33 182 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen)

J VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 februari 2017

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft kennisgenomen van de Verzamelbrief pensioenonderwerpen van 3 juni 2016.2 Onderdeel 5.5 van deze brief betreft een toezegging aan de Eerste Kamer over de communicatie van pensioenfondsen over de mate waarin zij in Nederland beleggen.3

Naar aanleiding hiervan heeft zij de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 27 september 2016 een brief gestuurd.

De Staatssecretaris heeft op 20 februari 2017 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 27 september 2016

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft kennisgenomen van de Verzamelbrief pensioenonderwerpen van 3 juni 2016.4 Onderdeel 5.5 van deze brief betreft een toezegging aan de Eerste Kamer over de communicatie van pensioenfondsen over de mate waarin zij in Nederland beleggen.5

De leden van de fracties van D66 en ChristenUnie zijn echter van mening dat hiermee niet voldaan is aan de toezegging om, in samenspraak met de Pensioenfederatie, te bewerkstellingen dat pensioenfondsen in hun jaarverslag verduidelijken welk deel van hun vermogen in Nederland is belegd. Eerder constateerden de leden van de fractie van de ChristenUnie al dat de toezegging naar aanleiding van het tijdens de behandeling van de Verzamelwet pensioenen 2014 aangenomen amendement-Lodders6 in een ander daglicht is komen te staan, maar dat dit niet betekent dat er geen andere wegen zijn om uitvoering te geven aan de toezegging.7 In reactie hierop liet u weten in gesprek te zullen gaan met de Pensioenfederatie – en zo mogelijk met individuele pensioenfondsen – om het belang van transparantie over de mate waarin pensioenfondsen in Nederland beleggen, te benadrukken.8

Dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden, zo blijkt uit de brieven van 13 maart 2015 en 24 mei 20169. Met de laatste brief wordt tevens aangekondigd dat de toezegging afgehandeld zal worden met de Verzamelbrief pensioenonderwerpen. De leden van de fracties van D66 en ChristenUnie constateren echter dat deze verzamelbrief ten opzichte van de eerder genoemde brieven geen nieuwe informatie bevat. Zij wijzen er tevens op dat uit de jaarverslagen van pensioenfondsen blijkt dat de aandacht die zij aan dit onderwerp besteden, sterk uiteen loopt. De leden van beide fracties verzoeken u dan ook alsnog te bezien hoe u gehoor kunt geven aan het verzoek van de Kamer om meer transparantie op dit punt.

De leden van de commissie zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze bij voorkeur binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rinnooy Kan

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2017

Middels deze brief wil ik reageren op uw brief van 27 september 2016 betreffende transparantie in jaarverslagen van pensioenfondsen over hun investeringen in Nederland.

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen in uw Kamer heb ik naar aanleiding van een vraag van senator Ester (ChristenUnie) toegezegd om, in samenspraak met de Pensioenfederatie, te bewerkstelligen dat pensioenfondsen in hun jaarverslag verduidelijken welk deel van hun vermogen in Nederland belegd is.10

Het gesprek met de Pensioenfederatie hierover, waar ik in mijn brief van 3 juni 2016 naar verwees, sluit aan op een langer lopende dialoog over beleggen in Nederland met de pensioensector. Zeker vanwege opvattingen hierover van de eigen deelnemers en wegens geluiden uit de maatschappij, maar ook als gevolg van die langlopende dialoog met de pensioensector, is het onderwerp rond investeren in Nederland belangrijker geworden voor besturen van pensioenfondsen. Het kabinet heeft eind 2013 samen met partijen uit de pensioensector een intentieverklaring opgesteld om te komen tot meer investeringen in Nederland. Daarna is in 2014 de Nederlandse Investeringsinstelling opgericht die een verbindende rol speelt tussen vraag en aanbod van lange termijn investeringen in Nederland. Op die manier wordt er vanuit het kabinet (mee)gewerkt aan het bewustzijn van pensioenfondsen en hun besturen om tegemoet te komen aan maatschappelijke zorgen die er zijn rond achterblijvende investeren in Nederland. Er is een stimulerende omgeving ontstaan die er aan bijdraagt dat de pensioensector meer investeert in Nederland en daarover wil rapporteren.

Dat blijkt ook, want ondertussen wordt er door pensioenfondsen gerapporteerd over hun investeringen in Nederland; daar zijn diverse voorbeelden van:

  • Pensioenfonds Metaal en Techniek belegt in Nederland in vastgoed, vooral woningen, energie- en infrastructuurprojecten, MKB-investeringen, hypotheken en bedrijfsleningen. Het laatste onder andere via het Bedrijfsleningen Fonds van genoemde Nederlandse Investeringsinstelling.

  • Het pensioenfonds voor de bouw belegt wereldwijd in verschillende beleggingscategorieën. Beleggingen in Nederlands vastgoed bedroegen eind 2015 4,7 miljard euro; een toename van 400 miljoen euro in een jaar. Naast vastgoed is er ook voor 1,5 miljard euro belegd in Nederlandse obligaties, waaronder bedrijfs- en staatsobligaties vallen. Binnen aandelen is voor 200 miljoen euro belegd in Nederland.

  • Het pensioenfonds van de Metalektro (PME) heeft een belangrijk gedeelte van zijn vermogen geïnvesteerd in Nederland. Eind 2015 was € 6,5 miljard belegd in Nederland. Ten opzichte van de positie van Nederland in de wereldeconomie is PME duidelijk oververtegenwoordigd in beleggingen in Nederland. De beleggingen in Nederland bestaan hoofdzakelijk uit staatsleningen, bedrijfsobligaties, aandelen en vastgoed.

  • ABP, pensioenfonds voor overheid en onderwijs belegt via verschillende beleggingscategorieën in de Nederlandse economie, zoals aandelen, vastrentende waarden en alternatieve beleggingen. In het jaarverslag geeft ABP aan dat beleggen in Nederland geen doel op zich is. Wanneer Nederlandse beleggingen voldoen aan de eisen van rendement, risico en verantwoord beleggen zal ABP geïnteresseerd zijn in een deelname.

  • Pensioenfonds zorg en welzijn wil meer in Nederland beleggen om zo een positieve bijdrage te leveren aan de Nederlandse economie en lokale maatschappelijke vraagstukken. Aan deze beleggingen zijn condities verbonden. Zo moet er sprake zijn van een herkenbaar vraagstuk dat op dit moment niet of onvoldoende wordt opgelost op de financiële markten. De beleggingen moeten bovendien voldoen aan de portefeuillenormen en rendementseisen, zoals die ook voor andere beleggingen gelden.

Te zien is dat de manier waarop wordt gerapporteerd, verschilt tussen fondsen. De achtergrond daarvan is dat verschillende pensioenfondsen duidelijk verschillende deelnemerpopulaties hebben en dat fondsen onderling dus heterogene collectieven vormen. Dit betekent dat fondsen verschillend beleggingsbeleid hebben. Dat reflecteert immers de samenstelling van het fonds. Verschillen in beleggingsbeleid werken op hun beurt door in de mate waarin beleggen in Nederland zowel relevant als passend is voor het fonds. Zo ontstaan er dus verschillen tussen fondsen voor wat betreft hun beleggingen in Nederland. Op zichzelf zijn die verschillen dus uitlegbaar en verbonden aan de groep fondsdeelnemers.

De Nederlandsche Bank heeft in 2013 vastgesteld dat op geaggregeerd niveau 14% van het totaal beheerde vermogen van pensioenfondsen in Nederland belegd was. Sindsdien zijn die investeringen van de pensioensector in Nederland verder geïntensiveerd. Ze zijn in de afgelopen drie jaar namelijk sneller gegroeid, dan het totaal beheerde vermogen van pensioenfondsen. De groei van investeringen in Nederland is het meest uitgesproken zichtbaar bij woninghypotheekleningen en de bouw van huurwoningen. Langs verschillende kanalen wordt pensioengeld aangewend in de bouwsector en voor Nederlandse woningbezitters.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Samenstelling: Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Ester (CU), (vicevoorzitter), De Grave (VVD), Hoekstra (CDA), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Kok (PVV), Kops (PVV), Dercksen (PVV), Don (SP), Bruijn (VVD), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Lintmeijer (GL), Meijer (SP), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Rinnooy Kan (D66), (voorzitter), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vacature (PvdA) en Köhler (SP).

X Noot
2

Kamerstukken I 2015/16, 32 043, F.

X Noot
3

Toezegging T01779 (Handelingen EK 2012/2013, nr. 35, item 16, blz. 64).

X Noot
4

Kamerstukken I 2015/16, 32 043, F.

X Noot
5

Toezegging T01779 (Handelingen EK 2012/2013, nr. 35, item 16, blz. 64).

X Noot
6

Kamerstukken II 2013/14, 33 863, nr. 21.

X Noot
7

Kamerstukken I, 2014/15, 33 863, B, p. 2–3.

X Noot
8

Kamerstukken I, 2014/15, 33 863, C, p. 4.

X Noot
9

Verslag schriftelijk overleg n.a.v. het halfjaarlijksrappel toezeggingen (Kamerstukken I 2014/15, 34 000 XV, F, p. 4–5; Kamerstukken I 2015/16, 34 300 XV, D, p. 4).

X Noot
10

Toezegging T01779, Handelingen EK 2012/2013, nr. 35, item 16, blz. 64

Naar boven