33 134 (R1972) Regels omtrent de verkrijging en het verlies van de nationaliteit van zeeschepen (Rijkswet nationaliteit zeeschepen)

Nr. 10 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen3 februari 2016

Met belangstelling heeft de Koninkrijksregering kennisgenomen van de bevindingen van de Staten van Aruba met betrekking tot het voorstel van rijkswet houdende regels omtrent de verkrijging en het verlies van de nationaliteit van zeeschepen (Rijkswet nationaliteit zeeschepen; hierna: de Rijkswet) en zij dankt de Staten voor haar reactie.

Op de vraag van de Staten van Aruba graag te vernemen wat de stand van zaken is met betrekking tot het voorstel van Rijkswet, kan door de Koninkrijksregering het volgende worden opgemerkt.

De Rijkswet is sinds 30 december 2011 aanhangig bij de Tweede Kamer. Na beantwoording van de vragen in het verslag van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, heeft deze vaste commissie op 30 mei 2013 een nader verslag uitgebracht. In dit nader verslag worden onder meer vragen gesteld over de doorhalingsgronden opgenomen in artikel 13 van de Rijkswet alsmede over de uitwerking van het toezichtstraject.

De Koninkrijksregering acht het van belang dat de vragen van de commissie adequaat en zo duidelijk mogelijk beantwoord worden. In dat kader wordt benadrukt dat de Rijkswet ingewikkelde materie betreft, onder meer gelet op het feit dat verschillende landsregelgeving wordt samengevoegd tot één Rijkswet, de privaatrechtelijke teboekstelling en publiekrechtelijke registratie worden ontkoppeld om bareboat-out mogelijk te maken en het bestuursrechtelijke instrumentarium wordt uitgebreid en gemoderniseerd.

De beantwoording van de vragen van de commissie vergt daarnaast afstemming tussen de vier landen van het Koninkrijk en met verschillende ministeries in Nederland. Tevens geniet het de voorkeur van de Koninkrijksregering om de verschillende sectorpartijen te consulteren. Als resultaat van de vragen van de commissie, de afstemming van de beantwoording daarvan en de consultatie van de sectorpartijen, wordt thans een tweede nota van wijziging voorbereid.

Na afronding van de nota naar aanleiding van het nader verslag en de tweede nota van wijziging, zullen beide aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven