Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 februari 2016
Hierbij bied ik u een onderzoek aan naar ambtelijke fusieorganisaties dat het bureau
SeinstravandeLaar in opdracht van mijn ministerie heeft verricht1. De aanleiding voor dit onderzoek is de toename van het aantal ambtelijke fusieorganisaties
in de afgelopen jaren. Per 1 januari 2015 bestaan 16 verschillende ambtelijke fusieorganisaties
waaraan 36 gemeenten deelnemen. De verwachting is dat dit aantal de komende jaren
zal toenemen. Gelet op de toename van het aantal ambtelijke fusies werd het tijd breder
te kijken naar dit nieuwe fenomeen dat zich kenmerkt door het bundelen van de ambtelijke
organisaties van bestuurlijk zelfstandige gemeenten.
Er bestaan twee hoofdvormen van een ambtelijke fusie. Bij de eerste wordt een nieuwe
organisatie ingesteld waar alle ambtenaren van de deelnemende gemeenten worden ondergebracht.
Deze nieuwe organisatie (meestal een openbaar lichaam op basis van de Wgr) voorziet
in de ambtelijke dienstverlening aan de deelnemers. De tweede variant is een centrumconstructie
(ook privaatrechtelijk vormgegeven), waarbij één gemeente de ambtelijke dienstverlening
aan (één) andere gemeente(n) levert, een soort gastheermodel.
Het onderzoek laat zien dat gemeenten verschillende motieven hebben voor het aangaan
van een ambtelijke fusie. Deze liggen voornamelijk op het terrein van meer uitvoeringskracht,
een sterkere positie in de regio, voorkomen van of vooruitlopen op herindeling en
het doorvoeren van een reorganisatie. De belangrijkste doelen bij het aangaan van
een ambtelijke fusie zijn het verbeteren van de in- en externe dienstverlening, het
verminderen van kwetsbaarheden in de ambtelijke organisatie en het beheersen of verminderen
van bedrijfsvoeringlasten.
Uit het onderzoek blijkt dat gemeenten tevreden zijn over de manier waarop de ambtelijke
fusie bijdraagt aan het realiseren van hun doelen. Tegelijkertijd kan het model leiden
tot een aantal nadelen. Zo laat het onderzoek zien dat politiek primaat en de lokale
beleidsvrijheid onder druk kunnen komen te staan. De deelnemende gemeentebesturen
zien dit risico ook, maar hebben er zelf geen last van. Een ander mogelijk risico
bij ambtelijk fuseren is een verandering in de sleutelfiguren, waardoor de onderlinge
dynamiek, maar ook de opvattingen over de ambtelijke fusie kunnen veranderen. Verschillen
in motieven en doelen kunnen ook een negatief effect hebben op het functioneren van
een ambtelijke fusieorganisatie.
Het onderzoek laat zien dat de ambtelijke fusie voldoet aan de verwachtingen die de
deelnemers bij de start hadden: de doelen worden gehaald. Tegelijkertijd is er een
aantal nadelen, maar deze wegen voor de gemeenten die reeds ambtelijk zijn gefuseerd
niet op tegen de behaalde voordelen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk