33 126 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve afwikkeling massaschade)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE1

Vastgesteld 4 juni 2013

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennis genomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). De ontstaansgeschiedenis van deze wet kan niet los worden gezien van de DES-zaak,2 ten behoeve waarvan de wet destijds is ingevoerd. Aan de hand van de daarin voorkomende casuïstiek bleek een grote behoefte aan een collectieve afwikkeling van schadevorderingen, die vervolgens aan de hand van de wet op efficiënte en effectieve wijze is uitgevoerd. Deze leden hebben nog een aantal vragen over het voorliggende wetsvoorstel.

Werklast rechterlijke macht

Volgens een recent artikel in The Economist3 staat Nederland in de Europese top waar het gaat om de afwikkeling van massaschades. Amsterdam en niet Londen, is «the favored venue» geworden voor wettelijk bindende class-action-style settlements, aldus het artikel. Deze steunbetuiging voor de WCAM stemt hoopvol, maar noopt ook tot bezinning, menen de leden van de D66-fractie. De toegang tot de WCAM-procedure is laagdrempelig. Die wordt in beginsel bepaald doordat er (ook) Nederlanders gedupeerden zijn – ongeacht het aantal – en de vertegenwoordigende stichting onder Nederlands recht is opgericht. De minister heeft bij behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer toegezegd deze ontwikkeling mede naar aanleiding van de Converium-zaak4 kritisch te volgen. Los van de vraag of Nederland door deze eenvoudige toegankelijkheid niet op weg is een claimparadijs te worden – op welke vraag de minister bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer al is ingegaan – rijst de vraag of met deze ontwikkeling voldoende rekening wordt gehouden met de werklast en werkdruk van het Hof en of zich dat vertaalt in een verhoudingsgewijs ruimere financiële armslag. Graag een reactie van de regering.

Betekenis artikel 3:305a lid 2 BW

Met de regering vinden de leden van de D66-fractie dat voorkomen moet worden dat zogenaamde claimstichtingen het collectief actierecht gebruiken voor eigen commerciële doelstellingen. Daarom wordt in dit wetsvoorstel in artikel 3:305a BW een tweede lid toegevoegd, inhoudende dat de belangen van de vertegenwoordigde personen voldoende gewaarborgd dienen te zijn.5 Deze leden wijzen erop dat in de verbindendverklaringsprocedure leidende tot de WCAM-vaststellingsovereenkomst, in deze controle al is voorzien (zie artikel 7:907 lid 3 onder e BW). Zonder voldoende waarborgen voor de belangen van de gedupeerden zal de rechter de verbindendverklaring niet uitspreken. De vraag aan de regering is welke betekenis deze toevoeging in artikel 3:305a BW heeft, nu daarin in de WCAM al is voorzien.

Het bij de Raad van State ingediende wetsvoorstel bevatte het criterium van «representativiteit» dat de regering er op advies van de Raad van State heeft uitgehaald. De leden van de D66-fractie vinden het maar de vraag of dat wel de juiste keuze was en of tegen deze achtergrond het criterium «voldoende waarborgen van de belangen van de personen ten behoeve van wie de rechtsvordering is ingesteld» niet te eng zal worden uitgelegd. Derhalve vragen zij aan de regering of zij het standpunt van deze leden deelt, dat het criterium in artikel 3:305a BW en 7:907 lid 3 onder e BW in elk geval zo ruim zal moeten worden uitgelegd, dat de stichting of vereniging in de kring van belanghebbenden een voldoende achterban (lees: representatief voor deze kring) heeft.

De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie, Broekers-Knol

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD) (voorzitter), Kneppers-Heijnert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vicevoorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Swagerman (VVD)

X Noot
2

Hoge Raad 9 oktober 1992, NJ 1994, 535.

X Noot
3

«Class-action suits are coming to Europe», The Economist 11 mei 2013, p. 62.

X Noot
4

Hof Amsterdam 12 november 2010, NJ 2010, 683.

X Noot
5

Aldus Kamerstukken II 2011/12, 33 126, nr. 3 en Kamerstukken II 2012/13, 33 126, nr. 7.

Naar boven