33 084 Voorstel van wet van het lid Heijnen tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het terugbrengen van het aantal gemeenteraadsleden tot op het niveau van voor de dualisering van het gemeentebestuur

D BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2013

In het voorlopig verslag bij bovengenoemd initiatiefvoorstel zijn enkele vragen aan de regering gesteld, welke hieronder worden beantwoord.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar een zelfstandige argumentatie voor de vermindering van het aantal raadsleden los van het argument over de dualiseringscorrectie.

Zoals ook uit de visienota «Bestuur in samenhang»1 naar voren komt streeft het kabinet naar een sobere en dienstbare overheid die op een andere wijze bestuurt, de zelfredzaamheid van burgers vergroot en actieve burgers de ruimte geeft. Het uitvoeren van overheidstaken zo dicht mogelijk bij de burger met de voorgenomen decentralisaties draagt daar toe bij en biedt daarvoor kansen. Het streven naar een dienstbare overheid dient zich, gegeven de noodzaak hervormingen door te voeren in de bestuurlijke organisatie, te vertalen in concrete maatregelen, zoals de beperking van de omvang van gemeenteraden en van provinciale staten. Het kabinet meent dat ten aanzien van de gemeenteraden met een beperkte ingreep dient te worden volstaan, omdat het soortelijk gewicht van de gemeenten door de decentralisaties dusdanig toeneemt dat uit een oogpunt van adequate vertegenwoordiging terughoudendheid geboden is. Het kabinet ondersteunt daarom het voorstel van de initiatiefnemer dat de omvang van gemeenteraden beperkt tot het corrigeren van een onbedoeld neveneffect van de dualisering in 2002. Als gevolg van de dualisering konden wethouders niet langer raadslid zijn. Daardoor nam het aantal leden van de raad feitelijk toe. Het aantal leden van de raad werd daar niet op aangepast.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering dit initiatiefvoorstel in het regeerakkoord verwelkomt, maar de verdediging ervan niet zelf heeft overgenomen, ook al heeft zij reeds een bezuiniging van 18 miljoen euro als gevolg van de aanname van het wetsvoorstel heeft ingeboekt.

De reden waarom de regering de verdediging niet zelf heeft overgenomen is het gegeven dat het initiatiefwetsvoorstel reeds in een gevorderd stadium van behandeling was en de regering verwachtte dat de initiatiefnemer de behandeling voortvarend zou voortzetten.

De leden van de PvdA-fractie vragen voorts uiteen te zetten hoe dit initiatiefvoorstel past in het in het regeerakkoord neergelegde streven naar decentralisatie. Zij vragen waarom de door de decentralisatie te verwachten taakverzwaring van de gemeenten en als gevolg daarvan de vergroting van de (controlerende) taak van gemeenteraden op dit moment een verkleining van het huidige aantal raadsleden rechtvaardigt.

De in het voorliggende wetvoorstel opgenomen reductie strekt er slechts toe de uitbreiding die feitelijk als gevolg van de dualisering heeft plaatsgevonden ongedaan te maken. In het licht van het feit dat de indeling in inwonersklassen historisch is bepaald en sinds de gemeentewet van Thorbecke slechts kleine wijzigingen heeft ondergaan, is derhalve sprake van een grote continuïteit die met het voorliggende wetsvoorstel eerder wordt hersteld dan doorbroken. Die continuïteit relativeert bovendien het door de leden van de PvdA-fractie veronderstelde verband tussen de zwaarte van het gemeentelijk takenpakket respectievelijk de (controlerende) taak van gemeenteraden en het aantal leden van de gemeenteraad.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat de voorziene opschaling op zichzelf al een reductie van het aantal raadsleden meebrengt en, zo ja, wat hiervan in de komende regeringsperiode de te verwachten kostenbesparing is.

Het is juist dat gemeentelijke herindeling een zekere reductie van het aantal raadsleden met zich brengt. Het is echter onmogelijk daarvan een berekening te geven omdat de door het kabinet gewenste opschaling een langetermijnperspectief is en de realisering niet van bovenaf door het Rijk wordt geïnitieerd maar van onderop tot stand moet worden gebracht. Overigens streeft de regering niet naar vermindering van het totaal aantal raadsleden en is dat ook niet het doel van dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel past in het streven van de regering naar een sobere en dienstbare overheid door het aantal raadsleden per gemeente terug te brengen tot ongeveer het aantal van voor de dualisering van het gemeentebestuur in 2002.

Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie of de regering bereid is om het in de Tweede Kamer geopperde idee over te nemen om het voorziene hogere bedrag aan kostenbesparing (hoger dan de ingeboekte 18 miljoen euro) te reserveren voor een kwaliteitsimpuls voor de lokale democratie.

Zoals ik bij de mondelinge behandeling van voorliggend initiatiefvoorstel in de Tweede Kamer heb gezegd, zal worden volstaan met een uitname van 18 miljoen euro uit het gemeentefonds, ook als de besparing hoger blijkt uit te vallen. Het is echter niet aan de regering om het meerdere te reserveren voor een kwaliteitsimpuls voor de lokale democratie. De middelen in het gemeentefonds behoren immers aan de gemeenten toe. Ik heb daarom in reactie op het in de Tweede Kamer geopperde idee slechts kunnen toezeggen dat ik bereid ben om daarover met de VNG in gesprek te gaan.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstukken II 2012/13, 33 047, nr. 8

Naar boven