33 058 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet financiële markten BES in verband met het invoeren van een aansprakelijkheidsbeperking voor de toezichthouders op de financiële markten en het opnemen van regels met betrekking tot de beloning van dagelijks beleidsbepalers van financiële ondernemingen die staatsteun genieten (Wet aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM en bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen)

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

14 februari 2012

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is om de Wet op het financieel toezicht en de Wet financiële markten BES te wijzigen teneinde een aansprakelijkheidsbeperking in te voeren voor De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten en dat het voorts wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de beloning van dagelijks beleidsbepalers van financiële ondernemingen die staatssteun genieten in verband met de stabiliteit van het financieel stelsel;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Na artikel 1:25c van de Wet op het financieel toezicht wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1:25d

  • 1. De Nederlandsche Bank, de leden van haar directie en raad van commissarissen en haar werknemers zijn niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een handelen of nalaten in de uitoefening van een op grond van een wettelijk voorschrift opgedragen taak of verleende bevoegdheid, tenzij deze schade in belangrijke mate het gevolg is van een opzettelijk onbehoorlijke taakuitoefening of een opzettelijk onbehoorlijke uitoefening van bevoegdheden of in belangrijke mate te wijten is aan grove schuld.

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten, de leden van haar bestuur en raad van toezicht en haar werknemers zijn niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een handelen of nalaten in de uitoefening van een op grond van een wettelijk voorschrift opgedragen taak of verleende bevoegdheid, tenzij deze schade in belangrijke mate het gevolg is van een opzettelijk onbehoorlijke taakuitoefening of een opzettelijke onbehoorlijke uitoefening van bevoegdheden of in belangrijke mate te wijten is aan grove schuld.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2011 ingediende voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het toezicht op die markten (Wet financiële markten BES) (Kamerstukken 32 786), tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 1, paragraaf 2, wordt na artikel 1:13 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1:13a (aansprakelijkheidsbeperking toezichtautoriteiten)

  • 1. De Nederlandsche Bank, de leden van haar directie en raad van commissarissen en haar werknemers zijn niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een handelen of nalaten in de uitoefening van haar op grond van een wettelijk voorschrift opgedragen taak of verleende bevoegdheid, tenzij de schade in belangrijke mate het gevolg is van een opzettelijk onbehoorlijke taakuitoefening of een opzettelijk onbehoorlijke uitoefening van bevoegdheden of in belangrijke mate te wijten is aan grove schuld.

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten, de leden van haar bestuur en raad van toezicht en haar werknemers zijn niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een handelen of nalaten in de uitoefening van haar op grond van een wettelijk voorschrift opgedragen taak of verleende bevoegdheid, tenzij de schade in belangrijke mate het gevolg is van een opzettelijk onbehoorlijke taakuitoefening of een opzettelijk onbehoorlijke uitoefening van bevoegdheden of in belangrijke mate te wijten is aan grove schuld.

B

In hoofdstuk 10, paragraaf 1, wordt na artikel 10:10 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10:10a (aansprakelijkheidsbeperking toezichtautoriteiten)

Artikel 1:13a is niet van toepassing op een handelen of nalaten van de Nederlandsche Bank, de Autoriteit Financiële Markten, de leden van hun organen of hun werknemers dat heeft plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van artikel II van de Wet aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM.

ARTIKEL III

Artikel 1:25c van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op een handelen of nalaten van De Nederlandsche Bank N.V., de stichting Autoriteit Financiële Markten, de leden van hun organen en hun werknemers dat vóór het in werking treden van deze wet heeft plaatsgevonden.

ARTIKEL IV

In de Wet op het financieel toezicht wordt voor deel 2 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 1.8 Beloningen van dagelijks beleidsbepalers bij steunmaatregelen

Artikel 1:112

  • 1. Indien een financiële onderneming in verband met de stabiliteit van het financiële stelsel steun geniet of heeft genoten in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, worden de door die onderneming aan haar dagelijks beleidsbepalers over de periode, waarin steun wordt of is genoten, toe te kennen of uit te keren beloningen, alsmede de door die onderneming aan haar dagelijks beleidsbepalers over de periode, voorafgaande aan de steunverlening, toe te kennen of uit te keren beloningen, voor zover die beloningen op het tijdstip dat de steunverlening aanving, nog niet waren toegekend of uitgekeerd, van rechtswege:

    • a. op een waarde van € 0 gesteld, voor zover het betreft het niet vaste deel van de beloning, waarvan de toekenning geheel of gedeeltelijk afhankelijk is gesteld van het bereiken van bepaalde doelen of van het zich voordoen van bepaalde omstandigheden;

    • b. op de waarde gesteld die zij hadden op het moment, onmiddellijk voorafgaand aan het van kracht worden van de steunmaatregel, voor zover het betreft de overige delen van de beloning, met dien verstande dat procentuele stijgingen van die overige delen van de beloning toegestaan blijven, voor zover die stijgingen eveneens gelden voor alle werknemers van de betrokken onderneming.

  • 2. Een financiële onderneming kent geen beloningen toe en keert geen beloningen uit in strijd met het eerste lid.

  • 3. Het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, ziet toe op de naleving van het tweede lid.

  • 4. Bedingen tussen een financiële onderneming en haar dagelijks beleidsbepalers, die in strijd zijn met de strekking van het eerste lid, zijn nietig.

  • 5. Indien de steun is verleend aan een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een tot zodanige groep behorende rechtspersoon of vennootschap, wordt de aan het hoofd van die groep staande groepsmaatschappij voor de toepassing van het eerste tot en met vierde lid aangemerkt als de in die leden bedoelde financiële onderneming.

  • 6. Indien de aan het hoofd van een groep als bedoeld in het vijfde lid staande groepsmaatschappij haar zetel buiten Nederland heeft, wordt in afwijking van het vijfde lid de binnen de groep hiërarchisch hoogste groepsmaatschappij met zetel in Nederland aangemerkt als de in het eerste tot en met vierde lid bedoelde financiële onderneming.

Artikel 1:113

  • 1. Met steun aan een financiële onderneming wordt voor de toepassing van artikel 1:112, eerste lid, gelijkgesteld:

    • a. een deelneming van de Staat der Nederlanden in verband met de stabiliteit van het financiële stelsel in die onderneming, of:

    • b. indien de financiële onderneming deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek: een deelneming van de Staat der Nederlanden in verband met de stabiliteit van het financiële stelsel in een andere tot die groep behorende groepsmaatschappij.

  • 2. De gelijkstelling, bedoeld in het eerste lid, eindigt zodra met de afbouw van de deelneming van de Staat der Nederlanden een aanvang is gemaakt en de eerste vervreemding van door de Staat der Nederlanden gehouden aandelen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

ARTIKEL V

  • 1. Artikel 1:112 van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op:

    • a. beloningen over perioden waarin voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat artikel steun is genoten, indien die steun reeds voor 6 oktober 2011 was verleend en voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel was beëindigd;

    • b. beloningen van dagelijks beleidsbepalers, niet zijnde bestuurders, voor zover het steun betreft die is verleend aan een financiële onderneming voor 7 februari 2012.

  • 2. Artikel 1:112, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht is, indien een financiële onderneming op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel steun geniet en deze steun reeds voor 6 oktober 2011 was verleend, niet van toepassing op reeds voor 26 oktober 2011 toegekende, maar nog niet uitgekeerde beloningen van haar bestuurders.

  • 3. In afwijking van artikel 1:112, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht wordt, indien een financiële onderneming op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel steun geniet, en deze steun reeds voor 6 oktober 2011 was verleend, bij het bepalen van de waarde van de overige delen van de beloning van haar bestuurders uitgegaan van de waarde die deze overige delen van de beloning hadden op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel, met dien verstande dat de voor de toepassing van artikel 1:112, eerste lid, onderdeel b, in acht te nemen waarde ten hoogste 120% van de waarde op 26 oktober 2011 bedraagt.

  • 4. In een geval als bedoeld in artikel 1:112, vijfde of zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht wordt voor de toepassing van het tweede en derde lid voor «financiële onderneming» gelezen: de aan het hoofd van de groep staande groepsmaatschappij, onderscheidenlijk de binnen de groep hiërarchisch hoogste groepsmaatschappij met zetel in Nederland.

ARTIKEL Va

In afwijking van artikel 1:102, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht beslist de Autoriteit Financiële Markten binnen twaalf maanden na ontvangst op een aanvraag van een vergunning voor het in Nederland aanbieden van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 1:1 van die wet, voor zover die aanvraag is ingediend door een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die voor 1 januari 2012 beleggingsobjecten heeft aangeboden voor een nominaal bedrag van ten minste € 50 000 en minder dan € 100 000. Bij ministeriële regeling kan die termijn twee maal worden verlengd met een periode van ten hoogste zes maanden.

ARTIKEL VI

  • 1. Deze wet, met uitzondering van de artikelen IV, V en Va, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. De artikelen IV, V en Va treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst. De artikelen IV en V werken, voor financiële ondernemingen waaraan na 6 oktober 2011 steun wordt verleend, terug tot en met 6 oktober 2011.

ARTIKEL VII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM en bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

Naar boven