33 212 Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2012

In het debat met de Kamer op 5 juni over de wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor 2013 (33 212) (Handelingen II 2011/12, nr. 91, behandeling Wet kinderopvang) heb ik aangegeven met de Brancheorganisatie Kinderopvang te overleggen over de cijfers die ten aanzien van de ontwikkelingen in de kinderopvang naar buiten zijn gegaan. Daarnaast heeft de heer Ulenbelt naar aanleiding van het bericht in het Algemeen Dagblad op 14 juni («Opvang te duur: jonge kinderen dolen op straat»), verzocht om informatie over sleutelkinderen.

In het reguliere overleg dat ik met de Brancheorganisatie heb, zijn de verschillen in cijfers besproken. De Brancheorganisatie heeft aangegeven dat de cijfers van SZW over het 1e kwartaal van 2012, gebaseerd op de uitvoeringsgegevens van de Belastingdienst, niet worden betwist. Het door SZW aangegeven volumeverlies van – 6% (aantal kinderen: – 3%; aantal uren per kind: – 3% als gevolg van urenkoppeling in 2012) valt binnen de bandbreedte van – 5% à – 10% die eerder door de Brancheorganisatie als indicatie van de verminderde vraag is gegeven. Daarbij bekijkt de Brancheorganisatie de ontwikkelingen vanuit een ander perspectief. De cijfers van de Belastingdienst vormen een weerslag van de feitelijke ontwikkelingen in het reeds voorbije eerste kwartaal, terwijl de Brancheorganisatie bij de verwerking van enquêteresultaten heeft gekeken naar de situatie op dat moment en de nog te verwachten vraaguitval.

Ten aanzien van de geluiden over een toename van sleutelkinderen wijs ik in de eerste plaats op de verantwoordelijkheid van ouders. Het beleid van het kabinet is er op gericht dat ouders in staat worden gesteld om arbeid en zorg te combineren door het bieden van betaalbare en toegankelijke kinderopvang. Ook na de bezuinigingen krijgen de laagste inkomens nog steeds meer dan 90% van de kosten van kinderopvang vergoed. Hoe ouders de combinatie arbeid en zorg vormgeven is een beslissing die deze ouders zelf moeten maken.

De geluiden dienen ook in perspectief te worden geplaatst. In 2011 lag het gebruik van buitenschoolse opvang onder 4–12 jarigen op 23%. Van de 1,5 mln. 4–12 jarigen maakten circa 1,2 mln. dus geen gebruik van de formele buitenschoolse opvang. Ouders maken ten aanzien van de opvang van deze kinderen een alternatieve keuze. Dat gebeurt vaak weloverwogen en zonder dat dit tot zorgen over de ontwikkeling van de kinderen hoeft te leiden.

Geluiden uit het veld duiden op een groter volumeverlies in achterstandswijken dan elders in het land. Tussen SZW en de Brancheorganisatie  is daarom afgesproken dat van beide kanten en in samenspraak met elkaar nader onderzoek volgt naar wat er specifiek in achterstandswijken gebeurt. Over de uitkomsten informeer ik de Kamer na de zomer.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Naar boven