De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de artikelen 8.1, 8.4 en 8.5 van het Omgevingsbesluit een motiveringsplicht
over vroegtijdige publiekparticipatie is opgenomen voor het omgevingsplan, de omgevingsvisie
en het programma,
overwegende dat het omgevingsplan, anders dan de omgevingsvisie en het programma,
rechtstreeks werkende regels voor burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties
bevat en dat het omgevingsplan het centrale instrument is voor een evenwichtige toedeling
van functies aan locaties en voor de verdeling van milieugebruiksruimte;
overwegende dat de gemeenteraad of, hiertoe gedelegeerd het college van burgemeester
en wethouders, op grond van de Omgevingswet in een kennisgeving het voornemen kenbaar
moet maken om een omgevingsplan vast te stellen en dat aan deze kennisgeving geen
nadere eisen zijn gesteld;
overwegende dat participatie hierbij extra procedurele borging verdient, zodat een
goede afspiegeling van de relevante partijen aan de totstandkoming van het omgevingsplan
kan bijdragen;
overwegende dat het voor een vroegtijdige, adequate en gelijkwaardige deelname aan
het participatieproces bijdraagt om vooraf te weten hoe het participatieproces wordt
ingericht;
verzoekt de regering om, in het Omgevingsbesluit te regelen dat de gemeenteraad bij
de kennisgeving van het voornemen om een omgevingsplan vast te stellen aan moet geven
hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding
worden betrokken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Veldhoven