33 182 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen)

Nr. 51 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2013

Tijdens de derde termijn van de behandeling van het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen op 22 mei jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 85) is afgesproken dat uw kamer voorafgaand aan de stemmingen mijn reactie zou ontvangen op een drietal amendementen. Deze reactie treft u hierbij aan.

Amendement 43 van de leden Van Weyenberg en Lodders verkiezingen van de leden van de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad

Ik sta positief tegenover dit amendement dat regelt dat er directe verkiezingen moeten plaatsvinden indien ten minste 1% of ten minste 500 van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden hierom verzoeken. Ik laat het oordeel over dit amendement daarom aan uw kamer over.

Amendementen over adviesrechten van de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad

Zoals ik ook al in het debat heb aangekondigd kan ik akkoord gaan met een amendement dat adviesrecht aan de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad geeft voor een limitatieve lijst van onderwerpen.

Het betreft de volgende onderwerpen:

  • a) gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds;

  • b) de liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds;

  • c) het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm;

  • d) de samenvoeging van pensioenfondsen.

Omdat het hierbij gaat om fundamentele beslissingen die het voortbestaan van het pensioenfonds raken, kan ik akkoord gaan met het beroepsrecht van de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad voor zover het deze genoemde adviesrechten betreft.

Verder kan ik akkoord gaan met een adviesrecht van de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad in combinatie met een beroepsrecht, ten aanzien van het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst.

Voor zover het gaat om het adviesrecht kan ik akkoord gaan met de gebruikelijke procedurele waarborgen:

  • het advies wordt gevraagd op een zodanig tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het besluit;

  • bij het vragen van advies wordt een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit en de gevolgen die het besluit naar verwachting heeft voor de deelnemers en pensioengerechtigden;

  • het bestuur meldt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad wat er gebeurt met het advies en indien van toepassing, waarom het niet gevolgd wordt.

Ik zal daarom het oordeel aan uw kamer laten als het amendement in overeenstemming is met het voorgaande. Dat laatste geldt voor amendement 47 van de heer Omtzigt.

Een amendement dat verder gaat, bijvoorbeeld omdat het een adviesrecht geeft op meer onderwerpen, een beroepsrecht geeft op meer onderwerpen of een beroepsrecht introduceert voor een minderheid van de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad, ontraad ik echter. Dit betreft de amendementen 35 en 36.

Amendementen van het lid Omtzigt instemmingsrecht van de ondernemingsraad

Amendement 49

De heer Omtzigt maakt zich zorgen over de positie van de werknemers bij een beperkt aantal specifieke bedrijven en organisaties waar door de werkgever een nieuw pensioenfonds kan worden opgericht, zonder dat werknemers over deze oprichting een instemmingsrecht hebben. Dit zou er toe kunnen leiden dat de werkgever eenzijdig een fonds opricht met meer sobere voorwaarden, zonder enige vorm van zeggenschap voor werknemers. In het debat verwijst de heer Omtzigt naar een casus die nu speelt bij Shell. Het gaat in dit geval om een nieuw pensioenfonds voor nieuwe medewerkers van het bedrijf. Hierbij moet gesteld worden dat dit slechts kan bij een beperkt aantal werkgevers in Nederland, omdat veruit de meeste werknemers aangesloten zijn bij pensioenregelingen met een afdoende zeggenschapspositie van werknemers.

Het feit dat een pensioenregeling een collectief karakter heeft, dat door werkgevers en werknemers wordt gedragen, acht ik van belang. Ik wil niet dat dit collectieve karakter dat het Nederlandse stelsel groot heeft gemaakt, wordt ondergraven door een lacune in de wet. In welke mate er sprake is van een lacune kan ik op dit moment niet overzien. Ik laat het oordeel aan uw kamer ten aanzien van amendement 49, dat de ondernemingsraad een instemmingsrecht geeft met betrekking tot de vaststelling of intrekking van pensioenovereenkomsten die worden ondergebracht bij een pensioenfonds. Het gaat hierbij niet om instemmingsrecht ten aanzien van elke individuele pensioenovereenkomst, maar ten aanzien van de gemeenschappelijke elementen van de pensioenovereenkomsten van alle of een groep van de in de onderneming werkzame personen.

Tegelijkertijd ligt gezien de complexiteit van de problematiek een meer fundamentele benadering voor de hand. Dit vanwege de interactie met het arbeidsrecht, de reikwijdte van het instemmingsrecht van de ondernemingsraad en de mogelijke gedragseffecten. Ik ben voornemens op korte termijn in gesprek te gaan met de centrale ondernemingsraad van Shell. Daarnaast zal ik uitzoeken in welke mate een lacune in de wetgeving bestaat en of deze door het bovengenoemde amendement afdoende wordt opgelost. Dat kan tot gevolg hebben dat de bepaling over het instemmingsrecht met betrekking tot pensioenovereenkomsten die worden ondergebracht bij een pensioenfonds in een later stadium zal worden aangepast.

Amendement 48

Het amendement van de heer Omtzigt waarmee de ondernemingsraad instemmingsrecht wordt verleend ten aanzien van de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst met een verzekeraar, een premiepensioeninstelling of pensioeninstelling in een andere lidstaat ontraad ik. Met dit amendement verkrijgt de ondernemingsraad instemmingsrecht bij een verzekeringsovereenkomst tussen werkgever en verzekeraar, terwijl de ondernemingsraad geen partij is in deze overeenkomst. Dat acht ik niet wenselijk.

Afsluiting

Ik hoop dat ik u met deze brief voldoende heb geïnformeerd over mijn reactie op de resterende amendementen. Deze benadering maakt het mogelijk de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel door uw kamer nu af te ronden.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven