33 201 (R 1977) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter aanscherping van de voorwaarden voor verkrijging en verlening van het Nederlanderschap

Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap te wijzigen ter aanscherping van de voorwaarden voor verkrijging en verlening van het Nederlanderschap;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt «Onze minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, tweede volzin wordt «zestien» gewijzigd in: twaalf. De zinsnede «vierde lid» wordt vervangen door: vijfde lid.

2. Onder vernummering van het derde tot en met negende lid tot het vierde tot en met tiende lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De meerderjarige vreemdeling als bedoeld in het eerste lid onder a en e tot en met h en de meerderjarige vreemdeling als bedoeld in het eerste lid onder i tot en met o die zijn hoofdverblijf heeft in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten kan het Nederlanderschap slechts verkrijgen indien hij beschikt over een bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen mate van kennis van de Nederlandse taal en – indien hij in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba hoofdverblijf heeft – de taal die op het eiland van hoofdverblijf naast het Nederlands gangbaar is. De kennis van de taal is in ieder geval voldoende om zelfstandig in de maatschappij en op de arbeidsmarkt te functioneren.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt de eerste zinsnede «dertien weken» vervangen door: zesentwintig weken.

4. In het negende lid (nieuw) wordt de zinsnede «artikel 11, achtste lid» vervangen door «artikel 11, negende lid» en wordt de zinsnede «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.

C

Artikel 6a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de vreemdeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder e» vervangen door: de vreemdeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, c, d, e, f, g en h.

2. Het tweede lid komt te luiden:

Het eerste lid is niet van toepassing op de vreemdeling die in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten erkend is als vluchteling.

3. In het derde lid wordt de zinsnede «artikel 6, derde lid» vervangen door: artikel 6, vierde lid.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De beslistermijn als bedoeld in artikel 6, zesde lid, wordt met vier weken verlengd, indien de autoriteit Onze Minister verzoekt om advies, bedoeld in het vierde lid.

D

Onder het vervallen van de 1 voor de tekst van het eerste lid vervalt artikel 7, tweede lid.

E

1. Artikel 8, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f. die duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt en voldoende gekwalificeerd is voor participatie op de arbeidsmarkt, volgens bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur te stellen regels.

2. Artikel 8, tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid, onder c, geldt niet met betrekking tot de verzoeker die tijdens zijn meerderjarigheid in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten is geadopteerd door ouders van wie in elk geval één het Nederlanderschap bezit, en hoofdverblijf in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten heeft.

3. Het derde, vierde en vijfde lid vervallen.

4. Het zesde lid wordt vernummerd tot het derde lid.

F

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c komt te vervallen.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op de vreemdeling die in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten erkend is als vluchteling.

3. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd die luidt: Beslissingen tot afwijzing van een bezwaar ingediend tegen een besluit tot naturalisatie worden eveneens door Onze Minster genomen.

G

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «aanhef en onder a, c en d» wordt vervangen door «aanhef en onder a, c, d en f».

2. De zinsnede «artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c,» vervalt.

H

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt achter «is» in het vijfde lid onder c door het woord «en ,» wordt een onderdeel d toegevoegd luidende:

  • d. indien hij duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt en voldoende gekwalificeerd is voor participatie op de arbeidsmarkt.

2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd die luidt: Aan een kind dat ten tijde van het verzoek de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt wordt het Nederlanderschap slechts verleend indien op hem geen van de afwijzingsgronden van artikel 9, aanhef en onder a, met inbegrip van het tweede lid van dat artikel, van toepassing is.

3. In het vierde lid wordt de derde volzin vervangen door: Aan een kind dat ten tijde van het verzoek de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, wordt het Nederlanderschap slechts verleend, indien hij daarmee uitdrukkelijk instemt en hij bereid is bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen. Aan een kind dat ten tijde van het verzoek de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt wordt het Nederlanderschap slechts verleend indien op hem geen van de afwijzingsgronden van artikel 9, aanhef en onder a, met inbegrip van het tweede lid van dat artikel, van toepassing is.

4. Het zesde lid komt te vervallen.

5. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het achtste en negende lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 6. Het minderjarige niet-Nederlandse kind van een vader of moeder die het Nederlanderschap door optie heeft verkregen of aan wie dat is verleend, deelt niet in deze verlening of verkrijging, indien het kind een andere nationaliteit bezit en niet het mogelijke heeft gedaan om die nationaliteit te verliezen, dan wel niet bereid is het mogelijke te zullen doen om, na totstandkoming van de medenaturalisatie of na bevestiging van de medeverkrijging die nationaliteit te verliezen, tenzij dit redelijkerwijs niet verlangd kan worden.

  • 7. Het zesde lid is niet van toepassing indien het kind in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten erkend is als vluchteling.

I

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel f wordt de zinsnede «de vreemdeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder e» vervangen door: de vreemdeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, c, d, e, f, g en h.

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en derde lid komt het tweede lid te vervallen.

J

In artikel 15A, onderdeel a vervalt de laatste volzin.

K

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel d komt te luiden:

  • d. indien zijn vader of moeder het Nederlanderschap verliest ingevolge artikel 15, eerste lid, onder b, c, d of f, of ingevolge artikel 15A;

2. In het tweede lid komen de onderdelen e, f en g te vervallen en wordt in de laatste volzin de zinsnede «onderdelen a, b, c en g» vervangen door: onderdelen a, b en c.

L

In artikel 16A vervalt de laatste volzin.

M

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid onder d wordt de zinsnede «het eerste lid van artikel 14, en artikel 15, eerste lid, onder d» vervangen door: het eerste en tweede lid van artikel 14, en artikel 15, eerste lid, onder d en f.

2. In het tweede lid wordt «Onze Ministers» vervangen door: de Gouverneurs.

N

In artikel 23, derde lid, wordt de zinsnede «6 achtste lid» vervangen door: 6, negende lid.

O

Artikel 28, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Artikel 6, vierde tot en met zevende lid is van overeenkomstige toepassing.

P

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «tijdvakken van hoofdverblijf» wordt vervangen door: tijdvakken van toelating en hoofdverblijf.

2. Het woord «Aruba» komt te vervallen.

ARTIKEL II

De in artikel I genoemde wijzigingen zijn niet van toepassing op verklaringen tot verkrijging van het Nederlanderschap en verzoeken om verlening van het Nederlanderschap ingediend voor de inwerkingtreding van het betreffende artikel of onderdeel van deze Rijkswet.

ARTIKEL III

De artikelen van deze Rijkswet treden in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan voor verschillende landen van het Koninkrijk verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven