33 109 Bepalingen ter versterking van de zeggenschap en bescherming tegen geweld in de zorgrelatie van cliënten in de AWBZ-zorg (Beginselenwet AWBZ-zorg)

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 april 2012

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. de mogelijkheid om dagelijks te douchen, tijdige hulp bij toiletgang en het tijdig verwisselen van incontinentiemateriaal;.

2. Onderdeel h komt te luiden:

h. de mogelijkheid om dagelijks in de buitenlucht te verkeren;.

B

Artikel 20 komt te luiden als volgt:

Artikel 20

1. In afwijking van artikel 6, tweede lid, is de zorgaanbieder voor zorgverleners en andere personen als in dat lid bedoeld die op het tijdstip van inwerkingtreden van dat lid werkzaam zijn voor de zorgaanbieder of voor een rechtspersoon die in opdracht van de zorgaanbieder zorg verleent, uiterlijk binnen een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen termijn na dat tijdstip in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag welke niet eerder dan drie maanden voor het verstrijken van de vastgestelde termijn is afgegeven.

2. Indien de zorgaanbieder voor een van de personen, bedoeld in het eerste lid, bij het verstrijken van de vastgestelde termijn niet in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, neemt de zorgaanbieder zo spoedig mogelijk de maatregelen die noodzakelijk zijn ter bescherming van zijn cliënten.

TOELICHTING

A

Om cliënten nog meer duidelijkheid te bieden over de afspraken die zij kunnen maken met de zorgaanbieder, wordt het tweede lid van artikel 2 op twee onderdelen aangepast.

«Dagelijkse hygiënische verzorging» wordt vervangen door «de mogelijkheid om dagelijks te douchen, tijdige hulp bij toiletgang en het tijdig verwisselen van incontinentiemateriaal». Als de cliënt dat wil, moet hij dagelijks kunnen douchen, ook als hij daarbij vanwege zijn beperking hulp nodig heeft. De wens van de cliënt staat hierbij centraal. Dagelijks douchen is voor de cliënt vanzelfsprekend geen plicht; het gaat erom dat er afspraken over gemaakt worden. Als de cliënt dat liever heeft, kan hij ook hulp krijgen bij het op een andere manier wassen. Als de cliënt naar het toilet moet, moet hij niet op een toiletronde hoeven te wachten, maar moet hij snel geholpen worden als hij het niet alleen kan. Ook moet incontinentiemateriaal tijdig verwisseld worden. Met «tijdig» wordt bedoeld, tijdig voor de individuele cliënt in zijn specifieke situatie.

Door «de mogelijkheid om regelmatig in de buitenlucht te verkeren» te vervangen door «de mogelijkheid om dagelijks in de buitenlucht te verkeren», wordt verduidelijkt dat het niet de bedoeling is dat een cliënt slechts één keer per maand of één keer per week buiten kan zijn, als hij dat vaker wil. De cliënt die veilig alleen naar buiten kan gaan, kan dat doen zo vaak als hij wil. Uiteraard moet in goed overleg tussen cliënt en zorgaanbieder bezien worden hoe het beste aan de wens van de cliënt tegemoet gekomen kan worden indien hij vanwege zijn beperking hulp nodig heeft bij het naar buiten gaan: kan een zorgverlener met hem gaan wandelen of kan een mantelzorger of vrijwilliger dat doen? Of kan de cliënt met een groep cliënten en begeleiders naar het park of kan de cliënt in de binnentuin een poosje alleen buiten zijn? De conditie van de cliënt en weersomstandigheden nopen uiteraard tot een flexibele omgang met de afspraken op dit punt.

B

Om de veiligheid van cliënten in de AWBZ-zorg nog beter te waarborgen, zal de zorgaanbieder niet alleen over een verklaring omtrent het gedrag (VOG) moeten beschikken voor nieuwe medewerkers, maar ook voor medewerkers die al voor hem werkzaam zijn. De uitzondering die in artikel 20 voor «zittende» medewerkers wordt gemaakt, wordt daarom ongedaan gemaakt. Wel wordt voor de groep «zittende» medewerkers voorzien in een overgangsregeling. Voor deze medewerkers moet de zorgaanbieder uiterlijk binnen een periode die bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld en wordt gerekend vanaf de inwerkingtreding van artikel 6, tweede lid, een VOG hebben en die VOG mag niet ouder zijn dan drie maanden voor het tijdstip (de vastgestelde termijn) waarop voor de zorgaanbieder met betrekking tot die medewerker de verplichting geldt om over een VOG te beschikken.

Als betrokkene niet tijdig de VOG aan de zorgaanbieder overlegt, moet dat voor de zorgaanbieder een reden zijn om daaraan extra aandacht te schenken. Het voorgestelde tweede lid verplicht de zorgaanbieder daarom dan zo spoedig mogelijk alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn ter bescherming van zijn cliënten. Dat kan inhouden dat de zorgaanbieder met betrokkene afspraken maakt over de randvoorwaarden voor het uitvoeren van zijn taken of hem andere taken opdraagt; het kan er ook toe leiden dat de zorgaanbieder de relatie met de zorgverlener beëindigt met inachtneming van de aan zo’n maatregel verbonden juridische randvoorwaarden.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Naar boven