33 118 Omgevingsrecht

34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

BN1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2020

In de Tweede Kamer is de motie Regterschot c.s. aangenomen, die de regering verzoekt de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet te bepalen op 1 januari 2022 en het ontwerp koninklijk besluit met de daarin opgenomen vermelding van die datum zo snel mogelijk voor te hangen bij de beide Kamers der Staten-Generaal.2

In uw brief van 17 december 2020 geeft u aan graag meer zekerheid te willen dat de Omgevingswet en het DSO gaan werken zoals beoogd, wanneer het slot-koninklijk besluit ingediend wordt. Ook lees ik in uw brief dat u zich het recht voorbehoudt om langer dan 4 weken over de behandeling van het koninklijk besluit te doen. In uw brief stelt u diverse vragen over de invoering van de Omgevingswet, die ik zorgvuldig zal beantwoorden.

Ik begrijp heel goed dat u zekerheid zoekt voordat u instemt met de datum van inwerkingtreding. De voorhang van het ontwerp koninklijk besluit is wat mij betreft dan ook de voortzetting van het gesprek dat ik met uw Kamer heb over de implementatie van de Omgevingswet.

Uw Kamer kiest hierbij het te volgen proces en bepaalt hoeveel tijd daarvoor nodig is. Met deze voorhang wordt uitvoering gegeven aan de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure uit artikel 23.10, tweede lid, van de Omgevingswet. Dit artikel bepaalt dat de voordracht voor het koninklijk besluit niet eerder wordt gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Dit artikel geeft daarbij een minimumtermijn aan het kabinet voordat het koninklijk besluit wordt voorgedragen aan de Koning. De minimumtermijn van de voorhang is vier weken, maar dit is dus uitdrukkelijk geen fatale termijn. Elk van de Kamers kan voor de behandeling de tijd nemen die nodig is, als de Kamer maar binnen die vier weken aangeeft het voorstel te willen behandelen. Uw Kamer heeft daarin een eigenstandige positie.

Zodra uw Kamer het ontwerp koninklijk besluit in behandeling neemt, zal het kabinet wachten met de voordracht van het koninklijk besluit aan de Koning tot deze behandeling is afgerond. De start van de voorhang vraagt van uw Kamer niet dat u binnen vier weken een besluit neemt. De voorhangprocedure biedt alle ruimte om schriftelijk of mondeling de stand van zaken van de stelselherziening en het voorstel voor de inwerkingtreding te behandelen.

Omdat u op deze wijze zelf de behandeling kunt inrichten en omdat ik uitvoering wil geven aan de motie in de Tweede Kamer bied ik u hierbij het ontwerp koninklijk besluit3 ter voorhang aan, zodat ook de Tweede Kamer het behandelproces kan voortzetten.

Ook ik hecht aan een zorgvuldig proces met uw Kamer. De beantwoording van vragen die u heeft en informatie die u nodig acht, zal ik aan u verstrekken. De antwoorden op uw brief van 17 december kunt u betrekken bij de verdere behandeling van het ontwerp koninklijk besluit.

Ik lees in uw brief een grote betrokkenheid bij het belang van een verantwoorde invoering van de Omgevingswet en het bieden van duidelijkheid aan de uitvoeringspraktijk. Ik deel dat belang van een verantwoorde invoering en het bieden van duidelijkheid aan de uitvoeringspraktijk en voer hier graag verder het gesprek met u over.

Een brief van gelijke strekking heb ik gezonden aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

De letters BN hebben alleen betrekking op 33 118.

X Noot
2

Kamerstukken II 2020/21, 33 118, nr. 160.

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij de Directie Inhoud.

Naar boven