Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33059 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33059 nr. A |
14 februari 2012
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op een doelmatige afwikkeling van financiële ondernemingen in problemen, alsmede met het oog op de stabiliteit van het financiële stelsel wenselijk is om de mogelijkheden tot interventie bij financiële ondernemingen aan te vullen en te versterken en dat het daartoe nodig is de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
0A
In artikel 1:75, tweede lid, wordt «hij» vervangen door «zij» en wordt na «of de liquiditeit» ingevoegd: , onderscheidenlijk de technische voorzieningen, .
0B
In artikel 1:76, derde lid, wordt «hij» vervangen door «zij», vervalt de komma na «solvabiliteit» en wordt na «of de liquiditeit» ingevoegd: , onderscheidenlijk de technische voorzieningen, .
A
Artikel 1:104, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:
g. de vergunninghouder de onderneming ten behoeve waarvan de vergunning is verleend, geheel of gedeeltelijk overdraagt, of de Nederlandsche Bank een mededeling als bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, heeft gedaan;
B
Na artikel 1:104 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
C
Na artikel 3:159 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
In deze afdeling wordt verstaan onder:
effect als bedoeld in onderdeel a van de definitie van effect in artikel 1:1;
overeenkomst op grond waarvan een depositohouder een deposito houdt bij een bank;
deposito voor zover dit voor vergoeding ingevolge het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 3:259, tweede lid, in aanmerking komt;
het geheel van een moederonderneming, haar dochterondernemingen, andere ondernemingen waarin de moederonderneming of een of meer van haar dochterondernemingen een deelneming heeft, alsmede ondernemingen die met een van de eerdergenoemde ondernemingen zijn verbonden door een centrale leiding die bestaat krachtens een met deze ondernemingen gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van een of meer van deze ondernemingen, dan wel door het feit dat de bestuurs-, leidinggevende, of toezichthoudende organen van deze ondernemingen gedurende het boekjaar en tot de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening in meerderheid bestaan uit dezelfde personen;
rechtspersoon die is opgericht door of vanwege de Staat der Nederlanden of de Nederlandsche Bank met als doel op te treden als overnemer totdat een andere persoon, niet zijnde een rechtspersoon die is opgericht door of vanwege de Staat der Nederlanden of de Nederlandsche Bank, de deposito-overeenkomsten, activa of andere passiva dan uit hoofde van deposito-overeenkomsten, of door de probleeminstelling uitgegeven aandelen overneemt;
degene die door de rechtbank op grond van artikel 3:159z, eerste lid, als zodanig is benoemd;
degene die deposito-overeenkomsten, activa of andere passiva dan uit hoofde van deposito-overeenkomsten, of door de probleeminstelling uitgegeven aandelen overneemt, degene die bereid is zulks te doen en degene die onderzoekt of hij daartoe bereid is;
een bank of verzekeraar ten aanzien waarvan de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de situatie, bedoeld in artikel 3:159c, eerste lid, zich voordoet.
Deze afdeling is van toepassing op een bank of verzekeraar met zetel in Nederland, ongeacht het recht dat van toepassing is.
1. Indien de Nederlandsche Bank oordeelt dat er ten aanzien van een bank of verzekeraar die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, 2:26a, 2:27, 2:48 of 2:54a heeft tekenen van een gevaarlijke ontwikkeling zijn met betrekking tot het eigen vermogen, de solvabiliteit of de liquiditeit onderscheidenlijk de technische voorzieningen en redelijkerwijs is te voorzien dat die ontwikkeling niet voldoende of niet tijdig ten goede zal keren, kan zij een overdrachtsplan voorbereiden.
2. Het overdrachtsplan kan betrekking hebben op:
a. in geval van een bank:
1°. deposito-overeenkomsten; of
2°. activa of passiva anders dan uit hoofde van deposito-overeenkomsten;
b. in geval van een verzekeraar: activa of passiva; en
c. door de probleeminstelling uitgegeven aandelen.
3. De omstandigheid dat de Nederlandsche Bank de vergunning van een bank of verzekeraar heeft ingetrokken, staat niet eraan in de weg dat ten aanzien van die bank of verzekeraar toepassing wordt gegeven aan deze afdeling.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het overdrachtsplan en de voorbereiding daarvan.
1. Indien de Nederlandsche Bank een overdrachtsplan voorbereidt, kan zij dat mededelen aan de probleeminstelling.
2. Nadat de Nederlandsche Bank de mededeling, bedoeld in het eerste lid, heeft gedaan, kan zij:
a. de probleeminstelling verplichten gegevens of inlichtingen te verschaffen aan:
1°. een door de Nederlandsche Bank met name genoemde overnemer en deskundigen die de overnemer bijstaan;
2°. ingeval de Nederlandsche Bank voornemens is een of meer personen voor te dragen voor de benoeming van overdrager, bewindvoerder of curator, die met name genoemde persoon of personen; en
3°. door de Nederlandsche Bank met name genoemde deskundigen die de Nederlandsche Bank bijstaan bij de voorbereiding van het overdrachtsplan; en
b. de probleeminstelling verplichten toe te staan dat de in onderdeel a bedoelde persoon of personen elke plaats met uitzondering van een woning van de probleeminstelling betreden; en
c. een persoon benoemen als curator als bedoeld in artikel 1:76, ook indien een situatie als bedoeld in het tweede of vierde lid van dat artikel zich niet voordoet.
Op de personen, bedoeld in onderdeel a, zijn de artikelen 5:15 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
3. De personen, bedoeld in het tweede lid, maken van gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, gebruik en betreden een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, slechts voor zover dat redelijkerwijs in verband met het overdrachtsplan nodig is.
4. Artikel 1:89 is van overeenkomstige toepassing op personen die op grond van het tweede lid vertrouwelijke gegevens of inlichtingen hebben verkregen.
5. Onverminderd het eerste en tweede lid, is het een ieder verboden aan de voorbereiding van het overdrachtsplan bekendheid te geven.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het derde, vierde en vijfde lid.
7. De probleeminstelling en een onderneming die tot de groep behoort waartoe ook de probleeminstelling behoort alsmede de personen, bedoeld in het tweede lid, zijn uitgezonderd van bij of krachtens de wet geldende verplichtingen tot openbaarmaking van gegevens of inlichtingen tot het moment waarop het overdrachtsplan is goedgekeurd.
8. De bevoegdheden van de Nederlandsche Bank, bedoeld in het tweede lid, en de verplichtingen van de probleeminstelling, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, en de benoeming van de curator, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, vervallen twee maanden nadat de Nederlandsche Bank de mededeling, bedoeld in het eerste lid, heeft gedaan tenzij de Nederlandsche Bank aan de probleeminstelling opnieuw mededeelt dat zij een overdrachtsplan voorbereidt, of zoveel eerder als de rechtbank de overdrachtsregeling, de noodregeling of het faillissement heeft uitgesproken.
9. Indien de Nederlandsche Bank een overdrachtsplan voorbereidt, stelt zij de Autoriteit Financiële Markten en de raad, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Mededingingswet, daarvan in kennis.
10. Onverminderd artikel 1:89, eerste lid, verstrekt de Nederlandsche Bank eigener beweging of desgevraagd vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan Onze Minister, indien dit met het oog op de toepassing van artikel 3:159u, tweede lid, noodzakelijk is. Artikel 1:42, vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Na de mededeling, bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid:
a. verlenen de probleeminstelling en de organen en de vertegenwoordigers van de probleeminstelling medewerking aan de voorbereiding van het overdrachtsplan;
b. is voor schade ten gevolge van gedragingen die in strijd zijn met onderdeel a, elke persoon die deel uitmaakt van het orgaan van de probleeminstelling dat in strijd met onderdeel a handelde, en de vertegenwoordiger die in strijd met onderdeel a handelde, hoofdelijk aansprakelijk tegenover de probleeminstelling, tenzij deze gedragingen niet aan hem zijn te verwijten en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.
2. De artikelen 5:15 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Indien de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de organen of vertegenwoordigers van de probleeminstelling onvoldoende medewerken aan de voorbereiding van het overdrachtsplan, kan de Nederlandsche Bank, indien zij een curator als bedoeld in artikel 1:76 benoemt of heeft benoemd, besluiten dat de curator de probleeminstelling kan verplichten tot het verrichten of nalaten van door de curator te bepalen handelingen.
2. Na de mededeling, bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid:
a. verrichten de organen of vertegenwoordigers van de probleeminstelling onderscheidenlijk laten de organen of vertegenwoordigers van de probleeminstelling na de door de curator bepaalde handelingen;
b. is voor schade ten gevolge van het niet voldoen aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid of artikel 3:159d, tweede lid, elke persoon die deel uitmaakt van het orgaan van de probleeminstelling dat in strijd met onderdeel a handelde en de vertegenwoordiger die in strijd met onderdeel a handelde, hoofdelijk aansprakelijk tegenover de probleeminstelling, tenzij deze gedragingen niet aan hem zijn te verwijten en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden;
c. kan de Nederlandsche Bank besluiten dat de curator niet langer de probleeminstelling kan verplichten tot het verrichten of nalaten van door de curator te bepalen handelingen; en
d. zijn handelingen die de curator verplicht heeft na te laten en toch door de organen of vertegenwoordigers van de probleeminstelling zijn verricht, voor zover deze rechtshandelingen zijn, vernietigbaar indien de wederpartij wist of behoorde te weten dat de curator verplicht heeft deze na te laten.
3. De artikelen 5:15 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Gedingen op de voet van rechtspleging in burgerlijke zaken die betrekking hebben op handelingen in het kader van de voorbereiding van het overdrachtsplan, verricht na de mededeling, bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, worden behandeld op een niet openbare terechtzitting.
1. De Nederlandsche Bank kan voor de overgang van deposito-overeenkomsten een bedrag beschikbaar stellen.
2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is ten hoogste het totale bedrag van de gegarandeerde deposito’s die worden aangehouden bij de probleeminstelling.
1. In het overdrachtsplan met betrekking tot deposito-overeenkomsten wordt in ieder geval opgenomen:
a. de deposito-overeenkomsten waarop het overdrachtsplan betrekking heeft;
b. de met name genoemde overnemer;
c. de prijs die de overnemer bereid is te betalen en de grond waarop dit wordt geacht een redelijke prijs te zijn dan wel de wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld, en op grond waarvan deze methode wordt geacht een redelijke methode te zijn; en
d. het bedrag, bedoeld in artikel 3:159h, eerste lid.
2. De prijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan zijn het totale bedrag dat de overnemer bereid is te betalen of het bedrag dat de overnemer bereid is te betalen per over te nemen deposito-overeenkomst. De wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld, bedoeld in onderdeel c, kan betrekking hebben op het totale bedrag dat de overnemer bereid is te betalen of het bedrag dat de overnemer bereid is te betalen per over te nemen deposito-overeenkomst.
1. In het overdrachtsplan met betrekking tot deposito-overeenkomsten wordt rekening gehouden met de belangen van de gezamenlijke depositohouders.
2. De depositohouders kunnen zo snel mogelijk na de goedkeuring van het overdrachtsplan over hun deposito beschikken onder de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden.
3. Voorwaarden die van toepassing zijn op de deposito-overeenkomsten als bedoeld in artikel 3:159i, eerste lid, onder a, kunnen zodanig worden gewijzigd dat zij in overeenstemming worden gebracht met de voorwaarden die van toepassing zijn op vergelijkbare deposito-overeenkomsten die reeds door de overnemer zijn gesloten, indien aannemelijk is dat zonder een dergelijke aanpassing de overnemer niet bereid zou zijn de deposito-overeenkomsten over te nemen. De wijzigingen worden in het overdrachtsplan vermeld.
4. De overeenkomstig het derde lid gewijzigde voorwaarden worden toegepast met ingang van het tijdstip van de overgang van de deposito-overeenkomsten tenzij anders is bepaald in het overdrachtsplan.
5. De overnemer kan, indien voorwaarden ingevolge het derde lid ten nadele van de depositohouder zijn gewijzigd, gedurende twee maanden na de mededeling in de Staatscourant, bedoeld in artikel 3:159l, tweede lid, geen beroep doen op bedingen op grond waarvan depositohouders niet op ieder tijdstip, dan wel slechts voorwaardelijk of tegen betaling van een boete over hun deposito’s kunnen beschikken.
6. Deposito-overeenkomsten worden niet overgedragen aan een overnemer met zetel in een staat die geen lidstaat is, indien op de vorderingen van depositohouders op die overnemer geen stelsel van depositogarantie van toepassing is waarvan de dekking gelijkwaardig is aan de dekking, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van richtlijn nr. 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PbEG L 135).
1. Ingeval de Nederlandsche Bank overeenkomstig artikel 3:159h, eerste lid, een bedrag voor de overdracht beschikbaar heeft gesteld, voldoet zij dat aan de overnemer zo spoedig mogelijk nadat de rechtbank het overdrachtsplan heeft goedgekeurd, tenzij anders is bepaald in het overdrachtsplan.
2. Indien het totale bedrag van de gegarandeerde deposito’s die overgaan op het tijdstip van overdracht lager is dan het in het overdrachtsplan opgenomen bedrag, voldoet de overnemer het verschil aan de Nederlandsche Bank zo spoedig mogelijk nadat het totale bedrag van de gegarandeerde deposito’s die overgaan op het tijdstip van overdracht bekend is geworden. Indien het totale bedrag van de gegarandeerde deposito’s die overgaan op het tijdstip van de overdracht hoger is dan het in het overdrachtsplan opgenomen bedrag, voldoet de Nederlandsche Bank het verschil aan de overnemer zo spoedig mogelijk nadat het totale bedrag van de gegarandeerde deposito’s die overgaan op het tijdstip van overdracht bekend is geworden.
3. De Nederlandsche Bank heeft een vordering op de probleeminstelling ter grootte van het bedrag dat zij ingevolge het eerste en tweede lid per saldo aan de overnemer heeft voldaan. Ingeval de Nederlandsche Bank het bedrag voldoet tijdens de noodregeling of na de faillietverklaring van de probleeminstelling, kan de Nederlandsche Bank voor deze vordering als concurrent schuldeiser in de noodregeling onderscheidenlijk het faillissement opkomen.
1. De rechtbank vermeldt op een beschikking waarbij het overdrachtsplan wordt goedgekeurd het tijdstip waarop de beschikking is gegeven tot op de minuut nauwkeurig.
2. De rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de in het overdrachtsplan genoemde deposito-overeenkomsten gaan door de goedkeuring van het overdrachtsplan over op het tijdstip waarop de beschikking is gegeven, tenzij anders is bepaald in het overdrachtsplan.
3. Indien de rechtbank het overdrachtsplan goedkeurt, stelt de griffier van de rechtbank de Nederlandsche Bank daarvan terstond in kennis. De Nederlandsche Bank doet van de goedkeuring onverwijld mededeling in de Staatscourant.
4. De overnemer geeft kennis van de overgang van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de deposito-overeenkomsten aan de depositohouders zo spoedig mogelijk nadat hij in het bezit is gekomen van de administratie die betrekking heeft op de deposito-overeenkomsten.
1. Indien de Nederlandsche Bank overeenkomstig artikel 3:159h, eerste lid, een bedrag beschikbaar heeft gesteld, dragen de financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 3:258, eerste lid, onderdelen a en c, de kosten van de overgang van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de deposito-overeenkomsten.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de financiering, bekostiging en verdeling van baten van de overgang van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de deposito-overeenkomsten.
Indien een deposito, groter dan het bedrag, genoemd in artikel 26, vierde lid, van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, tot dat bedrag is overgenomen ingevolge een door de rechtbank goedgekeurd overdrachtsplan, kan voor het gedeelte van het deposito dat niet is overgenomen geen beroep worden gedaan op het depositogarantiestelsel.
In het overdrachtsplan met betrekking tot activa of passiva anders dan uit hoofde van deposito-overeenkomsten, wordt in ieder geval opgenomen:
a. de activa of passiva waarop het overdrachtsplan betrekking heeft;
b. de met name genoemde overnemer; en
c. de prijs die de overnemer bereid is te betalen en op grond waarvan deze prijs wordt geacht een redelijke prijs te zijn dan wel de wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld, en op grond waarvan deze methode wordt geacht een redelijke methode te zijn.
1. De rechtbank vermeldt op een beschikking waarbij het overdrachtsplan wordt goedgekeurd het tijdstip waarop de beschikking is gegeven tot op de minuut nauwkeurig.
2. De in het overdrachtsplan genoemde activa of passiva gaan over door de goedkeuring van het overdrachtsplan op het tijdstip waarop de beschikking is gegeven, tenzij anders is bepaald in het overdrachtsplan.
3. Indien de rechtbank het overdrachtsplan goedkeurt, stelt de griffier van de rechtbank de Nederlandsche Bank daarvan terstond in kennis. De Nederlandsche Bank doet van de goedkeuring onverwijld mededeling in de Staatscourant.
4. Indien de overgang van activa of passiva betrekking heeft op vorderingen of overeenkomsten waaruit schulden voortvloeien, geeft de overnemer kennis van de overgang aan de betreffende schuldenaren onderscheidenlijk schuldeisers.
5. Degene die een vordering waarop de overgang betrekking heeft voldoet aan de probleeminstelling na het in het eerste lid genoemde tijdstip doch voor de mededeling in de Staatscourant, bedoeld in het derde lid, heeft bevrijdend voldaan zolang zijn bekendheid met de goedkeuring van het overdrachtsplan niet wordt bewezen.
Het overdrachtsplan met betrekking tot door de probleeminstelling uitgegeven aandelen kan zo nodig afwijken van wettelijke voorschriften of statutaire bepalingen, met uitzondering van de bij of krachtens deze afdeling gestelde regels.
In het overdrachtsplan met betrekking tot door de probleeminstelling uitgegeven aandelen wordt in ieder geval opgenomen:
a. de door de probleeminstelling uitgegeven aandelen waarop het overdrachtsplan betrekking heeft;
b. de met name genoemde overnemer;
c. de prijs die de overnemer bereid is te betalen en op grond waarvan deze prijs wordt geacht een redelijke prijs te zijn, dan wel de wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld, en op grond waarvan deze methode wordt geacht een redelijke methode te zijn;
d. of er aandeelhouders zijn die meer dan 5% van de door de probleeminstelling uitgegeven aandelen hebben, en zo ja, wie dat zijn; en
e. of de overdracht afwijkt van wettelijke voorschriften of statutaire bepalingen, en zo ja, van welke wettelijke voorschriften en statutaire bepalingen en op welke wijze.
1. De in het overdrachtsplan genoemde aandelen gaan, tenzij anders is bepaald in het overdrachtsplan, over op de overnemer op het tijdstip van de goedkeuring van het overdrachtsplan door de rechtbank.
2. De toestemming of medewerking van de aandeelhouders of houders van certificaten met betrekking tot die aandelen is niet vereist.
3. De Nederlandsche Bank doet van de goedkeuring onverwijld mededeling in de Staatscourant.
1. De Staat der Nederlanden kan niet de overnemer zijn.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de oprichting, de rechtsvorm, de financiering, het bestuur en de werkwijze van een overbruggingsinstelling, alsmede regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder aan een overbruggingsinstelling kan worden overgedragen.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien binnen die termijn een der kamers besluit niet in te stemmen met het ontwerp, kan geen voordracht worden gedaan en kan een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
1. De Nederlandsche Bank kan een door haar voorbereid overdrachtsplan aan de rechtbank Amsterdam overleggen met het verzoek het overdrachtsplan goed te keuren en de overdrachtsregeling uit te spreken.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt, indien het overdrachtsplan waarop het betrekking heeft strekt tot overdracht van door de probleeminstelling uitgegeven aandelen, gedaan in overeenstemming met Onze Minister.
De rechtbank behandelt het verzoek van de Nederlandsche Bank tot het goedkeuren van het overdrachtsplan en het uitspreken van de overdrachtsregeling met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.
1. Aandeelhouders worden niet in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. In uitzondering op de eerste volzin stelt de rechtbank een aandeelhouder die meer dan 5% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigt in de gelegenheid te worden gehoord, op voorwaarde dat belangen van geheimhouding of spoed zich daartegen niet verzetten.
2. Indien een aandeelhouder als bedoeld in het eerste lid, wordt gehoord, kan hij zich verweren tegen het oordeel van de Nederlandsche Bank dat zich een situatie als bedoeld in artikel 3:159c, eerste lid, voordoet en tegen de in het overdrachtsplan opgenomen prijs of wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld. Artikel 1:89 is van overeenkomstige toepassing op die aandeelhouder.
1. De probleeminstelling kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen:
a. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159d, tweede lid;
b. een beslissing als bedoeld in artikel 3:159f, eerste lid;
c. beslissingen als bedoeld in de artikelen 1:75 en 1:76 die zijn genomen nadat de Nederlandsche Bank een mededeling als bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, heeft gedaan;
d. het oordeel van de Nederlandsche Bank dat zich een situatie als bedoeld in artikel 3:159c, eerste lid, voordoet;
e. in geval van een verzoek om goedkeuring van het overdrachtsplan met betrekking tot activa of passiva, anders dan uit hoofde van deposito-overeenkomsten, of aandelen, tegen de in het overdrachtsplan opgenomen prijs dan wel de wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld.
2. Ingeval de probleeminstelling zich heeft verweerd tegen een beslissing of oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond, indien de Nederlandsche Bank in redelijkheid niet tot die beslissing of dat oordeel heeft kunnen komen.
1. De rechtbank spreekt de overdrachtsregeling uit indien zij het overdrachtsplan goedkeurt, en indien summierlijk blijkt dat zich een situatie als bedoeld in artikel 3:159c, eerste lid, voordoet.
2. Onverminderd artikel 3:159x, tweede lid, keurt de rechtbank het overdrachtsplan goed tenzij niet is voldaan aan artikel 3:159i, 3:159o of 3:159r of tenzij de in het overdrachtsplan genoemde prijs of wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld, gegeven de omstandigheden van het geval, niet een redelijke prijs of wijze is. Bij het vaststellen of de prijs of wijze redelijk is wordt uitgegaan van het te verwachten toekomstperspectief van de probleeminstelling in de situatie dat het overdrachtsplan niet wordt goedgekeurd en de overdrachtsregeling niet wordt uitgesproken. Het afwijken in het overdrachtsplan van wettelijke voorschriften of statutaire bepalingen is geen grond voor het niet goedkeuren van het overdrachtsplan.
3. Onverminderd artikel 3:159x, tweede lid, keurt de rechtbank het overdrachtsplan met betrekking tot activa of passiva goed, tenzij de schuldeisers die een vordering houden op de probleeminstelling daardoor zouden worden benadeeld.
4. De rechtbank kan ambtshalve aan de goedkeuring voorwaarden verbinden met betrekking tot de voldoening van de prijs.
1. Bij het uitspreken van de overdrachtsregeling benoemt de rechtbank een of meer overdragers. De Nederlandsche Bank kan voor de benoeming van de overdrager of overdragers voordrachten doen.
2. Indien het verzoek wordt toegewezen, wordt de beschikking op een openbare terechtzitting uitgesproken en wordt een uittreksel ervan onverwijld door de overdrager bekendgemaakt in de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen Nederlandse dagbladen en ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar een bijkantoor van de probleeminstelling is gelegen of waarnaar zij diensten verricht. De uittreksels vermelden naam en zetel van de probleeminstelling, de woonplaats of het kantoor van de overdrager, de naam en de zetel van de overnemer, alsmede de datum van de beschikking. De publicatie in de landelijke dagbladen geschiedt in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaat. In de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en de landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar de probleeminstelling een bijkantoor heeft of waarnaar zij diensten verricht wordt daarenboven vermeld dat op de overdrachtsregeling, behoudens uitzonderingen, Nederlands recht van toepassing is, de rechtsgrondslag, dat de Nederlandsche Bank de bevoegde toezichthouder is, alsmede de uiterste datum waarop tegen de beschikking beroep in cassatie kan worden ingesteld met vermelding van het volledige adres van de Hoge Raad en het onderwerp van de beschikking.
3. Indien het verzoek wordt toegewezen, stelt de griffier van de rechtbank de Nederlandsche Bank daarvan terstond in kennis. De Nederlandsche Bank stelt de Autoriteit Financiële Markten onmiddellijk in kennis van de toewijzing van het verzoek.
4. Indien de goedkeuring een overdrachtsplan betreft met betrekking tot door de probleeminstelling uitgegeven aandelen die zijn toegelaten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt of een in Nederland geëxploiteerde multilaterale handelsfaciliteit, en de Autoriteit Financiële Markten een inkennisstelling als bedoeld in het derde lid, tweede volzin, daarvan ontvangt, verplicht zij door middel van een aanwijzing de betrokken marktexploitant of de in artikel 4:4b bedoelde beleggingsonderneming om de handel in die aandelen, alsmede de handel in daaraan gerelateerde financiële instrumenten, op te schorten of te onderbreken en de handel in die aandelen of in certificaten van die aandelen tot een door de Autoriteit Financiële Markten nader te bepalen tijdstip niet meer te hervatten.
5. Voor de toepassing van het vierde lid worden met aandelen die zijn toegelaten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt of een in Nederland geëxploiteerde multilaterale handelsfaciliteit gelijkgesteld aandelen ten aanzien waarvan in Nederland systematische interne afhandeling plaatsvindt.
6. Een door de rechtbank gegeven beschikking als bedoeld in dit artikel, is uitvoerbaar bij voorraad.
1. Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 3:159ij, eerste lid, heeft, indien het verzoek om het uitspreken van de overdrachtsregeling geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, of aan de goedkeuring voorwaarden als bedoeld in artikel 3:159ij, vierde lid, zijn verbonden, de Nederlandsche Bank het recht van hoger beroep gedurende acht dagen na de dag van de afwijzing. Artikel 3:159v is van overeenkomstige toepassing.
2. Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 3:159ij, eerste lid, staat geen hoger beroep open indien het verzoek om het uitspreken van de overdrachtsregeling wordt toegewezen.
3. Een aandeelhouder, met uitzondering van de aandeelhouder die ingevolge artikel 3:159w, eerste lid, tweede volzin, door de rechtbank in staat is gesteld te worden gehoord, heeft het recht van verzet tegen een beschikking als bedoeld in artikel 3:159ij, eerste lid, gedurende acht dagen na de dag van de goedkeuring indien het overdrachtsplan wordt goedgekeurd.
4. Indien een aandeelhouder als bedoeld in het derde lid, in verzet komt, kunnen de aandeelhouder en de probleeminstelling die door de rechtbank in staat zijn gesteld te worden gehoord, zich voegen.
5. Het verzet kan zich niet richten tegen de prijs die de overnemer bereid is te betalen of de wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen, wordt vastgesteld.
6. Indien de rechtbank het verzet gegrond verklaart, leidt dit niet tot vernietiging van de overdrachtsregeling indien de ongedaanmaking van de overdrachtsregeling onevenredig ernstige gevolgen zou hebben.
1. Een aandeelhouder kan, indien hij van mening is dat de door de overnemer te betalen prijs geen volledige vergoeding vormt voor de schade die hij rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn aandeel lijdt, de ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam verzoeken een aanvullende schadeloosstelling vast te stellen.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan worden ingediend gedurende zes weken na de dag waarop de beschikking tot het uitspreken van de overdrachtsregeling in kracht van gewijsde is gegaan, dan wel, indien de overnameprijs op dat moment nog niet vaststaat, gedurende zes weken na de dag waarop de overnameprijs op de in het overdrachtsplan bepaalde wijze is komen vast te staan. De ondernemingskamer behandelt het verzoek op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken.
3. Indien de ondernemingskamer aannemelijk acht dat de door de overnemer te betalen prijs geen volledige vergoeding vormt van de door de aandeelhouder geleden schade, stelt zij een aanvullende schadeloosstelling vast. De artikelen 6:8, tweede lid, en 6:9 zijn van overeenkomstige toepassing.
4. De Staat der Nederlanden stelt uiterlijk vier weken nadat de beschikking tot vaststelling van de aanvullende schadeloosstelling in kracht van gewijsde is gegaan, het bedrag van de schadeloosstelling betaalbaar. De artikelen 6:12, tweede, derde en vijfde lid, en 6:13 zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Door de beschikking, bedoeld in artikel 3:159ij, eerste lid, verliest de probleeminstelling van rechtswege de beschikking en het beheer over dat deel van haar vermogen dat in het overdrachtsplan als over te dragen is opgenomen, te rekenen van de dag waarop de beschikking is gegeven, die dag daaronder begrepen.
2. In afwijking van het eerste lid werkt de beschikking niet terug ten aanzien van een door de probleeminstelling, indien deze een instelling is als bedoeld in artikel 212a, onder a, van de Faillissementswet:
a. gegeven overboekingsopdracht, opdracht tot verrekening of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig in een systeem als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, van de Faillissementswet uit te voeren, of rechten en verplichtingen die voor een deelnemer ingevolge of in verband met zijn deelname aan een systeem als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, van die wet, zijn ontstaan; en
b. gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een overdracht of vestiging van een pandrecht of een opdracht tot verrekening op grond daarvan, ingeval deze opdracht of financiëlezekerheidsovereenkomst is gegeven onderscheidenlijk gesloten voor het tijdstip waarop de rechtbank de beschikking heeft gegeven.
3. Het eerste lid kan niet aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een probleeminstelling die een instelling is als bedoeld in artikel 212a, onder a, van de Faillissementswet gegeven overboekingsopdracht, opdracht tot verrekening of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig uit te voeren, ingeval de opdracht is gegeven na het tijdstip waarop de rechtbank een beschikking als bedoeld in artikel 3:159ij, eerste lid, heeft gegeven, indien de opdracht in een systeem als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, van de Faillissementswet, wordt uitgevoerd op de dag waarop de beschikking is gegeven en de centrale tegenpartij, de afwikkelende instantie of het verrekeningsinstituut als bedoeld in artikel 212a, onderdelen c, d en e, van de Faillissementswet kan aantonen dat deze ten tijde van de uitvoering van de opdracht de door de rechtbank gegeven beschikking niet kende of behoorde te kennen en kan evenmin aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door de probleeminstelling gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, een overdracht of vestiging van een pandrecht op grond daarvan, alsmede elke rechtshandeling op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst vanwege verbintenissen van de probleeminstelling die na het tijdstip waarop de rechtbank een beschikking als bedoeld in artikel 3:159ij, eerste lid, heeft gegeven zijn ontstaan, mits de betreffende rechtshandeling plaatsvindt op de dag waarop de beschikking is gegeven en de wederpartij kan aantonen dat deze ten tijde van de rechtshandeling de door de rechtbank gegeven beschikking niet kende of behoorde te kennen.
4. Het tweede en het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op goederenrechtelijke zekerheidsrechten die door een probleeminstelling in verband met deelname aan een systeem als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, van de Faillissementswet, zijn gevestigd ten behoeve van een centrale bank als bedoeld in artikel 212a, onderdeel h, van de Faillissementswet of ten behoeve van een financiële onderneming die deelneemt aan het systeem alsmede in geval van een overdrachtsregeling ten aanzien van een systeemexploitant van een interoperabel systeem die geen deelnemer is.
1. De overdrager is belast met de overdracht van de in het overdrachtsplan genoemde deposito-overeenkomsten, activa of passiva en aandelen, die niet reeds zijn overgegaan door goedkeuring van het overdrachtsplan en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden.
2. De overdrager is bij uitsluiting bevoegd alle handelingen te verrichten in verband met het overdrachtsplan.
3. De bestuurders en commissarissen van de probleeminstelling en haar vertegenwoordigers verlenen alle door de overdrager gevraagde medewerking.
4. De overdrager voert het overdrachtsplan uit zo spoedig mogelijk nadat de rechtbank het heeft goedgekeurd.
5. Zijn er twee of meer overdragers, dan kan ieder van hen alle werkzaamheden verrichten, tenzij anders is bepaald. Bij verschil van mening tussen de overdragers beslist op verzoek van een hunner de rechtbank Amsterdam.
6. De overdrachtsregeling houdt van rechtswege op van kracht te zijn doordat de probleeminstelling in staat van faillissement wordt verklaard of ten aanzien van de probleeminstelling de noodregeling wordt uitgesproken doordat de rechtbank op verzoek van de overdrager of de Nederlandsche Bank de overdrachtsregeling beëindigt, of doordat de Nederlandsche Bank vaststelt dat het overdrachtsplan en de daarmee samenhangende werkzaamheden zijn uitgevoerd.
7. De Nederlandsche Bank doet van de beëindiging door de rechtbank of de vaststelling door de Nederlandsche Bank dat het overdrachtsplan en de daarmee samenhangende werkzaamheden zijn uitgevoerd onverwijld mededeling in de Staatscourant.
8. De benoeming van de overdrager eindigt van rechtswege doordat de overdrachtsregeling ophoudt van kracht te zijn.
9. De kosten in verband met de uitvoering van het overdrachtsplan, waaronder het salaris van de overdrager, komen voor rekening van de probleeminstelling, tenzij in het overdrachtsplan anders is bepaald.
1. De overdrager houdt bij een financiële onderneming die ingevolge deze wet in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen een rekening aan op zijn naam met vermelding van zijn hoedanigheid, die uitsluitend bestemd is voor gelden, die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig onder zich neemt, tenzij in het overdrachtsplan anders is bepaald en tenzij de rechtbank ingevolge artikel 3:159ij, vierde lid, andersluidende voorwaarden aan de goedkeuring heeft verbonden.
2. De overnemer voldoet de prijs, bedoeld in artikel 3:159i, eerste lid, onderdeel c, 3:159o, onderdeel c, en 3:159r, onderdeel c, door overmaking op de rekening, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk nadat de rechtbank de overdrachtsregeling heeft uitgesproken, tenzij in het overdrachtsplan anders is bepaald en tenzij de rechtbank ingevolge artikel 3:159ij, vierde lid, andersluidende voorwaarden aan de goedkeuring heeft verbonden.
1. De overdracht van aandelen kan afwijken van wettelijke voorschriften of statutaire bepalingen, voor zover dit in het overdrachtsplan is bepaald.
2. De overdrager maakt de goedkeuring van het overdrachtsplan en de in het overdrachtsplan opgenomen prijs of wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld zo spoedig mogelijk nadat de rechtbank de overdrachtsregeling heeft uitgesproken, bekend aan de rechthebbenden. In daarvoor in aanmerking komende gevallen geschiedt de bekendmaking overeenkomstig artikel 5:25m, eerste en tweede lid.
3. Een in het overdrachtsplan genoemd door de probleeminstelling uitgegeven aandeel gaat onbezwaard over op de overnemer. Overgang van door de probleeminstelling uitgegeven aandelen doet de rechten op nieuw uit te geven aandelen vervallen.
4. De op een overgegaan door de probleeminstelling uitgegeven aandeel rustende rechten van pand of vruchtgebruik en de aan de overnemer bekende beslagen op dat aandeel gaan op het tijdstip van de overgang over op het recht op de prijs met betrekking tot dat aandeel.
5. Indien een aandeel overgaat dan wel wordt overgedragen waarvoor met medewerking van de probleeminstelling een certificaat of een daarmee vergelijkbaar financieel instrument is uitgegeven, komt het recht op de prijs toe aan de houder van dat certificaat of dat financiële instrument en vervalt het certificaat, onderscheidenlijk het financiële instrument.
1. De Nederlandsche Bank kan, nadat zij de overdrager in staat heeft gesteld te worden gehoord, de rechtbank Amsterdam verzoeken om goed te keuren dat een reeds goedgekeurd overdrachtsplan wordt aangepast op een in het verzoek bepaalde wijze.
2. Ingeval de rechtbank de aanpassing niet goedkeurt, wijst zij het verzoek om aanpassing van het overdrachtsplan af en blijft het overdrachtsplan ongewijzigd in stand.
3. De artikelen 3:159c, tweede lid, 3:159d tot en met 3:159s, 3:159t, tweede lid, 3:159v tot en met 3:159z, met uitzondering van artikel 3:159ij, eerste lid, 3:159ae en 3:159af zijn van overeenkomstige toepassing op de aanpassing van het overdrachtsplan.
1. De artikelen 3:159a tot en met 3:159ag zijn van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van banken met zetel in een staat die geen lidstaat is ten aanzien waarvan de Nederlandsche Bank ingevolge artikel 3:267, tweede lid, heeft besloten dat het ingevolge de paragrafen 3.5.6.1 en 3.5.6.1A bepaalde betreffende het depositogarantiestelsel van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat het overdrachtsplan geen betrekking kan hebben op aandelen en dat wordt verstaan onder:
een deposito voor zover dit voor vergoeding ingevolge het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 3:259, tweede lid, op grond van artikel 3:267, tweede lid, in aanmerking komt;
activa of passiva anders dan uit hoofde van een deposito-overeenkomst, die zich in Nederland bevinden of door Nederlands recht worden beheerst.
2. De artikelen 3:159a, 3:159c, eerste lid, tweede lid, onderdelen b en c, en vierde lid, 3:159d tot en met 3:159g en 3:159o tot en met 3:159ag zijn van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van verzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is.
D
Na het opschrift van § 3.5.5.1 wordt aan artikel ingevoegd, luidende:
E
Artikel 3:160 komt te luiden:
1. Ingeval de Nederlandsche Bank oordeelt dat er ten aanzien van een bank of verzekeraar met zetel in Nederland die een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft, zich een situatie als bedoeld in artikel 3:159c, eerste lid, voordoet, kan zij de rechtbank Amsterdam verzoeken ten aanzien van die bank of verzekeraar de noodregeling uit te spreken.
2. Ingeval het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van een bank of verzekeraar met zetel in Nederland die niet een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft een bijzondere voorziening behoeft, kan de Nederlandsche Bank de rechtbank Amsterdam verzoeken ten aanzien van die bank of verzekeraar de noodregeling uit te spreken.
F
Artikel 3:161 komt te luiden:
G
Artikel 3:162 komt te luiden:
De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van het verzoekschrift aan de bank of verzekeraar en geeft kennis van de inhoud van het verzoekschrift aan de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waar een bijkantoor van de bank of verzekeraar is gelegen of waarnaar zij of hij diensten verricht vanuit haar of zijn vestigingen in een andere lidstaat.
H
Na artikel 3:162 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
De rechtbank behandelt het verzoek van de Nederlandsche Bank tot het uitspreken van de noodregeling met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voorzover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.
1. De bank of verzekeraar kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen:
a. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159d, tweede lid;
b. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159f, eerste lid;
c. beslissingen als bedoeld in de artikelen 1:75 en 1:76 die zijn genomen nadat de Nederlandsche Bank een mededeling als bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, heeft gedaan;
d. het oordeel van de Nederlandsche Bank dat zich een situatie als bedoeld in artikel 3:159c, eerste lid, voordoet.
2. Ingeval een bank of verzekeraar zich heeft verweerd tegen een beslissing of oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien de Nederlandsche Bank in redelijkheid niet tot die beslissingen of dat oordeel heeft kunnen komen.
1. De rechtbank spreekt de noodregeling uit indien summierlijk blijkt dat zich een situatie, als bedoeld in artikel 3:159c, eerste lid, voordoet.
2. Ingeval de Nederlandsche Bank een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 3:159c, tweede lid, onderdeel a of b, heeft overgelegd, keurt de rechtbank het overdrachtsplan goed, tenzij de in het overdrachtsplan genoemde prijs of wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld, gegeven de omstandigheden van het geval, niet een redelijke prijs of wijze is. Bij het vaststellen of de prijs of wijze redelijk is wordt uitgegaan van het te verwachten toekomstperspectief van de bank of verzekeraar in de situatie dat het overdrachtsplan niet wordt goedgekeurd en de noodregeling niet wordt uitgesproken.
3. Onverminderd het tweede lid, keurt de rechtbank het plan met betrekking tot de overdracht van activa of passiva goed, tenzij de schuldeisers die een vordering houden op de bank of verzekeraar daardoor zouden worden benadeeld.
4. De rechtbank kan ambtshalve aan de goedkeuring voorwaarden verbinden met betrekking tot de voldoening van de prijs.
1. Bij het uitspreken van de noodregeling benoemt de rechtbank een van haar leden tot rechter-commissaris en benoemt zij een of meer bewindvoerders. De Nederlandsche Bank kan voor de benoeming van de bewindvoerder of bewindvoerders voordrachten doen.
2. Indien het verzoek wordt toegewezen, wordt de beschikking op een openbare terechtzitting uitgesproken en wordt een uittreksel ervan onverwijld door de bewindvoerder bekendgemaakt in de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen Nederlandse dagbladen en ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar een bijkantoor van de financiële onderneming is gelegen of waarnaar zij diensten verricht. De uittreksels vermelden naam en zetel van de financiële onderneming, bedoeld in het eerste lid, de woonplaats of het kantoor van de bewindvoerders alsmede de datum van de beschikking. De publicatie in de landelijke dagbladen geschiedt in de officiële taal of talen van iedere betrokken lidstaat. In de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en de landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar de financiële onderneming een bijkantoor heeft of waarnaar zij diensten verricht wordt daarenboven vermeld dat op de noodregeling, behoudens uitzonderingen, Nederlands recht van toepassing is, de rechtsgrondslag, dat de Nederlandsche Bank de bevoegde toezichthouder is, alsmede de uiterste datum waarop tegen de beschikking beroep in cassatie kan worden ingesteld met vermelding van het volledige adres van de Hoge Raad en het onderwerp van de beschikking.
I
Artikel 3:163 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt de zinsnede «en 3:161,».
2. Na het derde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
4. Geen machtiging is benodigd voor het uitvoeren door de bewindvoerders van een door de rechtbank goedgekeurd overdrachtsplan.
5. Indien een machtiging in strijd komt met een door de rechtbank goedgekeurd overdrachtsplan, vervalt die machtiging van rechtswege.
J
In artikel 3:167 wordt de zinsnede «3:160, eerste en tweede lid, 3:161» vervangen door: 3:162c, eerste lid,.
K
In artikel 3:169, eerste lid, wordt de zinsnede «3:160, eerste of tweede lid, 3:161» vervangen door: 3:162c, eerste lid.
L
Artikel 3:174, eerste lid, komt te luiden als volgt:
1. Een beschikking als bedoeld in artikel 3:162c, eerste lid, 3:163, eerste lid, of 3:164, eerste lid, is uitvoerbaar bij voorraad. Een beschikking als bedoeld in artikel 3:162c, eerste lid, werkt terug tot aan het begin van de dag waarop zij is uitgesproken. De in dit lid bedoelde uitvoerbaarheid en terugwerkende kracht gelden niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.
M
Na artikel 3:174 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:
1. Ingeval de Nederlandsche Bank bij haar verzoek tot het uitspreken van de noodregeling geen overdrachtsplan heeft overgelegd of indien zij dat wel heeft gedaan maar de rechtbank het overdrachtsplan niet heeft goedgekeurd, kan de Nederlandsche Bank alsnog of opnieuw een overdrachtsplan voorbereiden.
2. De artikelen 3:159c, tweede lid, 3:159d, 3:159e, 3:159h tot en met 3:159p, 3:159u, 3:159v, 3:159ij, tweede tot en met vierde lid, 3:159z, tweede en derde lid, 3:159aa, 3:159ad, eerste tot en met vijfde, achtste en negende lid, en 3:159ae en 3:159ag zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. in de artikelen 3:159d en 3:159e voor «probleeminstelling» wordt gelezen: de bank of verzekeraar en bewindvoerder;
b. in de artikelen 3:159ad, eerste tot en met vijfde lid, 3:159ae, 3:159af, tweede lid en 3:159ag, eerste lid, voor «overdrager» of «overdragers» wordt gelezen «bewindvoerder» onderscheidenlijk «bewindvoerders».
N
In artikel 3:180, tweede lid, wordt de zinsnede «De vorderingen welke opeisbaar worden op of na de datum van de beschikking, bedoeld in de artikelen 3:160, eerste en tweede lid, en 3:161,» vervangen door: De vorderingen welke opeisbaar worden op of na de datum van de beschikking, bedoeld in artikel 3:162c, eerste lid,.
O
In artikel 3:181, eerste lid, vervalt de zinsnede «of 3:161».
P
In artikel 3:184 wordt de zinsnede «bedoeld in de artikelen 3:160, eerste en tweede lid, en 3:161,» vervangen door: bedoeld in artikel 3:162c, eerste lid,.
Q
Artikel 3:191 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «3:160, eerste of tweede lid, 3:161» vervangen door «3:162c, eerste lid» en wordt de zinsnede «zo zij niet zijn gehoord» vervangen door: zo zij niet in staat zijn gesteld te worden gehoord.
2. In het eerste lid wordt de zinsnede «3:160, eerste of tweede lid, 3:161» vervangen door «162c, eerste lid» en wordt de zinsnede «zo zij niet zijn gehoord» vervangen door: zo zij niet in staat zijn gesteld te worden gehoord.
3. Onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot het vierde tot en met het zevende lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid staat geen hoger beroep open tegen een beschikking als bedoeld in artikel 3:162c, eerste lid, indien de rechtbank eveneens het verzoek om goedkeuring van een overdrachtsplan heeft toegewezen.
R
Artikel 3:202 komt te luiden:
Indien het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van een in Nederland gelegen bijkantoor van een bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat is die niet een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft een bijzondere voorziening behoeft, kan de rechtbank Amsterdam op verzoek van de Nederlandsche Bank de noodregeling uitspreken.
S
Artikel 3:206 komt te luiden:
1. Ingeval de Nederlandsche Bank oordeelt dat er ten aanzien van een in Nederland gelegen bijkantoor van een bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is die een vergunning als bedoeld in artikel 2:20 onderscheidenlijk 2:40 heeft, zich een situatie als bedoeld in artikel 3:159c, eerste lid, voordoet, kan de rechtbank Amsterdam op verzoek van de Nederlandsche Bank ten aanzien van die bank of verzekeraar de noodregeling uitspreken.
2. In geval het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van een in Nederland gelegen bijkantoor van een bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is die niet een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft een bijzondere voorziening behoeft, kan de rechtbank Amsterdam op verzoek van de Nederlandsche Bank de noodregeling uitspreken.
T
Artikel 3:207 vervalt.
U
In artikel 3:208, eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede «de bank, bedoeld in artikel 3:206, eerste en tweede lid, levensverzekeraar en schadeverzekeraar, bedoeld in artikel 3:207,» vervangen door: de bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, bedoeld in artikel 3:206, eerste en tweede lid.
V
In artikel 3:211, eerste lid, vervalt de zinsnede « of 3:207».
W
In artikel 3:212, eerste en tweede lid, wordt de zinsnede «waar een bijkantoor van de bank, bedoeld in artikel 3:206, eerste of tweede lid, of van de verzekeraar, als bedoeld in artikel 3:207 is gelegen» vervangen door: waar een bijkantoor van de bank of de verzekeraar, bedoeld in artikel 3:206, eerste of tweede lid, is gelegen.
X
In artikel 3:235 wordt de zinsnede «bedoeld in de artikelen 3:206, eerste en tweede lid, en 3:207» vervangen door: bedoeld in artikel 3:206, eerste en tweede lid.
IJ
Na artikel 3:259 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Er is een rechtspersoon voor het beheer en de instandhouding van een garantiefonds dat is bestemd voor het aan de Nederlandsche Bank vergoeden van bedragen die deze heeft uitgekeerd ingevolge een vangnetregeling.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid en de personen die het dagelijks beleid onderscheidenlijk het beleid van die rechtspersoon bepalen.
Z
Na artikel 3:267c wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
Deze afdeling is van toepassing op overeenkomsten waarbij een bank of verzekeraar of tot dezelfde groep behorende onderneming met zetel in Nederland partij is, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst.
1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder gebeurtenis verstaan:
a. het voorbereiden van een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 3:159c, eerste lid;
b. de mededeling, bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid;
c. een besluit als bedoeld in 3:159f;
d. het overleggen en het verzoek als bedoeld in artikel 3:159u;
e. het uitspreken van de overdrachtsregeling, bedoeld in artikel 3:159ij, eerste lid;
f. het goedkeuren van het overdrachtsplan, bedoeld in artikel 3:159ij, tweede en derde lid;
g. het verbinden van voorwaarden met betrekking tot de voldoening van de prijs, bedoeld in artikel 3:159ij, vierde lid;
h. de benoeming van een of meer overdragers, bedoeld in artikel 3:159z, eerste lid;
i. het instellen van hoger beroep, bedoeld in artikel 3:159aa eerste lid;
j. het instellen van verzet, bedoeld in artikel 3:159aa, derde lid;
k. de gegrondverklaring van het verzet, bedoeld in artikel 3:159aa, zesde lid;
l. het achterwege blijven van vernietiging als bedoeld in artikel 3:159aa, zesde lid;
m. een verzoek als bedoeld in artikel 3:159ag, eerste lid;
n. een besluit als bedoeld in artikel 6:1;
o. een besluit als bedoeld in artikel 6:2; of
p. een gebeurtenis naar een ander recht dan Nederlands recht, die vergelijkbaar is met de gebeurtenissen, bedoeld in onderdelen a tot en met o.
2. Met een gebeurtenis worden gelijkgesteld handelingen die een gebeurtenis voorbereiden of uitvoeren, de uitoefening van bevoegdheden die met de gebeurtenis verband houden of het ontstaan dan wel nakomen van verplichtingen die met de gebeurtenis verband houden.
1. Een wederpartij in een rechtsverhouding met een bank of verzekeraar of een tot dezelfde groep behorende onderneming kan zonder toestemming van de Nederlandsche Bank geen beroep doen op een beding die hem naar aanleiding van een gebeurtenis het recht geeft tot:
a. uitoefening van daaruit voortvloeiende rechten of bevoegdheden;
b. het verlangen van nakoming van daaruit voortvloeiende verplichtingen; of
c. beëindiging, wijziging of vervanging van de rechtsverhouding of van daaruit voortvloeiende rechten, bevoegdheden of verplichtingen.
2. Jegens de bank of verzekeraar of een tot dezelfde groep behorende onderneming kan geen beroep worden gedaan op het zich voordoen van een omstandigheid die het gevolg is van een gebeurtenis, daaronder begrepen een tekortkoming of een opeisbaarheidsgrond.
3. Onder de in het eerste lid genoemde rechten, bevoegdheden en verplichtingen zijn mede begrepen rechten en verplichtingen die de wederpartij of een derde het recht of de bevoegdheid geven tot:
a. het opeisen van een vordering;
b. de opeisbaarheid van een vordering beëindigen;
c. het verlangen van een vorm van zekerheid;
d. het overdragen van een goed;
e. het brengen van wijziging in het bedrag van een vordering of het tijdstip waarop een betaling dient te geschieden;
f. het uitoefenen van een bevoegdheid tot opschorting, verrekening of inhouding;
g. het instellen van een tegenvordering; of
h. het verhinderen of onderwerpen aan voorwaarden van de uitoefening van een recht of een bevoegdheid die de bank of verzekeraar of een tot dezelfde groep behorende onderneming op grond van de wet of overeenkomst toekomt.
4. Het eerste tot en met het derde lid zijn niet van toepassing op:
a. een recht dat krachtens een in het eerste lid bedoelde rechtsverhouding toekomt aan een centrale bank of, in verband met deelname aan een systeem als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, van de Faillissementswet, aan een andere deelnemer die deelneemt aan het systeem;
b. een recht dat voortvloeit uit een door de bank of verzekeraar gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst.
AA
Aan artikel 5:71 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Artikel 5:70, eerste lid, is niet van toepassing op de Staat der Nederlanden of een ingevolge artikel 6:2, vierde lid, aangewezen rechtspersoon, die in het algemeen belang overwegende zeggenschap in een financiële onderneming verkrijgt.
AB
Deel 6 komt te luiden:
1. Onze Minister kan, indien hij van oordeel is dat de stabiliteit van het financiële stelsel ernstig en onmiddellijk in gevaar komt door de situatie waarin een financiële onderneming met zetel in Nederland zich bevindt, met het oog op de stabiliteit van dat stelsel onmiddellijke voorzieningen treffen ten aanzien van de betrokken onderneming, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften of statutaire bepalingen, met uitzondering van de bij of krachtens dit deel gestelde regels.
2. Onze Minister raadpleegt de Nederlandsche Bank alvorens een voorziening als bedoeld in het eerste lid te treffen. Het besluit wordt genomen in overeenstemming met Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken.
3. Onze Minister regelt zo nodig de gevolgen van de door hem getroffen voorzieningen en bepaalt de termijn van die voorzieningen. Onze Minister kan deze termijn bij afzonderlijk besluit verlengen.
4. Een krachtens het eerste lid getroffen voorziening kan, onverminderd artikel 6:6, noch door de betrokken onderneming, noch door derden ongedaan worden gemaakt. Een besluit daartoe is nietig.
1. Onze Minister kan, indien hij van oordeel is dat de stabiliteit van het financiële stelsel ernstig en onmiddellijk in gevaar komt door de situatie waarin een financiële onderneming met zetel in Nederland zich bevindt, met het oog op de stabiliteit van dat stelsel besluiten tot onteigening van vermogensbestanddelen van de betrokken onderneming of onteigening van door of met medewerking van die onderneming uitgegeven effecten, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften of statutaire bepalingen, met uitzondering van de bij of krachtens dit deel gestelde regels.
2. Onze Minister raadpleegt de Nederlandsche Bank alvorens een besluit tot onteigening te nemen. Het besluit wordt genomen in overeenstemming met Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken.
3. Een besluit tot onteigening vermeldt het tijdstip waarop het in werking treedt. De te onteigenen vermogensbestanddelen of effecten gaan over op het tijdstip van inwerkingtreding van dat besluit. Van het besluit wordt, onverminderd artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
4. In het besluit tot onteigening kan worden bepaald dat de te onteigenen vermogensbestanddelen of effecten worden onteigend ten name van een in dat besluit aangewezen privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.
5. Onze Minister regelt de gevolgen van de onteigening.
6. Een krachtens het eerste lid onteigend vermogensbestanddeel of effect gaat onbezwaard over op de Staat der Nederlanden of de krachtens het vierde lid aangewezen rechtspersoon. Onteigening krachtens het eerste lid van door of met medewerking van de betrokken onderneming uitgegeven effecten doet de rechten op nieuw uit te geven effecten van die klasse vervallen.
7. De onteigeningswet is niet van toepassing op onteigeningen krachtens het eerste lid.
1. Onze Minister stelt, indien hij voornemens is een besluit als bedoeld in artikel 6:1 of 6:2 te nemen, de Autoriteit Financiële Markten van dat voornemen in kennis. Voorts stelt hij de Autoriteit Financiële Markten onmiddellijk in kennis van een op grond van artikel 6:1 of 6:2 genomen besluit.
2. Indien de Autoriteit Financiële Markten kennisgeving ontvangt van een besluit tot onteigening van effecten die zijn toegelaten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt of een in Nederland geëxploiteerde multilaterale handelsfaciliteit, verplicht zij door middel van een aanwijzing de betrokken marktexploitant of de in artikel 4:4b bedoelde beleggingsonderneming om de handel in die effecten, alsmede de handel in daaraan gerelateerde financiële instrumenten, op te schorten of te onderbreken en de handel in onteigende effecten of in certificaten van onteigende aandelen tot een door de Autoriteit Financiële Markten nader te bepalen tijdstip niet meer te hervatten.
3. Voor de toepassing van het tweede lid worden met effecten die zijn toegelaten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt of een in Nederland geëxploiteerde multilaterale handelsfaciliteit gelijkgesteld effecten ten aanzien waarvan in Nederland systematische interne afhandeling plaatsvindt.
1. Een krachtens artikel 6:1 getroffen onmiddellijke voorziening kan mede tot de moedermaatschappij met zetel in Nederland van de betrokken financiële onderneming gericht zijn.
2. Een krachtens artikel 6:2 genomen besluit kan, indien de betrokken financiële onderneming een moedermaatschappij met zetel in Nederland heeft, mede strekken tot onteigening van vermogensbestanddelen van de moedermaatschappij of onteigening van door of met medewerking van die maatschappij uitgegeven effecten.
Onverminderd artikel 1:89, eerste lid, verstrekt de toezichthouder eigener beweging of desgevraagd vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan Onze Minister, indien dit met het oog op de toepassing van artikel 6:1 of 6:2 noodzakelijk is. Artikel 1:42, vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Tegen een besluit op grond van artikel 6:1 of 6:2 kan een belanghebbende, in afwijking van artikel 1:110, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een weigering om toepassing te geven aan artikel 6:1 of 6:2.
1. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tien dagen. Artikel 7:1 van die wet is niet van toepassing.
2. In afwijking van artikel 8:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde griffierecht dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling kan een kortere termijn stellen.
3. De Afdeling behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Afdeling 8.2.4 van die wet blijft buiten toepassing.
4. Aan Onze Minister wordt terstond een afschrift van het beroepschrift gezonden. Artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat tot één dag voor de zitting nadere stukken kunnen worden ingediend.
5. De Afdeling doet uitspraak uiterlijk op de veertiende dag nadat het beroepschrift is ontvangen. Indien met toepassing van artikel 8.14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht twee of meer zaken gevoegd worden behandeld, doet de Afdeling uitspraak uiterlijk op de veertiende dag na ontvangst van het laatst ontvangen beroepschrift.
6. De voorzitter van de Afdeling stelt partijen onverwijld in kennis van de uitspraak.
1. De rechthebbende ten aanzien van een krachtens artikel 6:2 onteigend vermogensbestanddeel of effect of een ingevolge het zesde lid van dat artikel vervallen recht op nieuw uit te geven effecten heeft recht op schadeloosstelling. De schadeloosstelling vormt een volledige vergoeding voor de schade die hij rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn vermogensbestanddeel of effect of vervallen recht lijdt.
2. Vergoed wordt de werkelijke waarde die het onteigende vermogensbestanddeel of effect, onderscheidenlijk het vervallen recht, uitsluitend voor degene aan wie het toekomt, heeft. Indien het onteigende effect een niet volgestort aandeel is, wordt de werkelijke waarde daarvan vergoed naar rato van het gestorte bedrag.
3. De op een onteigend vermogensbestanddeel of effect rustende rechten van pand of vruchtgebruik en de Onze Minister bekende beslagen gaan op het tijdstip van de onteigening over op het recht op schadeloosstelling. Aan een op een onteigend vermogensbestanddeel rustend recht van hypotheek komt de werking toe van een pandrecht op het recht op schadeloosstelling.
4. Indien een aandeel wordt onteigend waarvoor met medewerking van de vennootschap een certificaat of een daarmee vergelijkbaar financieel instrument is uitgegeven, komt in afwijking van het eerste lid het recht op schadeloosstelling toe aan de houder van dat certificaat of dat financiële instrument en vervalt het certificaat, onderscheidenlijk het financiële instrument.
1. Bij het bepalen van de werkelijke waarde van een onteigend vermogensbestanddeel of effect of een ingevolge artikel 6:2, zesde lid, vervallen recht op nieuw uit te geven effecten wordt uitgegaan van het te verwachten toekomstperspectief van de betrokken financiële onderneming in de situatie dat geen onteigening zou hebben plaatsgevonden, en de prijs die, gegeven dat toekomstperspectief, op het tijdstip van onteigening zou zijn tot stand gekomen bij een veronderstelde vrije koop in het economische verkeer tussen de onteigende als redelijk handelende verkoper en de onteigenaar als redelijk handelende koper.
2. Indien de betrokken onderneming voorafgaand aan het besluit tot onteigening van overheidswege financiële steun heeft ontvangen, wordt de waarde die deze steun vertegenwoordigt in de in het eerste lid bedoelde prijs verdisconteerd.
1. De schadeloosstelling wordt vastgesteld door de ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam.
2. Onze Minister doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zeven dagen nadat het besluit tot onteigening onherroepelijk is geworden, een aanbod tot schadeloosstelling en verzoekt de ondernemingskamer de schadeloosstelling overeenkomstig dat aanbod vast te stellen.
3. Van het aanbod tot schadeloosstelling wordt door Onze Minister mededeling gedaan aan degene aan wie ingevolge artikel 6:8, eerste of vierde lid, het recht op schadeloosstelling toekomt. In daarvoor in aanmerking komende gevallen geschiedt de mededeling overeenkomstig artikel 5:25m, eerste en tweede lid.
1. De ondernemingskamer behandelt het verzoek tot vaststelling van de schadeloosstelling op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken.
2. De ondernemingskamer stelt de schadeloosstelling vast overeenkomstig het aanbod van Onze Minister, tenzij zij aannemelijk acht dat het aanbod geen volledige vergoeding vormt voor de door betrokkene geleden schade.
3. Indien het aanbod van Onze Minister geen volledige vergoeding vormt van de door betrokkene geleden schade, stelt de ondernemingskamer met inachtneming van de artikelen 6:8 en 6:9 voor betrokkene een hogere schadeloosstelling vast.
4. De ondernemingskamer geeft omtrent de kosten van het geding zodanige uitspraak als zij meent dat behoort. Een rechthebbende op schadeloosstelling die geen verweer heeft gevoerd, wordt niet verwezen in de kosten.
1. De Staat der Nederlanden stelt uiterlijk vier weken na indiening van het verzoek tot vaststelling van de schadeloosstelling het bedrag van de door Onze Minister aangeboden schadeloosstelling bij wijze van voorschot betaalbaar.
2. De dag en plaats van betaalbaarstelling worden schriftelijk meegedeeld aan de rechthebbenden op schadeloosstelling van wie het adres bekend is. De dag en plaats van betaalbaarstelling worden tevens aangekondigd in een landelijk verspreid dagblad, tenzij van alle rechthebbenden het adres bekend is.
3. Zo lang en voor zover het in het eerste lid bedoelde bedrag niet is betaald, wordt het bedrag verhoogd met rente, gelijk aan de wettelijke rente, vanaf de dag van onteigening tot aan de dag van betaling.
4. Indien een hoger bedrag aan schadeloosstelling is vastgesteld dan bij wijze van voorschot is betaald, stelt de Staat het meerdere uiterlijk vier weken nadat de beschikking tot vaststelling van de schadeloosstelling in kracht van gewijsde is gegaan, betaalbaar. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de betaalbaarstelling van de schadeloosstelling.
1. De Staat der Nederlanden kan zich altijd van zijn betalingsverplichtingen ingevolge artikel 6:12 bevrijden door de in het eerste, derde en vierde lid van dat artikel bedoelde bedragen met de daarover verschuldigde rente te consigneren, onder mededeling van de hem bekende rechten van pand en vruchtgebruik en de hem bekende beslagen.
2. Van de consignatie wordt mededeling gedaan op de wijze, bepaald in artikel 6:12, tweede lid.
3. In afwijking van artikel 6:12, derde lid, wordt in het geval van consignatie de in dat lid bedoelde rente berekend tot aan de dag van consignatie.
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 212a wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «effectentegoeden» vervangen door: tegoeden in financiële instrumenten.
2. Onderdeel j wordt vervangen door:
een financieel instrument als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
3. In de onderdelen k en n wordt «effecten» vervangen door: financiële instrumenten.
B
Artikel 212d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «waarop het recht van toepassing is van een door de deelnemers gekozen lidstaat van de Europese Unie waarin ten minste één van de deelnemers zijn hoofdvestiging heeft» vervangen door:
mits:
a. de deelnemers het Nederlandse recht hebben gekozen als het recht dat op die overeenkomst van toepassing is; en
b. ten minste een van de deelnemers zijn hoofdvestiging in Nederland heeft.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «waarop het recht van toepassing is van een door de deelnemers gekozen lidstaat waarin ten minste één van de deelnemers zijn hoofdvestiging heeft» vervangen door:
mits:
a. de deelnemers het Nederlandse recht hebben gekozen als het recht dat op die overeenkomst van toepassing is; en
b. ten minste een van de deelnemers zijn hoofdvestiging in Nederland heeft.
C
Artikel 212g, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel h wordt «, bedoeld in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 83/66/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141)» vervangen door: als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
een deposito als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
een deposito voor zover dit voor vergoeding ingevolge het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 3:259, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht in aanmerking komt;
de overeenkomst op grond waarvan een depositohouder een deposito houdt bij een bank;
degene die deposito-overeenkomsten, activa of passiva anders dan uit hoofde van deposito-overeenkomsten overneemt, degene die bereid is zulks te doen en degene die onderzoekt of hij daartoe bereid is.
D
Na artikel 212h worden achttien artikelen ingevoegd, luidende:
1. Ingeval De Nederlandsche Bank N.V. oordeelt dat er ten aanzien van een bank die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 van de Wet op het financieel toezicht heeft tekenen van een gevaarlijke ontwikkeling zijn met betrekking tot het eigen vermogen, de solvabiliteit of de liquiditeit en redelijkerwijs is te voorzien dat die ontwikkeling niet voldoende of niet tijdig ten goede zal keren, kan zij de rechtbank Amsterdam verzoeken ten aanzien van die bank het faillissement uit te spreken.
2. Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. of een in een noodregeling benoemde bewindvoerder kan niet het faillissement van een bank die een door De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft aanvragen.
3. Een bank die een door De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft kan aangifte doen van haar eigen faillissement. In dat geval stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens te beslissen op de aangifte.
Indien het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van een bank met zetel in Nederland die niet een door De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft een bijzondere voorziening behoeft kan de rechtbank Amsterdam op verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement uitspreken.
De Nederlandsche Bank N.V. kan bij haar verzoek een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 3:159c, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht overleggen met het verzoek het overdrachtsplan goed te keuren.
De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van het verzoekschrift aan de bank en geeft kennis van de inhoud van het verzoekschrift aan de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waar een bijkantoor van de bank is gelegen of waarnaar zij diensten verricht vanuit haar vestigingen in een andere lidstaat.
De rechtbank behandelt het verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. tot het uitspreken van het faillissement of een aangifte door de bank met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voorzover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.
1. De bank kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen:
a. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159d, tweede lid van de Wet op het financieel toezicht;
b. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159f, eerste lid, van die wet;
c. beslissingen als bedoeld in de artikelen 1:75 en 1:76 van die wet die zijn genomen nadat De Nederlandsche Bank N.V. een mededeling als bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, van die wet heeft gedaan;
d. het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. dat zich een situatie als bedoeld in artikel 212ha, eerste lid, voordoet.
2. Ingeval een bank zich heeft verweerd tegen een beslissing of oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien De Nederlandsche Bank N.V. in redelijkheid niet tot die beslissing of dat oordeel heeft kunnen komen.
1. De rechtbank spreekt het faillissement uit indien summierlijk blijkt dat zich een situatie, als bedoeld in artikel 212ha, eerste lid, voordoet.
2. Ingeval De Nederlandsche Bank N.V. een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 212hc heeft overgelegd, keurt de rechtbank het overdrachtsplan goed, tenzij de in het overdrachtsplan genoemde prijs of wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld, gegeven de omstandigheden van het geval, niet een redelijke prijs of wijze is. Bij het vaststellen of de prijs of wijze redelijk is wordt uitgegaan van het te verwachten toekomstperspectief van de bank in de situatie dat het overdrachtsplan niet wordt goedgekeurd.
3. Onverminderd het tweede lid, keurt de rechtbank het plan met betrekking tot de overdracht van activa of passiva goed, tenzij de schuldeisers die een vordering houden op de bank daardoor zouden worden benadeeld.
1. Bij het uitspreken van het faillissement benoemt de rechtbank een van haar leden tot rechter-commissaris en benoemt zij een of meer curatoren. De Nederlandsche Bank N.V. kan voor de benoeming van de curator of curatoren voordrachten doen.
2. Indien het verzoek wordt toegewezen, wordt de beschikking op een openbare terechtzitting uitgesproken en wordt een uittreksel ervan onverwijld door de curator bekendgemaakt in de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen Nederlandse dagbladen en ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar een bijkantoor van de bank is gelegen of waarnaar zij diensten verricht. De uittreksels vermelden naam en zetel van de bank, de woonplaats of het kantoor van de curator alsmede de datum van de beschikking. De publicatie in de landelijke dagbladen geschiedt in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaat. In de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en de landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar de bank een bijkantoor heeft of waarnaar zij diensten verricht wordt daarenboven vermeld dat op het faillissement, behoudens uitzonderingen, Nederlands recht van toepassing is, de rechtsgrondslag, dat De Nederlandsche Bank N.V. de bevoegde toezichthouder is, alsmede de uiterste datum waarop tegen de beschikking beroep in cassatie kan worden ingesteld met vermelding van het volledige adres van de Hoge Raad en het onderwerp van de beschikking.
1. Een beschikking als bedoeld in artikel 212hb of 212hg, eerste lid, is uitvoerbaar bij voorraad.
2. In afwijking van artikel 8, eerste lid, staat geen hoger beroep open tegen het uitspreken van het faillissement indien de rechtbank eveneens een verzoek om goedkeuring van een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 212hc heeft toegewezen.
3. Artikel 10 is niet van toepassing.
De artikelen 3:159k, 3:159l en 3:159p van de Wet op het financieel toezicht zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Ingeval De Nederlandsche Bank N.V. bij haar verzoek tot faillietverklaring geen overdrachtsplan als bedoeld in artikel 3:159c, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht heeft overgelegd of indien zij dat wel heeft gedaan maar de rechtbank het overdrachtsplan niet heeft goedgekeurd, kan De Nederlandsche Bank N.V. alsnog of opnieuw een overdrachtsplan voorbereiden.
2. Het overdrachtsplan kan betrekking hebben op de overdracht van deposito-overeenkomsten en activa of passiva anders dan uit hoofde van deposito-overeenkomsten.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het overdrachtsplan en de voorbereiding daarvan.
1. Indien De Nederlandsche Bank N.V. een overdrachtsplan voorbereidt, deelt zij dat terstond na aanvang van de voorbereiding mede aan de curator.
2. Nadat De Nederlandsche Bank N.V. de mededeling, bedoeld in het eerste lid, heeft gedaan, kan zij, onverminderd hetgeen is bepaald in de artikelen 5:15 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de curator verplichten:
a. gegevens of inlichtingen te verschaffen aan:
1°. een door De Nederlandsche Bank N.V. met name genoemde overnemer en deskundigen die de overnemer bijstaan; en
2°. door De Nederlansche Bank N.V. met name genoemde deskundigen die De Nederlandsche Bank N.V. bijstaan bij de voorbereiding van het overdrachtsplan; en
b. toe te staan dat de door De Nederlandsche Bank N.V. met name genoemde overnemer en in onderdeel a van dit lid genoemde personen elke plaats met uitzondering van een woning van de bank betreden.
3. De personen, bedoeld in het tweede lid, maken van de medewerking, gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, gebruik en betreden de plaats, bedoeld in het tweede lid, slechts voor zover dat redelijkerwijs in verband met de voorbereiding van het overdrachtsplan nodig is.
4. Artikel 1:89 van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing op personen die op grond van het tweede lid vertrouwelijke gegevens of inlichtingen hebben verkregen.
5. Onverminderd het eerste lid, is het een ieder verboden, al dan niet op grond van de wet of enige overeenkomst, aan de voorbereiding van het overdrachtsplan bekendheid te geven.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen is bepaald in het derde, vierde en vijfde lid.
7. De curator, de bank en een onderneming die tot de groep behoort waartoe ook de bank behoort waarop De Nederlandsche Bank N.V. toezicht houdt, alsmede de personen, bedoeld in het tweede lid, en de overnemer zijn uitgezonderd van alle bij of krachtens de wet geldende verplichtingen tot openbaarmaking van gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, tot aan het moment waarop het overdrachtsplan is goedgekeurd.
Na de mededeling, bedoeld in artikel 212hl, eerste lid, verleent de curator alle medewerking aan de voorbereiding van het overdrachtsplan.
1. De artikelen 3:159g tot en met 3:159p van de Wet op het financieel toezicht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Indien De Nederlandsche Bank N.V. op grond van artikel 212hk een overdrachtsplan heeft voorbereid, kan zij de rechtbank Amsterdam verzoeken het overdrachtsplan goed te keuren.
1. De rechtbank behandelt het verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. om goedkeuring van het overdrachtsplan met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.
2. De rechtbank keurt het overdrachtsplan goed tenzij de in het overdrachtsplan genoemde prijs of wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld, gegeven de omstandigheden van het geval, niet een redelijke prijs of wijze is.
De curator voert het overdrachtsplan uit zo spoedig mogelijk nadat de rechtbank het heeft goedgekeurd.
1. De Nederlandsche Bank N.V. kan, in overleg met de curator, de rechtbank Amsterdam verzoeken om een reeds goedgekeurd overdrachtsplan aan te passen. Artikel 3:159ij, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de goedkeuring van de wijziging.
2. Ingeval de rechtbank de aanpassing niet goedkeurt, wijst zij het verzoek om aanpassing van het overdrachtsplan af en blijft het overdrachtsplan ongewijzigd in stand.
3. De artikelen 212hd tot en met 212hh en 212hk, tweede lid, tot en met 212hp zijn van overeenkomstige toepassing op de aanpassing van het overdrachtsplan.
E
Artikel 212k wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt.
2. De aanduiding «2.» voor het tweede lid vervalt.
F
Artikel 212l komt te luiden:
1. Wanneer een verzoek tot het uitspreken van de overdrachtsregeling of de noodregeling in de zin van de Wet op het financieel toezicht aanhangig is tegelijk met een eigen aangifte door de bank, wordt de behandeling van de aangifte geschorst totdat op het verzoek tot het uitspreken van de overdrachtsregeling onderscheidenlijk de noodregeling is beschikt.
2. Indien de rechtbank de overdrachtsregeling of de noodregeling uitspreekt, vervalt de eigen aangifte door de bank van rechtswege.
G
In artikel 212m, derde lid, vervalt «en» aan het slot van onderdeel e en wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door «; en», na onderdeel f een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. indien de rechtbank een overdrachtsplan heeft goedgekeurd door het uitspreken van de overdrachtsregeling, bedoeld in artikel 3:159u van de Wet op het financieel toezicht, of met het uitspreken van de noodregeling, voert de curator het overdrachtsplan uit onderscheidenlijk zet hij de door de overdrager of bewindvoerder aangevangen uitvoering van het overdrachtsplan voort.
H
Artikel 213 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
een schadeverzekeraar of levensverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
degene die activa of passiva overneemt, degene die bereid is zulks te doen en degene die onderzoekt of hij daartoe bereid is.
I
Na artikel 213a worden zeventien artikelen ingevoegd, luidende:
1. Ingeval De Nederlandsche Bank N.V. oordeelt dat er ten aanzien van een verzekeraar die een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a, 2:27 of 2:54a van de Wet op het financieel toezicht heeft tekenen van een gevaarlijke ontwikkeling zijn met betrekking tot het eigen vermogen, de solvabiliteit of de technische voorzieningen en redelijkerwijs is te voorzien dat die ontwikkeling niet voldoende of niet tijdig ten goede zal keren, kan zij de rechtbank Amsterdam verzoeken ten aanzien van die verzekeraar het faillissement uit te spreken.
2. Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. kan niet het faillissement van een verzekeraar die een door De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft aanvragen.
3. Een verzekeraar die een door De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft kan aangifte doen van zijn eigen faillissement. In dat geval stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens te beslissen op de aangifte.
Indien het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van het bedrijf van een verzekeraar die niet een door De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft een bijzondere voorziening behoeft, kan de rechtbank Amsterdam, onverminderd artikel 1, eerste lid, op verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement uitspreken.
De Nederlandsche Bank N.V. kan bij haar verzoek een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 3:159c, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht overleggen met het verzoek het overdrachtsplan goed te keuren.
De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van het verzoekschrift aan de verzekeraar en geeft kennis van de inhoud van het verzoekschrift aan de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waar een bijkantoor van de verzekeraar is gelegen of waarnaar hij diensten verricht vanuit zijn vestigingen in een andere lidstaat.
De rechtbank behandelt het verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. tot het uitspreken van het faillissement of een aangifte door de verzekeraar met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.
1. De verzekeraar kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen:
a. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159d, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;
b. beslissingen als bedoeld in artikel 3:159f, eerste lid, van die wet;
c. beslissingen als bedoeld in de artikelen 1:75 en 1:76 van die wet die zijn genomen nadat De Nederlandsche Bank N.V. een mededeling als bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, van die wet heeft gedaan;
d. het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. dat zich een situatie als bedoeld in artikel 213aa, eerste lid, voordoet.
2. Ingeval een verzekeraar zich heeft verweerd tegen een beslissing of oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien De Nederlandsche Bank N.V. in redelijkheid niet tot die beslissing of dat oordeel heeft kunnen komen.
1. De rechtbank spreekt het faillissement uit indien summierlijk blijkt dat zich een situatie, als bedoeld in artikel 213aa, eerste lid, voordoet.
2. Ingeval De Nederlandsche Bank N.V. een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 213ac heeft overgelegd, keurt de rechtbank het overdrachtsplan goed, tenzij de in het overdrachtsplan genoemde prijs of wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld, gegeven de omstandigheden van het geval, niet een redelijke prijs of wijze is. Bij het vaststellen of de prijs of wijze redelijk is wordt uitgegaan van het te verwachten toekomstperspectief van de verzekeraar in de situatie dat het overdrachtsplan niet wordt goedgekeurd.
3. Bij het uitspreken van het faillissement benoemt de rechtbank een van haar leden tot rechter-commissaris en benoemt zij een of meer curatoren. De Nederlandsche Bank N.V. kan voor de benoeming van curatoren voordrachten doen.
4. Indien het verzoek wordt toegewezen, wordt de beschikking op een openbare terechtzitting uitgesproken en wordt een uittreksel ervan onverwijld door de curator bekendgemaakt in de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen Nederlandse dagbladen en ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar een bijkantoor van de verzekeraar is gelegen of waarnaar hij diensten verricht. De uittreksels vermelden naam en zetel van de desbetreffende verzekeraar, de woonplaats of het kantoor van de curator alsmede de datum van de beschikking. De publicatie in de landelijke dagbladen geschiedt in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaat. In de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en de landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar de verzekeraar een bijkantoor heeft of waarnaar hij diensten verricht wordt daarenboven vermeld dat op het faillissement, behoudens uitzonderingen, Nederlands recht van toepassing is, de rechtsgrondslag, dat De Nederlandsche Bank N.V. de bevoegde toezichthouder is, alsmede de uiterste datum waarop tegen de beschikking beroep in cassatie kan worden ingesteld met vermelding van het volledige adres van de Hoge Raad en het onderwerp van de beschikking.
1. Een beschikking als bedoeld in artikel 213ab of 213ag, eerste lid, is uitvoerbaar bij voorraad.
2. In afwijking van artikel 8, eerste lid, staat geen hoger beroep open tegen het uitspreken van het faillissement indien de rechtbank eveneens een verzoek om goedkeuring van een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 212ac heeft toegewezen.
Indien de rechtbank het overdrachtsplan heeft goedgekeurd, voert de curator het uit zo spoedig mogelijk nadat de rechtbank het faillissement heeft uitgesproken.
1. Ingeval De Nederlandsche Bank N.V. bij haar verzoek tot faillietverklaring geen overdrachtsplan heeft overgelegd of indien zij dat wel heeft gedaan maar de rechtbank het overdrachtsplan niet heeft goedgekeurd, kan De Nederlandsche Bank N.V. alsnog of opnieuw een overdrachtsplan voorbereiden.
2. Het overdrachtsplan kan betrekking hebben op de overdracht van activa of passiva.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het overdrachtsplan en de voorbereiding daarvan.
1. Indien De Nederlandsche Bank N.V. een overdrachtsplan voorbereidt, deelt zij dat terstond na aanvang van de voorbereiding mede aan de curator.
2. Nadat De Nederlandsche Bank N.V. de mededeling, bedoeld in het eerste lid, heeft gedaan, kan zij, onverminderd hetgeen is bepaald in de artikelen 5:15 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de curator verplichten:
a. gegevens of inlichtingen te verschaffen aan:
1°. door De Nederlandsche Bank N.V. met name genoemde overnemer en deskundigen die een overnemer bijstaan; en
2°. door De Nederlandsche Bank N.V. met name genoemde deskundigen die De Nederlandsche Bank N.V. bijstaan bij de voorbereiding van het overdrachtsplan; en
b. toe te staan dat een door De Nederlandsche Bank N.V. met name genoemde overnemer en de in onderdeel a van dit lid genoemde personen elke plaats met uitzondering van een woning van de verzekeraar betreden.
3. De personen, bedoeld in het tweede lid, maken van de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, gebruik en betreden de plaats, bedoeld in het tweede lid, slechts voor zover dat redelijkerwijs in verband met de voorbereiding van het overdrachtsplan nodig is.
4. Artikel 1:89 van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing op personen die op grond van het tweede lid vertrouwelijke gegevens of inlichtingen hebben verkregen.
5. Onverminderd het eerste lid, is het een ieder verboden aan de voorbereiding van het overdrachtsplan bekendheid te geven.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen is bepaald in het derde, vierde en vijfde lid.
7. De curator, de verzekeraar en een onderneming die tot de groep behoort waartoe ook de verzekeraar behoort waarop De Nederlandsche Bank N.V. toezicht houdt, alsmede de personen, bedoeld in het tweede lid, zijn uitgezonderd van alle bij of krachtens de wet geldende verplichtingen tot openbaarmaking van gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, tot aan het moment waarop het overdrachtsplan is goedgekeurd.
Na de mededeling, bedoeld in artikel 213ak, eerste lid, verleent de curator alle medewerking aan de voorbereiding van het overdrachtsplan.
1. Artikel 3:159u van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing.
2. Indien De Nederlandsche Bank N.V. op grond van artikel 213aj een overdrachtsplan heeft voorbereid, kan zij de rechtbank Amsterdam verzoeken het overdrachtsplan goed te keuren.
1. De rechtbank behandelt het verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. om goedkeuring van het overdrachtsplan met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.
2. De rechtbank keurt het overdrachtsplan goed tenzij de in het overdrachtsplan genoemde prijs of wijze waarop de prijs die de overnemer bereid is te betalen wordt vastgesteld, gegeven de omstandigheden van het geval, niet een redelijke prijs of wijze is.
De curator voert het overdrachtsplan uit zo spoedig mogelijk nadat de rechtbank het heeft goedgekeurd.
1. De Nederlandsche Bank N.V. kan, in overleg met de curator, de rechtbank Amsterdam verzoeken om een reeds goedgekeurd overdrachtsplan aan te passen.
2. Ingeval de rechtbank de aanpassing niet goedkeurt, wijst zij het verzoek om aanpassing van het overdrachtsplan af en blijft het overdrachtsplan ongewijzigd in stand.
3. De artikelen 213ad tot en met 213ag en 213aj, tweede lid, tot en met 213ao zijn van overeenkomstige toepassing op de aanpassing van het overdrachtsplan.
J
Artikel 213e komt te luiden:
1. Wanneer een verzoek tot het uitspreken van de overdrachtsregeling of de noodregeling in de zin van de Wet op het financieel toezicht aanhangig is tegelijk met een eigen aangifte door de verzekeraar, wordt de behandeling van de aangifte geschorst totdat op het verzoek tot het uitspreken van de overdrachtsregeling onderscheidenlijk de noodregeling is beschikt.
2. Indien de rechtbank de noodregeling of de overdrachtsregeling uitspreekt, vervalt de eigen aangifte door de verzekeraar van rechtswege.
K
Aan artikel 213f, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. indien de rechtbank een overdrachtsplan heeft goedgekeurd door het uitspreken van de overdrachtsregeling, bedoeld in artikel 3:159u van de Wet op het financieel toezicht, of met het uitspreken van de noodregeling, voert de curator het overdrachtsplan uit onderscheidenlijk zet hij de door de overdrager of bewindvoerder aangevangen uitvoering van het overdrachtsplan voort.
Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 80, tweede lid, van Boek 3 komt te luiden:
2. Men verkrijgt goederen onder algemene titel door erfopvolging, door boedelmenging, door fusie als bedoeld in artikel 309 van Boek 2, door splitsing als bedoeld in artikel 334a van Boek 2 en door de goedkeuring van een overdrachtsplan als bedoeld in de artikelen 3:159l, 3:159p en 3:159s van de Wet op het financieel toezicht.
B
Aan artikel 666, eerste lid, van Boek 7, wordt onder vervanging van de punt aan het slot toegevoegd: alsmede, indien de werkgever een bank in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een verzekeraar in de zin van dat artikel is, ten aanzien van de werkgever de noodregeling, bedoeld in artikel 3.5.5 van die wet is uitgesproken, de rechtbank een machtiging als bedoeld in artikel 3:163, eerste lid, aanhef en onderdeel b heeft verleend, of indien de rechtbank een machtiging als bedoeld in artikel 3:163m, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van die wet heeft verleend en de bewindvoerders overgaan tot liquidatie.
In onderdeel l van de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht wordt na het vierde onderdeel toegevoegd:
5. De artikelen 1:75, eerste en tweede lid, en 1:76, eerste en derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, indien De Nederlandsche Bank N.V. een mededeling als bedoeld in artikel 3:159d van die wet heeft gedaan, alsmede artikel 3:159d, tweede lid, aanhef en onderdeel a of b, van die wet.
In artikel 8 van de Bankwet wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Rechtshandelingen in verband met transacties, als bedoeld in het eerste lid, zijn niet vernietigbaar op grond van artikel 45 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of de artikelen 42 en 47 van de Faillissementswet.
1. Deze wet, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel IJ, en II, onderdelen A en B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 20 januari 2012.
2. De artikelen I, onderdeel IJ, en II, onderdelen A en B, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor die artikelen verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Minister van Veiligheid en Justitie,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33059-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.