33 182 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen)

L VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 juni 2018

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft kennisgenomen van de evaluatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de reactie van de regering hierop.2 Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de fracties van D66, PvdA, en ChristenUnie op 10 april 2018 nog enige vragen gesteld aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister heeft op 12 juni 2018 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 10 april 2018

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de reactie van de regering hierop.3 Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de fracties van D66, PvdA, en ChristenUnie nog enige vragen.

De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is onder meer gericht op het verbeteren van een adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers. In de praktijk heeft rond 90% van de pensioenfondsen een paritair bestuursmodel. De leden van de fractie van D66 vragen hoe de regering aankijkt tegen deze grote vertegenwoordiging van werkgevers in de ruime meerderheid van de besturen, gegeven het feit dat het pensioenrisico met name bij de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden ligt, nu werkgevers geen bijstortingsplicht hebben.

Deelt u de mening van de leden van deze fractie dat slapers bij uitstek risicodragers zijn en dus in het bestuur van het pensioenfonds vertegenwoordigd zouden moeten zijn?

Zou het in de ogen van de regering aanbeveling verdienen dat besturen een plaats inruimen voor een vertegenwoordiging van deeltijders, nu die andere belangen kunnen hebben dan voltijders, bijvoorbeeld waar het gaat om naar rato aftopping?

Van de fondsen die hebben gekozen voor een paritair model heeft slechts 15% onafhankelijke bestuursleden. Zouden niet alle paritaire fondsen onafhankelijke bestuursleden moeten hebben? Wat is de mening van de regering hierover?

In de brief staat dat er binnen de bestaande wettelijke kaders mogelijkheden zijn tot verbetering. Heeft de regering een termijn in gedachten voor de realisatie van deze verbeteringen? Mocht uit een volgende evaluatie blijken dat fondsen de verbetermogelijkheden onvoldoende hebben benut, is de regering dan bereid maatregelen te nemen om verbetering te bewerkstelligen?

De leden van de fractie van de PvdA zijn met de regering van oordeel dat de pensioenfondsgovernance de afgelopen jaren behoorlijk in beweging is gekomen. De leden van deze fractie constateren dat het paritaire model onverkort dominant is (dit wordt door circa 90% van de pensioenfondsen gehanteerd), maar zij hebben hier geen problemen mee, temeer daar steeds meer fondsen die het paritaire bestuursmodel hanteren dit combineren met het toevoegen van onafhankelijke leden aan het bestuur, inclusief de voorzitter.

Ondanks hun waardering hebben de leden van de PvdA-fractie wel zorgen over de uitblijvende verbetering van de diversiteit van de verschillende fondsorganen. Dit werd onlangs reeds door de Monitoringcommissie Code Pensioenfondsen geconstateerd4 en het evaluatieonderzoek bevestigt dit beeld.

Circa 40% van de pensioenfondsen heeft geen vrouw in het bestuur. Kan de regering aangeven welke fondsen dit betreft? Is onlangs specifiek van regeringswege met deze fondsen gesproken? Deelt u het oordeel van de leden van de PvdA-fractie dat een bestuur van een pensioenfonds dat louter uit mannen bestaat volstrekt onacceptabel is?

Circa 65% van de pensioenfondsen heeft geen bestuurder jonger dan 40 jaar. Kan de regering verduidelijken hoe deze fondsen de jongere deelnemers een stem geven?

Wat gaat de regering concreet doen om ten spoedigste tot een passende diversiteit van de verschillende fondsorganen te komen? Wordt de pensioenfondsen een harde deadline gesteld om tot het realiseren van voldoende diversiteit te komen, zoals dat door de regering nu mogelijk ook in het kader van de Wet bestuur en toezicht voor raden van bestuur en raden van commissarissen van ondernemingen ter hand wordt genomen, inclusief een wettelijk verankerd quotum? Zo nee, in hoeverre en op welk moment is de regering hier dan op aanspreekbaar?

De bevindingen laten zien dat de nodige winst is geboekt, maar dat er in termen van representatie en diversiteit nog veel te doen is. De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat strategische (korte en lange termijn) keuzes van pensioenfondsen, rond bijvoorbeeld kortingen, indexering, beleggingen en herstelplannen, intergenerationele gevolgen hebben. Juist in dit licht is het cruciaal dat pensioenfondsen actief jongeren werven om zitting in het bestuur te nemen. De evaluatie laat zien dat deze pogingen tot op heden weinig succesvol zijn. Dit betekent dat jongere generaties onvoldoende als stakeholders gerepresenteerd zijn. Dat is een slechte zaak. De regering erkent dit. De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken u om een bredere beschouwing op dit punt. Wat kan er praktisch gedaan worden – afgezien van de aangereikte handleiding – om meer uit de kast te halen om jongeren actief bij het bestuur van pensioenfondsen te betrekken? Zijn er wellicht in andere sectoren bruikbare modellen? Zijn er elders best practices waarvan geleerd kan worden? Is er zicht op de redenen waarom jongeren afhaken?

De leden van de commissie zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze bij voorkeur binnen vier weken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid A.H.G. Rinnooy Kan

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2018

8 maart jl. is de evaluatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen aan uw Kamer verzonden. Naar aanleiding hiervan hebben de fracties van D66, PvdA en ChristenUnie nog enkele vragen gesteld, die ik in deze brief beantwoord.

Samenstelling van pensioenfondsbesturen

De leden van de fractie van D66 vragen onder meer naar de samenstelling van het bestuur. Zo vragen zij hoe de regering aankijkt tegen de vertegenwoordiging van werkgevers in paritaire besturen, nu de werkgever geen bijstortingsverplichting heeft. Tevens vragen zij of slapers niet ook als risicodrager in het pensioenfondsbestuur vertegenwoordigd zouden moeten zijn. Hetzelfde vragen zij voor deeltijders. Ook vragen zij of niet elk bestuur onafhankelijke bestuursleden zou moeten hebben.

Omdat pensioen een arbeidsvoorwaarde is, zijn belanghebbenden vertegenwoordigd in het pensioenfonds. Dit is ofwel in het bestuur en het verantwoordingsorgaan, ofwel in het belanghebbendenorgaan. Aangezien afspraken over arbeidsvoorwaarden en pensioenen tussen werkgevers en werknemers worden gemaakt, zijn werkgevers net als werknemers vertegenwoordigd in het pensioenfonds. Na de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, zijn pensioengerechtigden eveneens vertegenwoordigd in het pensioenfonds. Ook kunnen pensioenfondsen er voor kiezen gewezen deelnemers (slapers) toe te voegen aan het pensioenfondsbestuur en/of het verantwoordingsorgaan of het belanghebbendenorgaan. Ik acht het niet nodig, noch verstandig om de vertegenwoordiging van slapers wettelijk te verplichten. Elk bestuurslid weegt de belangen van alle risicodragers evenwichtig af. Het is niet de bedoeling dat bestuurders specifieke belangen behartigen in plaats van alle belangen meewegen. Hieronder vallen ook de belangen van de gewezen deelnemers. Er zijn geen signalen dat slapers zichzelf onvoldoende vertegenwoordigd voelen. Het is aan bestuursleden om in de evenwichtige besluitvorming ook rekening te houden met de belangen van alle actieve deelnemers, of zij nu een voltijds of deeltijdsdienstverband hebben. Daarbij geldt bovendien dat de Pensioenwet voor deeltijders en voltijders (naar rato) gelijke behandeling voorschrijft.

Naast de mogelijkheid om slapers op te nemen in het bestuur, heeft een pensioenfonds met een paritair model de mogelijkheid om maximaal twee onafhankelijke leden toe te voegen aan het bestuur. Uit de evaluatie blijkt dat het toevoegen van onafhankelijke bestuursleden door de leden van pensioenfondsorganen positief wordt beoordeeld. Pensioenfondsen kiezen bijvoorbeeld voor een onafhankelijk voorzitter of nemen onafhankelijke bestuurders op om te voorzien in bepaalde expertises. Ik vind het goed dat de wet deze mogelijkheid biedt. Een onafhankelijke bestuurder zal echter niet in alle gevallen van toegevoegde waarde zijn, bijvoorbeeld als voldoende kennis bij de paritaire bestuurders aanwezig is. Voor kleine besturen kan een extra bestuurslid bovendien een significante en kostbare uitbreiding van het bestuur betekenen.

De leden van de fractie van D66 vragen tot slot naar de verbetermogelijkheden die bij de evaluatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen zijn gesignaleerd, te weten het functioneren van het verantwoordingsorgaan, de vertegenwoordiging van pensioengerechtigden in de pensioenfondsbesturen en de diversiteit binnen pensioenfondsen. Zij vragen of de regering een termijn in gedachten heeft voor de realisatie van deze verbeteringen en of de regering bij uitblijven daarvan bereid is maatregelen te treffen. Ik heb er vertrouwen in dat pensioenfondsen op deze verbeterpunten slagen zullen maken. De sector heeft hiertoe reeds verschillende maatregelen aangekondigd. Ik verwijs hiervoor naar de Verzamelbrief pensioenonderwerpen5 die onlangs aan de Tweede Kamer is gestuurd. Ik heb er vertrouwen in dat pensioenfondsen hiermee de uitdagingen waar zij voor komen te staan, aankunnen. Een evaluatie van de verbeteringen moet ook in het licht van de ontwikkelingen worden bezien. Het lijkt mij daarom niet zinvol nu al een evaluatietermijn af te spreken, laat staan te spreken over vervolgmaatregelen.

Diversiteit binnen pensioenfondsen

De leden van de fracties van de PvdA en ChristenUnie vragen naar de diversiteit binnen pensioenfondsen. Ik ben het met de leden van deze fracties eens dat het onwenselijk is dat nog te veel pensioenfondsbesturen alleen uit mannen en/of oudere bestuurders bestaat. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe jongeren een stem krijgen, als zij niet vertegenwoordigd zijn in het bestuur. Hierbij geldt dat bestuurders, net als voor slapers en deeltijders, de belangen van alle betrokkenen moeten meewegen. Hierbij moeten ook de belangen van jongeren worden betrokken. Oudere bestuurders dienen de belangen van jongeren mee te wegen, maar ook jongere bestuurders de belangen van ouderen. Voor mij is diversiteit binnen organisaties dan ook niet alleen een kwestie van representativiteit. Ik vind diversiteit binnen pensioenfondsbesturen vooral van groot belang omdat dit een positief effect heeft op het afwegings- en besluitvormingsproces.

De fracties van PvdA en ChristenUnie vragen beide wat er concreet gedaan zal worden om het aandeel vrouwen en jongeren in de pensioenfondsorganen te vergroten. De leden van de ChristenUnie vragen of er wellicht van andere sectoren geleerd kan worden en of er zicht is waarom jongeren afhaken. De leden van de PvdA-fractie vragen of de pensioensector een harde deadline gesteld wordt en zo nee, in hoeverre en op welk moment de regering aanspreekbaar is op de diversiteit binnen pensioenfondsen. Zij vragen tevens of de regering kan aangeven welke pensioenfondsen geen vrouw in het bestuur hebben en of de regering deze fondsen zal aanspreken.

De genoemde Verzamelbrief pensioenonderwerpen bevat een nadere probleemanalyse alsmede een pakket aan stimuleringsmaatregelen om de diversiteit binnen pensioenfondsen te vergroten. Het pakket aan maatregelen is mede geïnspireerd op maatregelen die hebben gewerkt bij andere sectoren. Zo zullen vacatures breder uitgezet worden. Dit heeft onder meer bij woningcorporaties tot meer diversiteit binnen de besturen gezorgd. Ook gaat de Pensioenfederatie het gesprek aan met pensioenfondsen over de diversiteitsdoelstellingen en het achterblijven bij de normen die de sector zichzelf heeft gesteld. Daarnaast wordt bezien hoe een podium kan worden geboden voor pensioenfondsen die wel een divers samengesteld bestuur hebben, zodat zij andere pensioenfondsen kunnen inspireren en hulp kunnen bieden bij het halen van de diversiteitsdoelstellingen.

Ik vind het goed en wenselijk dat deze stimuleringsmaatregelen binnen de sector worden opgepakt en zo op groot draagvlak en resultaat kunnen rekenen. De bemensing van de bestuurszetels is tenslotte niet de verantwoordelijkheid van de regering, maar van pensioenfondsen en partijen die bestuursleden voordragen, zoals de werknemersverenigingen, de werkgevers(verenigingen) en de verenigingen van pensioengerechtigden. Vanuit deze verantwoordelijkheid zal de Monitoringscommissie Code Pensioenfondsen de voortgang van deze sectorale maatregelen monitoren. De Monitoringscommissie ziet jaarlijks toe op de naleving van de Code Pensioenfondsen en spreekt pensioenfondsen aan op het achterblijven bij de diversiteitsnormen en rapporteert de sector hierover. De commissie zal tevens in aanvulling hierop jaarlijks de invulling van vacatures door jongeren en vrouwen monitoren. De pensioensector is zich er van bewust dat permanente aandacht en inzet nodig is om te zorgen voor geschikte besturen binnen pensioenfondsen, die een afspiegeling zijn van de onderneming, bedrijfstak of beroepsgroep en die divers zijn samengesteld.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Ester (CU) (vicevoorzitter), De Grave (VVD), Postema (PvdA),Sent (PvdA), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Lokin-Sassen (CDA), Don (SP), Van Hattem (PVV), N.J.J. van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Lintmeijer (GL), Meijer (SP), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Rinnooy Kan (D66) (voorzitter), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vac. (PvdA), A.J.M. van Kesteren (PVV)

X Noot
2

Brief van 8 maart 2018 (Kamerstukken I 207/18, 33 182, K en bijlage).

X Noot
3

Brief van 8 maart 2018 (Kamerstukken I 207/18, 33 182, K en bijlage).

X Noot
5

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 159315.03.

Naar boven