33 129 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen)

J VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 februari 2013

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin1 discussieert al geruime tijd met de minister voor Wonen en Rijksdienst over de technische uitvoerbaarheid van een huurbelasting als alternatief voor een huurverhoging op grond van inkomen zoals mogelijk gemaakt door de wetsvoorstellen 33 129 en 33 330.

De commissie dankt de minister voor zijn laatste brief van 16 januari 2013.2

Naar aanleiding van deze brief heeft de commissie de minister op 29 januari 2013 een nieuwe brief gestuurd.

De minister heeft op 5 februari 2013 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin, Fred Bergman

BRIEF AAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Den Haag, 29 januari 2013

Al geruime tijd discussieert de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin met u over de technische uitvoerbaarheid van een huurbelasting als alternatief voor een huurverhoging op grond van inkomen zoals mogelijk gemaakt door de wetsvoorstellen 33 129 en 33 330. De commissie dankt u voor uw laatste brief van 16 januari 2013.3 Constaterend dat de inhoudelijke gedachtewisseling verder naar aanleiding van wetsvoorstellen kan plaatsvinden, wil de commissie één antwoord van de minister apart belichten en op één ander punt nader ingaan.

De minister schrijft: «Gegevens betreffende de betaalde rente op de eigenwoningschuld worden derhalve door voorgenoemde financiële instellingen middels renseignering aan de Belastingdienst verstrekt». Het is de commissie geworden dat deze informatie niet juist zou zijn.

Financiële instellingen zouden slechts saldi en debet/creditrente renseigneren. De commissie zou graag van de minister vernemen welk van beide geschetste situaties met de werkelijkheid overeenkomt en als dat de tweede is, welke consequenties de minister daar aan verbindt voor zijn redenering dat op de opgave van hypotheekrente wel en voor huren geen controle(mogelijkheid) is.

Voorts zou de commissie graag weten waarom de minister de verhuurder niet als derde aanmerkt en de informatie die door de verhuurder wordt verstrekt niet als objectiveerbaar gegeven beschouwt.

Gelet op de door u aangevoerde spoedeisendheid van de wetsvoorstellen 33 129 en 33 330 stelt de commissie een spoedige reactie op haar vragen op prijs.

J.W.M. Engels Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2013

Bij deze bied ik u mede namens de staatssecretaris van Financiën de antwoorden aan op de door de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin op 29 januari 2013 gestelde vragen.

De minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Antwoorden op de op 29 januari 2013 door de vaste commissie van de Eerste Kamer voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin gestelde vragen.

Bij brief van 29 januari 2013 heeft uw commissie nadere vragen gesteld over de aan uw commissie gerichte brief van 16 januari 2013 over een huurbelasting.4

Zoals ik uw commissie middels voornoemde brief heb geantwoord verstrekken financiële instellingen op grond van artikel 10.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 juncto artikel 22, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 middels renseignering gegevens aan de Belastingdienst. In het tweede lid, onderdeel b, onder 2, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 is bepaald dat met betrekking tot de eigenwoningschuld door onder andere financiële instellingen gegevens over de rente die in het kalenderjaar is betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend is geworden, worden verstrekt aan de inspecteur.

U stelt voorts de vraag waarom de verhuurder in voornoemde brief niet als derde wordt aangemerkt en de informatie die door de verhuurder wordt verstrekt niet als objectiveerbaar wordt beschouwd. Een verhuurder kan wat betreft de relatie tussen huurder en Belastingdienst aangemerkt worden als derde aan wie ook een renseigneringsplicht zou kunnen worden opgelegd. Daarmee is echter nog niet gezegd dat een verhuurder kan worden aangemerkt als een derde die naar de mening van het kabinet voldoende objectiveerbare gegevens kan verstrekken. Wanneer men de vergelijking trekt met een financiële instelling die als derde onder zijn renseigneringsplicht gegevens omtrent betaalde hypotheekrente moet verstrekken, acht het kabinet de gegevens van de financiële instellingen wel in voldoende mate objectiveerbaar. Immers financiële instellingen zijn onderworpen aan strikte wet- en regelgeving (bijvoorbeeld de Wet op het Financieel Toezicht) en staan onder toezicht van De Nederlandse Bank. Daarnaast zijn de notariële aktes waarin de hypotheken worden vastgelegd, in tegenstelling tot vormvrije huurovereenkomsten, aan te merken als authentiek gegeven. Naar de mening van het kabinet draagt dit bij aan de sterke mate van objectiveerbaarheid van gegevens over hypotheekrente die financiële instellingen onder hun renseigneringsplicht verstrekken. Tot slot wordt eraan gehecht op te merken dat het aantal financiële instellingen vele malen kleiner is dan het aantal verhuurders. Invoering van een renseigneringsplicht voor verhuurders zou leiden tot een toename van het aantal renseigneringsplichtigen met circa 40.000.


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kox (SP), Sylvester (PvdA) (vice-voorzitter), Engels (D66) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Vliegenthart (SP), De Vries (PvdA), De Vries-Leggedoor (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Th. de Graaf (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Barth (PvdA), Koole (PvdA), Van Dijk (PVV), Sörensen (PVV), Schouwenaar (VVD), Kok (PVV), Duivesteijn (PvdA)

X Noot
2

Kamerstukken I 2012/13, 33 129, I.

X Noot
3

Kamerstukken I 2012/13, 33 129, I.

X Noot
4

Kamerstukken I 2012/13, 33 129, I.

Naar boven