Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2022
Op 28 juni jl. sprak ik met uw Kamer over de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Tijdens het debat heb ik van meerdere leden het verzoek gekregen om een gelakte passage
in een beslisnota over de Omgevingswet openbaar te maken. Het lid Janssen heeft een
motie2 ingediend waarin de regering wordt verzocht de ongelakte versie van de beslisnota
terstond aan de Eerste Kamer te zenden. Deze motie is vandaag, op 5 juli 2022, door
uw Kamer aangenomen.
In het debat van 28 juni jl. heb ik uw Kamer laten weten dat ik niet tegemoet kon
komen aan dit verzoek en dat ik uw Kamer hier nader over zou informeren.
Dit heb ik gedaan in mijn brief van 1 juli jl., die ik uw Kamer mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb gestuurd naar aanleiding van het
debat. Hierin heb ik – na bespreking van het voornemen hiertoe in de ministerraad
– een beroep gedaan op het belang van de staat als bedoeld in artikel 68 van de Grondwet,
meer specifiek de bescherming van het goede functioneren van het parlementaire proces.
In de aanloop naar de debatten over de inwerkingtreding van de Omgevingswet is met
Kamerleden van bijna alle partijen contact geweest. Over dit contact, dat vertrouwelijk
van aard is, wordt in sommige gevallen iets opgenomen in beslisnota’s, waaronder ook
in de beslisnota bij genoemde brief. In mijn brief van 1 juli jl. heb ik ook aangegeven
dat, indien uw Kamer tot een andere weging mocht komen van enerzijds de bescherming
van vertrouwelijke politieke contacten en anderzijds het belang van uw Kamer om inlichtingen
te ontvangen, ik bij een oproep daartoe van uw Kamer, genoodzaakt ben om in dit geval
over te gaan tot openbaarmaking. Tevens heb ik aangegeven dat het kabinet dan zal
bezien of er op dit principiële punt wijzigingen nodig zijn in de Beleidslijn actieve openbaarmaking nota’s 20223. Daarbij zal er naast de wensen van de Eerste Kamer hierover, tevens overleg zijn
met de Tweede Kamer.
Nu uw Kamer vandaag de motie van het lid Janssen heeft aangenomen, zie ik mij genoodzaakt
om in dit geval over te gaan tot openbaarmaking. In de bijlage bij deze brief treft
u de ongelakte versie van deze nota aan.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge