Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2024
Met genoegen biedt de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) u hierbij
zijn advies Rli-advies «Met recht balanceren: juridisering in de leefomgeving» aan.
Het advies is tevens angeboden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
de Minister voor Rechtsbescherming en de voorzitter van de Tweede Kamer.
De laatste jaren is er maatschappelijk én politiek debat over rechtszaken in de leefomgeving.
Meer dan eens wordt de vraag gesteld of de rechter niet teveel op de stoel van de
politiek gaat zitten. Debatten in de Tweede Kamer over juridisering versterken dit
perspectief. Ook de recente discussies in de Kamer over een toetsing aan de Grondwet,
zoals ook voorgesteld in Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet, hebben betrekking
op dit onderwerp.
Diverse rechtszaken over milieukwesties, zoals de klimaatzaak van Urgenda, zaken rond
stikstof, bestrijdingsmiddelen of Schiphol laten zien dat het bewaken van de rechtsstaat
te eenzijdig bij de rechter is komen te liggen. Terwijl óók regering en parlement
daar een belangrijke taak hebben. Die verantwoordelijkheid is door de wetgever en
door het bestuur in de voorbije jaren onvoldoende genomen.
Wij constateren dat het recht een prominente rol speelt in de leefomgeving, maar zien
dit niet als een probleem. In de leefomgeving botsen immers met regelmaat verschillende
belangen en om daar in onze democratische rechtsstaat zorgvuldig mee om te gaan hebben
wij wetten en regels waar mensen, bedrijven, belangenbehartigers en ook overheden
een beroep op kunnen doen.
Desondanks zien wij wel enkele problematische kanten bij de toepassing van het recht.
Zo ligt de bewaking en de doorwerking van het recht nu te eenzijdig bij de rechter.
Het bewaken van de rechtsstaat en het respecteren van de regels van het recht zijn
echter evenzeer een taak voor de wetgever (regering en parlement) en de uitvoerende
macht (de regering). Wij bepleiten dat er weer meer balans wordt gebracht in de rolverdeling
tussen wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.
In ons advies concluderen wij dat de kwaliteit van wetten en regels meer aandacht
moet krijgen aan de «voorkant» van het wetgevingsproces. Daartoe zou aan de Afdeling
advisering van de Raad van State een Adviseur-Generaal toegevoegd moeten worden. Ook
de politiek, dat wil zeggen de volksvertegenwoordiging in parlement, provinciale staten,
gemeenteraden en waterschapsbesturen, heeft een grote verantwoordelijkheid om aan
de voorkant bij wet- en regelgeving de juridische gevolgen mee te wegen.
Wij adviseren de nationale invulling van Europese en internationale wetten, regels
en verdragen niet te beperken tot de minimumeisen. Daardoor wordt de kans verkleind
dat burgers of belangenorganisaties vaak met succes naar de rechter stappen om te
eisen dat de overheid de Europese en/of internationale regels beter naleeft.
Tot slot zien wij dat juridisering kan leiden tot knelpunten in de rechtspraak, denk
aan rechtsonzekerheid als een uitspraak op zich laat wachten of vertraging in de energietransitie
als besluiten worden aangevochten. Tegen deze achtergrond vinden wij het van belang
dat er meer efficiëntie komt in de afhandeling van zaken. De rechterlijke capaciteit
zou volgens ons zo moeten worden ingericht dat rechters sneller tot een oordeel kunnen
komen. Uiteraard zonder dat dit de rechtsbescherming van burgers aantast.
De voorzitter, J.J. de Graeff
De algemeen secretaris, R. Hillebrand