33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking te wijzigen om de waarheidsvinding te vergemakkelijken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 29, eerste lid, onderdeel b, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden die aan een partij zijn verschaft op grond van paragraaf 3a van afdeling van 9 van de tweede titel van dit Boek.

B

In de negende afdeling van de tweede titel van het eerste Boek wordt na artikel 162 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden

Artikel 162a

  • 1. Degene die partij is bij een rechtsbetrekking, is gerechtigd tot inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden aangaande die rechtsbetrekking jegens degenen die deze bescheiden tot hun beschikking hebben, mits hij daarbij rechtmatig belang heeft. Degene die gerechtigd is tot inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden, draagt de met het verschaffen samenhangende kosten.

  • 2. Degenen die de bescheiden tot hun beschikking hebben, zijn verplicht daarvan inzage, afschrift of uittreksel te verschaffen, tenzij:

    • a. aan hen een verschoningsrecht als bedoeld in artikel 165, tweede lid, toekomt of een wettelijke geheimhoudingsplicht ten aanzien van die bescheiden bestaat; of

    • b. gewichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 3. Is degene die bescheiden tot zijn beschikking heeft een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en is diegene geen partij bij de rechtsbetrekking als bedoeld in het eerste lid, dan is hij niet verplicht inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden te verschaffen als hij op grond van de Wet openbaarheid van bestuur niet is gehouden de daarin vervatte informatie te verstrekken.

Artikel 162b

  • 1. De rechter kan, op verzoek van de daartoe ingevolge artikel 162a, eerste lid, gerechtigde, degenen die de bescheiden tot hun beschikking hebben tot het verschaffen van inzage, afschrift of uittreksel daarvan veroordelen. Artikel 162a, eerste lid, tweede zin, tweede en derde lid, is van toepassing.

  • 2. Het verzoek wordt gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak over de rechtsbetrekking, indien deze aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen of aan de rechter tot wiens absolute bevoegdheid de zaak behoort en binnen wiens rechtsgebied degenen die de bescheiden tot hun beschikking hebben, of het grootste aantal van hen, woonplaats hebben of, bij gebreke van een bekende woonplaats in Nederland, werkelijk verblijven. Indien de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, wordt het verzoek gedaan aan de kantonrechter. De rechter beoordeelt summierlijk of hij absoluut bevoegd is en of de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist.

  • 3. Indien over de rechtsbetrekking reeds een geding aanhangig is, wordt het verzoek gedaan aan de rechter waar het geding aanhangig is.

  • 4. Het verzoekschrift houdt in:

    • a. de aard en het beloop van de vordering;

    • b. de gronden van het verzoek;

    • c. de aanduiding van de bescheiden waarvan inzage, afschrift of uittreksel wordt verzocht;

    • d. de namen en woonplaatsen van degenen die de bescheiden tot hun beschikking hebben; en

    • e. de namen en woonplaatsen van de wederpartij bij de rechtsbetrekking en belanghebbenden of de redenen waarom die wederpartij en belanghebbenden onbekend zijn.

  • 5. Op het verzoekschrift wordt niet eerder beschikt dan nadat een behandeling heeft plaatsgevonden, waartoe de verzoeker, degenen die de bescheiden tot hun beschikking hebben, de wederpartij en belanghebbenden, mits de wederpartij en de belanghebbenden bekend zijn, worden opgeroepen.

  • 6. De rechter bepaalt de voorwaarden waaronder en de wijze waarop inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden wordt verschaft. De rechter kan bepalen dat binnen een door hem te bepalen termijn een voorschot voor de met het verschaffen van inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden samenhangende kosten moet worden voldaan. Deze termijn kan een of meermalen worden verlengd. De rechter kan bepalen dat pas inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden behoeft te worden verschaft, nadat het voorschot is voldaan.

  • 7. De rechter kan, op verzoek van partijen of van een van hen dan wel ambtshalve, nadat de inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden is verschaft een verschijning van partijen bevelen teneinde een schikking te beproeven of tot het geven van nadere inlichtingen aan de rechter. Artikel 87, tweede en derde lid, artikel 88, tweede lid, derde lid, eerste en tweede zin, en vierde lid, en artikel 191, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 162c

  • 1. In een reeds aanhangig geding over de rechtsbetrekking kan de rechter, op verlangen van een partij die daartoe ingevolge artikel 162a, eerste lid, gerechtigd is, de wederpartij die de bescheiden tot zijn beschikking heeft, tot het verschaffen van inzage, afschrift of uittreksel daarvan veroordelen. Artikel 162a, eerste lid, tweede zin, tweede en derde lid, en artikel 162b, zesde en zevende lid, zijn van toepassing.

  • 2. Indien degenen die de bescheiden tot hun beschikking hebben, geen partij zijn in een reeds aanhangig geding over de rechtsbetrekking, dan kan de rechter diegenen, op verlangen van de daartoe ingevolge artikel 162a, eerste lid, gerechtigde, tot het verschaffen van inzage, afschrift of uittreksel daarvan veroordelen. Artikel 162a, eerste lid, tweede zin, tweede en derde lid, en artikel 162b, vierde tot en met zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 278 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede tot en met het vierde lid worden vernummerd tot het vierde tot en met het zesde lid.

2. Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Voor zover aan verzoeker verweren bekend zijn van belanghebbenden, vermeldt hij deze en de gronden daarvoor. Verder vermeldt het verzoekschrift de bewijsmiddelen waarover verzoeker kan beschikken en de getuigen die hij kan doen horen ter staving van de aldus betwiste gronden van het verzoek.

  • 3. Indien verzoeker zich bij verzoekschrift op bescheiden beroept, is hij verplicht daarvan afschrift te verschaffen. Artikel 85 is van overeenkomstige toepassing.

D

Het opschrift van de eerste afdeling van de zevende titel van het derde Boek komt als volgt te luiden:

Afschriften of uittrekselen uit openbare registers door griffiers en andere bewaarders

E

De artikelen 843a en 843b vervallen.

F

Artikel 1019a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 843a» vervangen door: artikel 162a, eerste lid,.

2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. De procedures, bedoeld in de artikelen 162b en 162c, kunnen ook betrekking hebben op overlegging van ander bewijsmateriaal dat zich in de macht van de wederpartij bevindt.

3. In het derde lid wordt «Artikel 843a, vierde lid,» vervangen door «Artikel 162a, tweede lid, aanhef en onder b,» en wordt na «de vordering» toegevoegd «of het verzoek».

G

In artikel 1019h wordt «artikel 843a, eerste lid,» vervangen door «paragraaf 3a van de negende afdeling van tweede titel van het eerste Boek» en wordt na «desgevorderd» toegevoegd «of desverzocht».

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Naar boven