33 118 Omgevingsrecht

34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

BO1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2021

Op 17 december 2020 heb ik het ontwerp koninklijk besluit met de voorgestelde inwerkingtredingsdatum bij uw Kamer voorgehangen. Aan uw zijde zijn nadere vragen gerezen over de procedurele kant van deze voorhang. Ik deel met uw leden het breed gevoelde belang van verantwoorde invoering van de Omgevingswet. Ik vind het van belang dat uw Kamer hier de tijd voor neemt die zij nodig acht. Uw Kamer bepaalt haar eigen proces en de tijdsduur daarvan. In deze brief zal ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, toelichten dat de voorhangprocedure die ruimte ook biedt.

Wettelijk geregelde voorhangprocedure

De voorhangprocedure voor het inwerkingtredings-KB is geregeld in artikel 23.10, tweede lid, van de Omgevingswet. Hierin is het volgende vastgelegd: «De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het eerste lid wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.».

Minimumtermijn van vier weken

De passage dat de voordracht van een koninklijk besluit niet eerder wordt gedaan dan vier weken is gericht tot het kabinet. De passage brengt tot uitdrukking dat er sprake is van een minimale termijn van vier weken. Eerder mag het kabinet geen voordracht doen aan de Koning tot bekrachtiging van het koninklijk besluit.

Dit betreft een standaardformulering die is voorgeschreven in de aanwijzingen voor de regelgeving (Ar 2.36) en die wordt gehanteerd voor alle wetgeving waarvoor een voorhangprocedure geldt. Dit is bijvoorbeeld ook het geval voor de voorhangprocedure die in de Omgevingswet is opgenomen ten aanzien van de AMvB’s die op grond van de Omgevingswet worden vastgesteld. Zie daarvoor artikel 23.5, eerste lid, van de Omgevingswet.

Norm is gericht tot kabinet, geen beslistermijn voor parlement

De periode van vier weken geldt voor het kabinet en niet voor het parlement. Het biedt voor beide Kamers een gegarandeerde termijn om de procedure te kunnen bepalen. Het is dan ook geen fatale beslistermijn of behandeltermijn. Als in deze periode van vier weken de Kamer aangeeft het ontwerp-KB in behandeling te nemen, zal de verantwoordelijke bewindspersoon eerst het debat met de Kamer voeren voordat de voordracht aan de Koning kan worden gedaan. Zoals vastgelegd in de aanwijzingen voor de regelgeving (Ar. 2.38) dient overigens drie vierde deel van die termijn buiten het reces te vallen. Dat is ook bij dit inwerkingtredings-KB het geval. Gezien de datum van aanbieding en het Kerstreces loopt die termijn tot 2 februari. Uw Kamer heeft dus sowieso nog tijd om het te volgen proces te bepalen. Aanvullend kan ik aangeven dat ik u de beantwoording van de schriftelijke vragen – die u mij op 17 december 2020 heeft gesteld – nog deze week zal sturen. Die kunt u ook betrekken bij de bepaling van het proces.

Geen voordracht zolang debat niet is afgerond

In de aanbiedingsbrief bij het inwerkingtredings-KB is dit als volgt tot uitdrukking gebracht: «Zodra de Eerste of Tweede Kamer het ontwerp koninklijk besluit in behandeling neemt, zal het kabinet wachten met de voordracht van het koninklijk besluit aan de Koning tot deze behandeling is afgerond.» Dit is een toezegging dat het kabinet geen onomkeerbare stappen zal zetten voordat het parlementaire debat is afgerond. Dit sluit aan bij een gevestigde staatsrechtelijke praktijk, die ik hieronder zal toelichten en bevestigen.

Kamer bepaalt proces en tijdsduur

De voorhangprocedure biedt dus tijd en ruimte voor een zorgvuldige behandeling van het ontwerpbesluit. De Kamer bepaalt daarbij haar eigen proces en hoeveel tijd zij hiervoor neemt. Tijdens dat proces kunnen nadere schriftelijke en mondelinge overleggen worden gehouden en stukken worden gewisseld. Deze behandeling hoeft niet binnen vier weken te worden afgerond. Ik zie de voorhang van het ontwerp koninklijk besluit als de voortzetting van het gesprek dat ik met uw Kamer heb over de invoering van de Omgevingswet. Uw Kamer kiest hierbij het te volgen proces en bepaalt hoeveel tijd daarvoor nodig is.

In de gevestigde parlementaire praktijk wordt, wanneer daarbij de wettelijke voorhangtermijn wordt overschreden, de voorhangtermijn «gestuit» door de verantwoordelijke bewindspersoon te verzoeken geen onomkeerbare stappen te nemen tot het debat met de Kamer heeft plaatsgevonden. Ik wil u dan ook met deze brief nogmaals bevestigen dat ik die praktijk volg en geen onomkeerbare stappen zal zetten, dat wil zeggen, dat ik het KB niet ter bekrachtiging aan de Koning zal voorleggen totdat de behandeling is afgerond. Dit bevestig ik namens het kabinet als stelselverantwoordelijk Minister voor de Omgevingswet. Dit heeft betrekking op het gehele proces van dit inwerkingtredings-KB en geldt, conform de normale staatsrechtelijke gang van zaken, ook voor mijn ambtsopvolgers.

Deze voorhangprocedure maakt het voor beide Kamers mogelijk om hun eigen proces in te richten en doet recht aan de positie van beide Kamers en hun betrokkenheid bij de stelselherziening.2 Uw Kamer kan – als zij van oordeel is dat er meer tijd en nadere informatie nodig is – eventueel de behandeling opschorten en feitelijk op een later moment laten starten. Voor de duur van de behandeling geldt geen juridische eindtermijn. Uiteraard is het wel van belang dat de uitvoeringspraktijk tijdig zekerheid wordt geboden over de datum van invoering. Uw Kamer bepaalt echter wanneer de behandeling van het inwerkingtredings-KB is afgerond.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

De letters BO hebben alleen betrekking op 33 118.

X Noot
2

Kamerstukken II 2020/21, 33 118, nr. 160.

Naar boven