33 135 Wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht

D NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING1

Vastgesteld 17 december 2012

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering om de vragen uiterlijk 14 januari 2012 te beantwoorden.

Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord van de regering. Deze leden hebben nog nadere vragen met betrekking tot een tweetal onderwerpen.

De leden van de CDA-fractie danken de regering voor haar reactie op de gestelde vragen. Naar aanleiding van de memorie van antwoord hebben deze leden nog enkele aanvullende vragen.

Toezegging participatie belanghebbenden

De leden van de fractie van de PvdA staan positief tegenover de genoemde voorbeelden van vroegtijdige participatie. Is er een breder beeld van de omvang van deze positieve voorbeelden, maar ook van de situaties waarin dat niet gebeurde? Zijn er op basis daarvan lessen te trekken over het a structureel verankeren van die vroegtijdige participatie? Wat zijn de instrumenten van de overheid om in te grijpen als de vroegtijdige participatie niet plaatsvindt?

Natuur en milieu

De leden van de PvdA-fractie bedanken de regering voor de schets van situaties waarin ondanks het niet verplicht zijn van een advies van de Commissie voor de m.e.r., er toch om is gevraagd. Kan de regering ook aangeven wanneer een gemeente wel of niet voor een advies van de Commissie voor de m.e.r. kiest en op grond van welke criteria? Indien dit inzicht er niet is, op welke wijze is de regering van plan dat te verkrijgen? Indien het inzicht er wel is, op welke wijze kan dit dan in de procedure worden verankerd?

Rechtsbescherming

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van antwoord nog eens over de verruimde mogelijkheden voor de rechter om gebreken in een besluit te passeren en over het relativiteitsvereiste.

Concluderen deze leden naar het oordeel van de regering terecht dat er situaties kunnen zijn waarin de burger niet meer tegen inhoudelijk onrechtmatig genomen besluiten bezwaar mag maken en zo ja, kan de regering aangeven wie, respectievelijk welke instanties die bevoegdheid dan nog wel houden dan wel krijgen? Kan de regering aangeven op welke wijze een onrechtmatig genomen besluit teniet kan worden gedaan en op welke wijze burgers beschermd worden tegen mogelijke (ook onbedoelde) willekeur, als zij niet langer daartegen bezwaar en/of beroep kunnen aantekenen?

Kan de regering aangeven of hiermee een ongeoorloofde inperking van de rechtsbescherming van de burger ontstaat en zo nee, waarom niet? Kan de regering aangeven of een bestemmingsplan, respectievelijk een omgevingsplan, respectievelijk een ontwikkelingsplan, respectievelijk een gebiedsontwikkelingsplan wel of niet een «besluit met het oog op rechtsbescherming» is, waartegen burgers bezwaar en/of beroep kunnen aantekenen?

Onderzoeksgegevens en technische ontwikkelingen

Het wetsvoorstel regelt de houdbaarheid van onderzoeksgegevens enerzijds en geeft anderzijds mogelijkheid tot het stellen van aanvullende eisen bij nieuwe mogelijke technieken. De leden van de CDA-fractie hebben in het voorlopig verslag gevraagd of de voorstellen voldoende rechtszekerheid en waarborgen bieden tegen willekeur. Het antwoord van de regering stelt deze leden nog niet gerust.

Deze leden constateren dat de houdbaarheid van onderzoeksgegevens wordt bepaald op twee jaar. De regering antwoordt dat de bescherming tegen willekeur is geborgd «in de besluitvormingsprocedure met de mogelijkheden van een zienswijze, bezwaar of beroep, het verbod op détournement de pouvoir (artikel 3:3 van de Awb), het evenredigheidsbeginsel in de belangenafweging (artikel 3:4 van de Awb) en in de motiveringsplicht voor het besluitvormende bestuursorgaan (artikel 3:46 van de Awb)»2. Tegelijkertijd kan «voor zover nodig» en als er nieuwe inzichten komen met betrekking tot technologische mogelijkheden en inzichten de grondslag worden verlaten.

Is het juist dat de grondslag voor de vergunning kan worden verlaten als het milieu verder moet of kán worden beschermd? Is de regering het met de leden van de CDA-fractie eens dat elke dag nieuwe inzichten hierover kunnen ontstaan naar aanleiding van wetenschappelijk onderzoek dat nationaal en internationaal gedaan wordt? Kan de regering aangeven hoe daarmee rechtszekerheid wordt geboden alsook bescherming tegen willekeur in het geval van resultaten van nieuwe onderzoeken, te veel werk van («overgevoelige») milieuambtenaren, respectievelijk druk uit milieubewegingen? Kan de regering aangeven via welke criteria en procedures er op ambtelijk niveau in deze een zorgvuldige afweging gemaakt wordt tussen enerzijds het milieu en anderzijds de belangen en kosten voor het bedrijfsleven, c.q. de burgers?

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, Reynaers

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Noten (PvdA), Putters (PvdA), Essers (CDA), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), (vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Schaap (VVD), Smaling (SP), Vliegenthart (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaff (PVV), Reynaers (PVV), (voorzitter), Ester (CU), Schouwenaar (VVD) en Van Beek (PVV).

X Noot
2

Kamerstukken I 2012/13, 33 135, C, p. 8.

Naar boven