33 182 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen)

Nr. 38 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 22

Ontvangen 22 mei 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:

A

Artikel 23, vierde lid, vervalt.

II

Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVa

In artikel 27, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de ondernemingsraden wordt «een pensioenverzekering,» vervangen door: een pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, met uitzondering van de in artikel 2, tweede lid, van die wet bedoelde gelijkgestelde rechtsbetrekkingen, een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van die wet, met inbegrip van uitvoeringsovereenkomsten met pensioeninstellingen en verzekeraars als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder b onderscheidenlijk c van die wet, een werknemerspremie als bedoeld in artikel 1 van die wet,.

Toelichting

Dit amendement heeft tot doel om de medezeggenschap van de ondernemingsraad bij verzekerde regelingen en premiepensioeninstellingen te waarborgen en een medezeggenschapstekort van de ondernemingsraad ten aanzien van de uitvoeringsovereenkomst te voorkomen. Het amendement verduidelijkt dat de ondernemingsraad zowel instemmingsrecht heeft ten aanzien van de pensioenovereenkomst als de uitvoeringsovereenkomst, alsmede ten aanzien van een werknemerspremie. Daarnaast wordt het medezeggenschapstekort van de ondernemingsraad bij de totstandkoming van pensioenovereenkomsten die worden uitgevoerd door ondernemingspensioenfondsen aangepakt. Daar is nu geen instemmingsrecht bij de totstandkoming van de pensioenafspraken tussen een werkgever en een werknemer.

In verband hiermee brengt het amendement de tekst van de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR) in lijn met de Pensioenwet door de in artikel 1 van die wet gedefinieerde begrippen «pensioenovereenkomst», «uitvoeringsovereenkomst» en «werknemerspremie» uitdrukkelijk te brengen onder dit artikel. In verband met de bovengenoemde wijzigingen worden de verwijzingen naar o.a. de premiepensioeninstelling in artikel 23, vierde lid, Pensioenwet overbodig doordat die medezeggenschapsregel uitdrukkelijk is geïntegreerd in de WOR.

De basisgedachte van de WOR is medezeggenschap bij de arbeidsvoorwaarde pensioen. Het instemmingsrecht ten aanzien van de pensioenovereenkomst – hetgeen tussen een werkgever en een werknemer is overeengekomen betreffende pensioen – lijkt evident. Zonder invloed op de totstandkoming, wijziging of beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst heeft de ondernemingsraad geen volle medezeggenschap over de arbeidsvoorwaarde pensioen en ontstaat een medezeggenschapstekort. De keuze voor de pensioenuitvoerder, het (verzekerings)product en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsovereenkomst is namelijk eveneens direct of indirect van invloed op de hoogte van de arbeidsvoorwaarde pensioen voor deelnemers, slapers en pensioengerechtigden. In de uitvoeringsovereenkomst staan bijvoorbeeld financieringsafspraken die de hoogte van de indexatie bepalen, beleggingsbepalingen, exit-bepalingen en bepalingen over waardeoverdracht. Een wijziging in de financieringssystematiek van de indexatie of de premiestelling in de uitvoeringsovereenkomst beïnvloedt de financiële uitkomst van de pensioenen zonder dat de pensioenovereenkomst (direct) wordt gewijzigd. Bij beschikbare premieregelingen bevat de pensioenovereenkomst (slechts) de hoogte van de beschikbare premie, de uitvoering(sovereenkomst) is bepalend voor bijvoorbeeld de fondsen waarin wordt belegd (goedkopere indexfondsen of duurdere actief gemanagede fondsen), de life-cyclesystematiek, de eventuele mogelijkheid tot opting-out en de wijze waarop wordt omgegaan met zogenaamde «sterftewinst» (of deze ten goede komt aan de werkgever, de deelnemers of de pensioenuitvoerder). Een overstap van de werkgever naar een andere verzekeraar betekent dat de gevolgen van exit-bepalingen bij die verzekeraar relevant worden alsmede besluiten tot collectieve waardeoverdracht van pensioen (en tarieven). Het zijn allemaal besluiten over de uitvoering die de hoogte van de pensioenaanspraken en -rechten van aanspraakgerechtigden beïnvloeden. Dat legitimeert inspraak en medezeggenschap van de ondernemingsraad. Het op grond van de principes voor goed pensioenfondsbestuur bestaande adviesrecht van de ondernemingsraad bij (verlenging van) de uitvoeringsovereenkomst (principe D9) is geen realistisch alternatief, want geen effectief medezeggenschapsinstrument. Het is geen adviesrecht in de zin van de WOR, zodat er geen beroep openstaat bij de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam conform artikel 26 WOR. Het is zelfs twijfelachtig of de ondernemingsraad procesbevoegdheid heeft om nakoming van het adviesrecht af te dwingen.

Ook bezien vanuit de medezeggenschapssystematiek bij pensioenfondsen oogt het merkwaardig dat een ondernemingsraad geen medezeggenschapsrecht heeft ten aanzien van de uitvoeringsovereenkomst. Bij pensioenfondsen heeft de deelnemersraad een wettelijk adviesrecht inzake voorgenomen besluiten van het pensioenfonds over zowel het pensioenreglement als de uitvoeringsovereenkomst (artikel 111 Pensioenwet) met daaraan gekoppeld het beroep bij de Ondernemingskamer (artikel 217 Pensioenwet), terwijl in pensioenfondsen doorgaans (vertegenwoordigers van) sociale partners deel uitmaken van het pensioenfondsbestuur. Dat er bij verzekerde regelingen geen plaats is voor (serieuze) medezeggenschap over de uitvoeringsovereenkomst lijkt in strijd met de bedoeling van de WOR.

Om bovenstaande redenen is het van belang dat de WOR duidelijk bepaalt dat de ondernemingsraad bij verzekerde regelingen en premiepensioeninstellingen instemmingsrecht heeft over zowel de pensioenovereenkomst als de uitvoeringsovereenkomst.

Daarnaast is van belang dat werknemerspremie uitdrukkelijk onder het instemmingsrecht op basis van de WOR wordt gebracht, aangezien dat besluit eveneens betrekking heeft op de arbeidsvoorwaarde pensioen en de financiële bijdrage van werknemers daaraan.

Hiertoe worden via onderdeel II van het amendement de begrippen «pensioenovereenkomst», «uitvoeringsovereenkomst» en «werknemerspremie» voortaan uitdrukkelijk in plaats van de zinsnede «regeling met betrekking tot een pensioenverzekering» in artikel 27, eerste lid, onder a, van de WOR, genoemd, zodat de wet duidelijk aangeeft dat beslissingen omtrent deze overeenkomsten/premie aan het instemmingsrecht van de ondernemingsraad zijn onderworpen.

Daarbij is expliciet bepaald dat het instemmingsrecht niet van toepassing is op aan pensioenovereenkomsten gelijkgestelde rechtsbetrekkingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Pensioenwet. Bij verplichtgestelde bedrijfstakpensioenregelingen volgt de inhoud van de arbeidsvoorwaarde pensioen immers uit de wet. Een instemmingsrecht van de OR zou dan inhoudsloos zijn. Voor niet verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen geldt dat niet en heeft de ondernemingsraad instemmingsrecht. Bij ondernemingspensioenfondsen is het logisch om bij het maken van pensioenafspraken tussen werkgever en werknemer instemmingsrecht te verlenen. Zonder dat instemmingsrecht is er geen medezeggenschap bij de pensioenovereenkomst. De medezeggenschap bij het pensioenfonds betreft besluiten van het pensioenfonds.

Daarnaast is in de wettekst expliciet aangegeven dat uitvoeringsovereenkomsten met pensioeninstellingen en verzekeraars als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder b onderscheidenlijk c van die wet juist wel aan het instemmingsrecht van de ondernemingsraad zijn onderworpen, aangezien in de begripsomschrijving van «uitvoeringsovereenkomst» in artikel 1, eerste lid, van de Pensioen wordt aangegeven dat een dergelijke overeenkomst wordt gesloten met een pensioenuitvoerder, de betrokken instellingen niet onder de begripsomschrijving van «pensioenuitvoerder» van artikel 1 van de Pensioenwet zijn te rekenen, en het instemmingsrecht van de ondernemingsraad wel ook op dergelijke uitvoeringsovereenkomsten van toepassing behoort te zien. Dit voorkomt een nieuw medezeggenschapstekort doordat anders geen instemmingsrecht van de OR zou bestaan bij pensioeninstellingen uit een andere lidstaat of verzekeraars met een zetel buiten Nederland.

Het instemmingsrecht zal tevens van toepassing zijn op uitvoeringsovereenkomsten met «premiepensioeninstellingen». Aangezien dit rechtstreeks volgt uit de begripsomschrijvingen van «uitvoeringsovereenkomst en «pensioenuitvoerder» uit artikel 1 van de Pensioenwet, is hiervoor geen bijzondere voorziening in het amendement getroffen.

Onderdeel I van het amendement behelst het schrappen van artikel 23, vierde lid, van de Pensioenwet in verband met de aanpassingen in de WOR.

Omtzigt

Naar boven