33 149 Inspectie voor de Gezondheidzorg (IGZ)

Nr. 51 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2017

Op 29 juni 20161 heb ik u een tussenrapportage «Vaststellingsovereenkomsten in de zorg» de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) toegestuurd. De tussenrapportage zag op vaststellingsovereenkomsten met ongewenste geheimhoudingsbepalingen, die een belemmering vormen voor de openheid en transparantie in de zorg vormen.

Bijgaand treft u het vervolgrapport aan2. Uit dit rapport blijkt dat de IGZ in de periode tussen 1 juni 2016 en 1 april 2017 nog negen meldingen heeft ontvangen. Na onderzoek heeft de inspectie vastgesteld dat twee van de meldingen een vaststellingsovereenkomsten betreft die één of meer ongewenste afspraken bevatten. Daarmee komt het totale aantal meldingen op 55 en zijn er in totaal acht vaststellingsovereenkomsten met ongewenste afspraken.

Vervolgrapport IGZ: vaststellingovereenkomsten in de zorg

Het toezicht van de inspectie heeft tot doel de kwaliteit en veiligheid van de zorg te bewaken. Daarvoor is het essentieel dat veldpartijen in de zorg open en transparant zijn over mogelijke incidenten die zich in de zorgverlening hebben voorgedaan. Overeenkomsten waarin afspraken staan om over situaties of incidenten in de zorg te zwijgen, staan daar haaks op.

De inspectie spreekt van een ongewenste vaststellingsovereenkomst indien één of meer afspraken zijn opgenomen die een belemmering vormen voor openheid en transparantie in de zorg. Het gaat om afspraken die erop zien dat:

  • 1. een wettelijke meldplicht niet mag worden nageleefd;

  • 2. de patiënt niet mag spreken over het aan een schikking ten grondslag liggende incident met familieleden, vrienden of lotgenoten;

  • 3. partijen zich moeten onthouden van contacten met de media over het aan een schikking ten grondslag liggende incident;

  • 4. geen informatie mag worden verstrekt over het aan de schikking ten grondslag liggende incident aan de IGZ;

  • 5. de patiënt dient af te zien van het indienen van een tuchtklacht en/of het doen van aangifte.

De vervolgrapportage van de IGZ maakt inzichtelijk welke acties de inspectie heeft ondernomen naar aanleiding van de individuele meldingen. Zij ziet erop toe dat zorgaanbieders dergelijke afspraken niet meer zullen maken. Daarbij maakt de inspectie zo nodig gebruik van haar handhavinginstrumenten op grond van de Wet klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Wet toelating zorginstellingen (WTZi), waarbij zij de Governancecode 2017 als veldnorm gebruikt3.

Zo kan bijvoorbeeld in geval in een overeenkomst staat dat de wettelijke meldplicht niet mag worden nageleefd voor dit laatste feit een bestuurlijke boete worden opgelegd en is een dergelijke overeenkomst van rechtswege nietig. Ook kan als afgesproken is dat een zorgaanbieder geen medewerking zal verlenen aan het onderzoek naar een calamiteitenmelding een last onder dwangsom worden opgelegd om de instelling tot medewerking te dwingen. In het geval een ongewenste overeenkomst ertoe leidt dat er geen goede zorg wordt geleverd,kan de inspectie op grond van de Wkkgz de Minister van VWS adviseren om een aanwijzing te geven.

Governancecode Zorg 2017

De Governancecode 20174 die de IGZ, zoals hiervoor gezegd, als veldnorm gebruikt, laat geen ruimte voor vaststellingsovereenkomsten met een ongewenste inhoud. De gehele code is gebaseerd op de principes van een open cultuur, aanspreekbaarheid en verantwoordelijkheid. Meer specifiek zijn vaststellingsovereenkomsten met ongewenste inhoud in strijd met de principes «Goede zorg» en «Waarden en normen».

Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht om de code toe te passen en er een succes van te maken. Nu de code recent is ingevoerd is het nog moeilijk te beoordelen hoe hier in de praktijk uitvoering aan wordt gegeven. Wel merk ik op dat de code niet vrijblijvend is. De brancheorganisaties die de code hebben opgesteld, streven naar een cultuur waarbij men elkaar op fouten aanspreekt. Wanneer een Raad van Bestuur zich niet aan de code houdt dan grijpt de Raad van Toezicht in. Voorts kunnen geschillen met betrekking tot de code door belanghebbenden worden voorgelegd aan de Governancecommissie gezondheidszorg. Deze onderzoekt de aan haar voorgelegde schending en doet daarover uitspraak. Deze uitspraken worden vervolgens gepubliceerd op de website van het Scheidsgerecht gezondheidszorg.

Daarnaast zijn er ook andere handhavingsmechanismen. Zo hanteren zorgverzekeraars de implementatie van de code bijvoorbeeld als een inkoopvoorwaarde en brancheorganisaties hanteren de code als een vereiste om in aanmerking te kunnen komen voor een lidmaatschap. Ook kan de civiele rechter de governancecode betrekken bij de beoordeling of er al dan niet sprake is van wanbeleid. De rechter neemt daarbij doorgaans de uitspraken van de Governancecommissie Gezondheidzorg over.

Tot slot

De IGZ heeft bij mij aangegeven dat het bestaande handhavingsinstrumentarium met betrekking tot het toezicht op ongewenste vaststellingsovereenkomsten vooralsnog toereikend is. Ik zie vooralsnog dan ook geen aanleiding voor aanvullende wetgeving op dit punt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Kamerstuk 33 149, nr. 46

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Bron: «Voor bestuurders en toezichthouders in de zorg – Toezicht op goed bestuur» van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), 6 juli 2016.

Naar boven