33 118 Omgevingsrecht

AS VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 februari 2019

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 hebben kennisgenomen van de brief2 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, d.d. 21 december 2018, waarbij zij de Kamer informeert over de voortgang van de stelselherziening van het omgevingsrecht. Naar aanleiding daarvan hebben zij de Minister op 29 januari 2019 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 21 februari 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 29 januari 2019

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief3, d.d. 21 december 2018, waarbij u de Kamer informeert over de voortgang van de stelselherziening van het omgevingsrecht. Naar aanleiding daarvan hebben zij een verzoek aan u.

In uw brief schrijft u dat naar aanleiding van een vraag van het lid Verheijen (PvdA) inmiddels gemonitord wordt of de omgevingsdiensten goed genoeg zijn aangesloten op de gemeentelijke initiatieven in het kader van de Omgevingswet en of de diensten goed zijn geëquipeerd voor hun handhavingstaak.4 U geeft aan dat in de volgende voortgangsbrief op deze aspecten nader ingegaan zal worden.

Daarnaast schrijft u dat naar aanleiding van een vraag van het lid Klip-Martin (VVD)5 er op dit moment nulmetingen worden uitgevoerd (en al zijn uitgevoerd) naar de doelen van de stelselherziening.6

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zouden het zeer op prijs stellen als zij de door u aangekondigde informatie kunnen betrekken bij de behandeling van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet7. Derhalve verzoeken zij u vriendelijk de Kamer zo spoedig als mogelijk te informeren over de monitoring van de omgevingsdiensten en de nulmetingen, daar de verwachting is dat het voornoemde wetsvoorstel binnenkort in de Eerste Kamer ter behandeling voorligt.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 22 februari 2019.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, J.E.A.M. Nooren

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2019

Op 21 december 2018 heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de stelselherziening van het Omgevingsrecht. Naar aanleiding van die brief heeft u mij schriftelijk verzocht om meer informatie, die u graag zou ontvangen voor de behandeling van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet.

In de eerste plaats vraagt u informatie over de nulmetingen naar de doelen van de stelselherziening.

Uw tweede verzoek heeft betrekking op resultaten uit de monitor die ingaan op de vraag of de Omgevingsdiensten goed genoeg zijn aangesloten op de gemeentelijke initiatieven in het kader van de Omgevingswet en of de diensten goed zijn geëquipeerd voor hun handhavingstaak. Deze vragen zijn opgenomen in de interbestuurlijke monitor naar aanleiding van een mondelinge vraag van Kamerlid Verheijen.

Graag ga ik in deze brief op beide onderwerpen nader in.

1. Nulmetingen naar de doelen van de stelselherziening

De nulmetingen zijn opgezet om inzicht te krijgen in de beleving van gebruikers van het Omgevingsrecht onder de huidige én de nieuwe wet. Zij moeten een beeld geven van hoe betrokkenen het werken onder de huidige regelgeving ervaren. De reeds uitgevoerde nulmetingen gaan over de beleving van de verschillende betrokkenen bij het Omgevingsrecht. De eerste nulmeting richt zich op de initiatiefnemers die een activiteit willen starten in de fysieke leefomgeving. De tweede nulmeting gaat over de dienstverleners en omgevingsplanners bij de verschillende overheden die de initiatieven beoordelen en beschikkingen opstellen over het al dan niet doorgaan van de te beoordelen initiatieven.

De derde nulmeting betreft de overige belanghebbenden, die mogelijk in hun belangen worden geraakt door mensen en bedrijven die nieuwe initiatieven willen starten in hun leefomgeving. Zij dienen zienswijzen en/of bezwaarschriften in. Of ze proberen via participatietrajecten invloed uit te oefenen op de beslissingen die overheden nemen over hun leefomgeving.

De resultaten van deze nulmetingen en een combinatierapport zijn opgenomen als bijlagen8 bij deze brief. De vierde nulmeting, gericht op de kenmerken (aantallen, doorlooptijden, bewaar- en beroep etc.) van vergunningverlenings-, toezicht en handhavingsprocessen voor de rechtspraak, is in de opstartfase. Naar verwachting is deze meting eind 2019 afgerond.

In de nulmetingen komt een groot aantal resultaten naar voren die kunnen helpen bij het verbeteren van de dienstverlening door de implementatie van de Omgevingswet. De huidige dienstverlening wordt door initiatiefnemers beoordeeld met een magere voldoende. Vooral het proces van aanvraag geeft ruimte voor verbetering. Daarbij zijn initiatiefnemers tevredener bij persoonlijk contact met de overheid dan over online contacten. De online informatievoorziening kan duidelijker en begrijpelijker. Daarnaast blijkt het proces van afhandeling vaak een black box nadat een vergunningsaanvraag is ingediend. Terwijl dienstverleners allerhande activiteiten uitvoeren, blijft het voor de aanvrager stil. Deze bevindingen ondersteunen de ingeslagen weg van het programma, waarbij de visie op dienstverlening onder de loep wordt genomen: niet de regels staan centraal maar het initiatief. Daarnaast wordt ingezet op integrale samenhangende besluitvorming en regelgeving door de betrokken bevoegd gezagen.

Dienstverleners zijn positiever over het verloop van de processen dan initiatiefnemers. Maar ook dienstverleners zijn van mening dat er veel knelpunten zijn, vooral gerelateerd aan de complexiteit van de processen en de ondersteuning door ICT systemen. Het ontwikkelen van vooringevulde vergunningsaanvragen bij standaardinitiatieven en het kunnen hergebruiken van informatie in de verschillende fasen van het proces zijn een paar van de verbeterpunten die uit de meting naar voren komen. De onderzoekers concluderen dat de verbeterpunten die zij constateren aansluiten bij de doelstellingen in de Omgevingswet, en dus een kans vormen voor verbetering van dienstverlening. De verbeterpunten vormen input bij de keuzes die gemaakt worden bij het vormgeven van het nieuwe stelsel.

2. Monitorresultaten over Omgevingsdiensten

De monitor naar de voortgang van de implementatie wordt halfjaarlijks uitgevoerd. In december heb ik u geïnformeerd9 over resultaten van de vorige uitvoering van de monitor en heb ik u toegezegd u te informeren over de aspecten uit de vraag van Kamerlid Verheijen bij het gereedkomen van de volgende versie.

De uitvoering van de monitor is momenteel in volle gang. Voor de monitor worden gegevens verzameld door het uitzetten van enquêtes onder projectleiders en programmamanagers bij de verschillende overheden. Het proces van een enquête-onderzoek kent een aantal volgtijdelijke stappen die zich nauwelijks laten versnellen. De fase van de uitvraag moet eerst helemaal worden afgerond voordat de resultaten kunnen worden geanalyseerd en conclusies kunnen worden getrokken. Het is daardoor niet mogelijk om de resultaten voor dit deel van het onderzoek eerder op te leveren, zonder concessies te doen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek. Ik verwacht dat ik u voor de zomer wel kan informeren over de resultaten.

Ook los van de monitor ontstaat er een beeld van de betrokkenheid van de Omgevingsdiensten bij de implementatie van het nieuwe stelsel.

Allereerst wil ik opmerken dat het betrekken van de Omgevingsdiensten bij de implementatie van de Omgevingswet verloopt via de gemeenten en de provincies. Zij voeren vanuit hun koepels periodiek overleg met de koepel van omgevingsdiensten, Omgevingsdienst.nl, om ervoor te zorgen dat zij zo goed mogelijk aansluiten op wat de Omgevingsdiensten nodig hebben. Ook de projectleiders Omgevingswet van de Omgevingsdiensten overleggen op maandelijkse basis met elkaar om zo kennis en ervaringen te delen. Zodoende is duidelijk dat de implementatie van de Omgevingswet bij alle Omgevingsdiensten in gang is gezet.

De betrokkenheid vanuit de Omgevingsdiensten varieert daarbij wel. De omvang van de opdracht die een Omgevingsdienst uitvoert kan immers per gemeente of provincie verschillen: soms voert een Omgevingsdienst alleen de wettelijke vergunningstaken uit, soms worden er meer taken uitgevoerd. De verwachting is dat Omgevingsdiensten in de toekomst een relevante bijdrage leveren in de hele beleidscyclus. Bijvoorbeeld door data vanuit de uitvoeringsprocessen vanuit omgevingsdiensten te benutten ten behoeve van de Omgevingsvisies en Omgevingsplannen. We voorzien dat ze (pro)actief worden gevraagd door gemeente en provincies of dat deze data actief door omgevingsdiensten wordt ingebracht. De verwachting is dat de samenwerking dan ook nog hechter kan worden.

Ook vanuit het interbestuurlijke implementatieprogramma Aan de Slag met de Omgevingswet zien we dat Omgevingsdiensten in toenemende mate betrokken worden bij, dan wel zelf actief aan de slag zijn met de komst van de Omgevingswet. Ik zie dit in deelname aan bijeenkomsten over de Omgevingswet, en ook in de deelname aan praktijkproeven. Dit voorjaar vinden in een aantal regio’s interbestuurlijke «try outs» plaats, waarin concrete vraagstukken in de nieuwe werkwijze van de Omgevingswet interbestuurlijk worden opgepakt. Zo wordt bijvoorbeeld gewerkt aan cases rondom vergunningverlening in de keten en het regionaal samenwerken in het Digitaal Stelsel Omgevingswet op het vlak van natuur. Regio’s worden daarbij ondersteund met integrale kennis over de kerninstrumenten van de wet, werkprocessen, toepassing van het Digitaal Stelsel Omgevingswet en de invulling van het anders werken.

Regio’s hebben zichzelf kunnen aanmelden voor de try out. 17 regio’s hebben daar op ingetekend, en bij alle 17 aangemelde regio’s zijn ook de Omgevingsdiensten betrokken. De lessen die geleerd worden uit de try outs worden voor alle relevante organisaties beschikbaar gesteld. Het perspectief van de Omgevingsdiensten wordt daarmee onderdeel van het ondersteuningsmateriaal dat wordt ontwikkeld voor de implementatie.

Bij het gereed komen van de monitor informeer ik u graag in meer detail over de betrokkenheid van de Omgevingsdiensten bij de implementatie van de Omgevingswet, en over alle andere aspecten die daarin ten aanzien van de voortgang van het programma Aan de slag met de Omgevingswet worden gemeten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), P. van Dijk (PVV), Atsma (CDA), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Jorritsma-Lebbink (VVD) (vice-voorzitter), N.J.J. van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Nooren (PvdA) (voorzitter), Pijlman (D66), vac. (D66), Stienen (D66), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV),Van der Sluijs (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA), Van Leeuwen (PvdD), Binnema (GL).

X Noot
2

Kamerstukken I 2018/19, 33 118, AN.

X Noot
3

Kamerstukken I 2018/19, 33 118, AN.

X Noot
4

Kamerstukken I 2018/19, 33 118, AN, p. 8.

X Noot
5

Toezegging T02442.

X Noot
6

Kamerstukken I 2018/19, 33 118, AN, p. 8.

X Noot
7

Kamerstukken 34 986.

X Noot
8

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 163810.04.

X Noot
9

Kamerstukken I 2018/19, 33 118, AN.

Naar boven