor minder in staat zullen zijn om de sprong naar de arbeidsmarkt te maken? Zo ja, welke consequenties verbindt zij hieraan? Zo nee, kan de regering aangeven waarom zij meent dat de stap naar de arbeidsmarkt wel gezet wordt?

Tevens maken deze leden van de gelegenheid gebruik om te wijzen op een zekere asynchroniteit. Het wetsvoorstel creëert grondslagen om een aantal bezuinigingen en hervormingen mogelijk te maken, zo schrijft de regering, maar deze bezuinigingen en hervormingen worden niet direct met dit wetsvoorstel gerealiseerd. De leden van deze fracties vragen de regering waarom de bezuinigingen en hervormingen niet gelijktijdig met dit wetsvoorstel worden gerealiseerd.

De regering beoogt met deze wijzigingen nieuwe bezuinigingen door te voeren op het gebied van kinderopvang. Gezonde overheidsfinanciën zijn volgens de leden van de fractie van D66 belangrijk, echter, de bezuinigingen op kinderopvang moeten worden bekeken in de context van de mogelijke gevolgen. Kinderopvang heeft de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt verbeterd, wat naast een emanciperend gevolg ook belastinginkomsten voor de schatkist opleverde. De leden van deze fractie vragen de regering of dit effect niet geweld wordt aangedaan door de voorgenomen maatregelen in het Ontwerpbesluit, die mogelijk worden gemaakt door de wetswijziging. Wat zijn de gevolgen voor de arbeidsparticipatie, en specifiek voor de arbeidsparticipatie van vrouwen?

De regering meldt in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer dat het effect van de korting op de arbeidsparticipatie niet is berekend, maar ingeschat wordt op een daling van 0,1%. Hoe is deze berekening gemaakt?

De brancheorganisatie heeft dit cijfer op technische gronden aangevallen: enerzijds zou de vermindering van arbeidsdeelname niet zijn meegewogen, anderzijds zou het wegvallen van werknemers met contracten kleiner dan 12 uur niet worden meegerekend. Vindt de regering deze gegevens, in tegenstelling tot de brancheorganisatie, niet of minder relevant? Hoe schat de regering de gevolgen voor de arbeidsparticipatie, specifiek van vrouwen, in wanneer deze aspecten wel worden meegewogen? De leden van de fractie van D66 wijzen hier voor de volledigheid op de gebruikelijke deeltijdbaan van de werkende moeder.

Uitvoerbaarheid en kop op de kinderopvangtoeslag

De koppeling van de kinderopvangtoeslag aan de lengte en omvang van een traject naar werk vraagt om een mogelijke urenregistratie voor doelgroepouders. De leden van de PvdA-fractie maken zich, met de fracties van SP en GroenLinks, zorgen om de uitvoerbaarheid van dit voornemen. Deelt de regering deze zorgen? Zo ja, welke consequenties verbindt zij hieraan? Zo nee, waarom niet? En wat zijn naar de inschatting van de regering de kosten voor de gemeenten voor de gegevensuitwisseling van gemeenten met de Belastingdienst/Toeslagen ten behoeve van de registratie van de duur van een traject naar werk?

De leden van deze fracties vragen ook graag aandacht voor het voornemen van de regering om het koa-kopje niet meer te binden aan de vaste percentages die zijn vastgelegd in de Regeling Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Sterker, de verplichting voor gemeenten om deze te verstrekken, vervalt. Deelt de regering de zorg van deze leden dat doelgroepouders hierdoor ongelijk behandeld zullen worden en dat zij er mogelijk op achteruit zullen gaan? Zo ja, welke consequenties verbindt zij hieraan? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie hebben ook een vraag ten aanzien van het zogenaamde koakopje. De regering geeft aan dat overheveling van de uitvoering van de vaste voet voor doelgroepouders naar de Belastingdienst/Toeslagen – naar men mag aannemen significante – efficiëntiewinst oplevert. Hoewel de leden van de CDA-fractie op zichzelf het streven van de regering om beleidvrijheid bij gemeenten te creëren onderschrijven, vragen zij waarom de regering het zogenaamde koa-kopje niet ook overhevelt van de gemeenten naar de Belastingdienst/Toeslagen. Dat het koa-kopje verband houdt met de kosten van de kinderopvang, maar feitelijk geen kinderopvangtoeslag is, lijkt hen als argument om deze «knip» aan te brengen niet voldoende. Kan de regering hier nader op ingaan?

Ontwerpbesluit

De leden van de PvdA-fractie hebben tevens met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met het afbouwen van de vaste voet voor hoge inkomens in de kinderopvangtoeslagtabel voor het eerste kind, het proportioneel verhogen van de ouderbijdrage voor het eerste kind, het vastleggen van de verhouding tussen het aantal uren waarin gebruik wordt gemaakt van een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling of scholing, een opleiding of een cursus wordt gevolgd en het aantal uren waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd en enige andere wijzigingen. Graag maken zij van de gelegenheid gebruik om de regering, mede namens de leden van de fracties van SP en GroenLinks, enkele vragen te stellen over respectievelijk de verlaging van de percentages, de bijdrage van de ouders en de nog ontbrekende informatie.

In plaats van de aangekondigde invoering van een inkomensonafhankelijke bijdrage is er tijdens de voorbereiding van de Begroting 2013 voor gekozen om de in de eerste kindtabel opgenomen percentages te verlagen. Graag ontvangen de leden van deze fracties van de regering een toelichting op deze keuze.

In de wet is afgesproken dat ouders, werkgevers en de overheid elk één derde van de kosten voor de kinderopvang voor hun rekening nemen. De werkgeversbijdrage ligt echter met 21 procent onder de één derde. Daarnaast lezen de leden van de PvdA-fractie in de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit dat de bijdrage van de ouders stijgt naar gemiddeld circa 37%. Waarom onderneemt de regering geen acties om de werkgeversbijdrage te verhogen naar één derde van de kosten voor de kinderopvang? Acht de regering het wenselijk dat ouders meer dan één derde van de kosten voor de kinderopvang voor hun rekening nemen? Zo ja, waarom? Zo nee, welke consequenties verbindt zij hieraan?

Deze leden lezen in de nota van toelichting voorts dat het op basis van de nu beschikbare informatie niet duidelijk is wat er met het aantal doelgroepouders zal gebeuren. De regering zegt toe in het eerste jaar te monitoren wat er met de ontwikkeling van het gebruik van kinderopvangtoeslag door doelgroepouders gebeurt. Acht de regering het zorgvuldig om een besluit te nemen zonder dat deze gegevens bekend zijn? En welke maatregelen is de regering voornemens te nemen als blijkt dat doelgroepouders minder gebruik gaan maken van kinderopvangtoeslag?

Volgens de nota van toelichting zijn de onderzoeken naar de uitvoeringskosten nog niet afgerond. Acht de regering het zorgvuldig om een ontwerpbesluit in te dienen zonder dat deze gegevens bekend zijn? En welke maatregelen is de regering voornemens te nemen als de uitvoeringskosten hoog blijken te zijn? Ook worden de leden van deze fracties graag door de regering geïnformeerd zodra de onderzoeken wél zijn afgerond.

De leden zien de beantwoording – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV), (vice-voorzitter), Van Dijk (PVV). Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

Naar boven