33 047 Bestuur en bestuurlijke inrichting

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2013

Hiermee geef ik gevolg aan het verzoek van het lid Van Toorenburg, gedaan bij de regeling van werkzaamheden op 19 maart jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 63), om een brief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën inzake het voornemen van de gemeente Amsterdam om zeven bestuurscommissies in te stellen en daarbij in te gaan op de vraag of dit een competentie is van de gemeente Amsterdam of van de Kamer. Omdat dit een aangelegenheid betreft waarvoor de minister van BZK verantwoordelijkheid draagt, is de brief door mij ondertekend.

Op 7 februari is de wijziging van de Gemeentewet in verband met de afschaffing van de bevoegdheid om deelgemeenten in te stellen in het Staatsblad gepubliceerd. De wet zal begin maart 2014 in werking treden. Dat betekent dat de huidige deelgemeenten met ingang van de nieuwe raadsperiode van rechtswege zijn opgeheven en dat geen nieuwe deelgemeenten kunnen worden ingesteld. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenten Amsterdam en Rotterdam om tijdig beslissingen te nemen over de vormgeving van hun bestuurlijke en ambtelijke organisatie na de opheffing van de deelgemeenten. Ik vertrouw erop dat dat het geval zal zijn.

Zowel in de memorie van toelichting als in de schriftelijke en mondelinge behandeling in de Tweede en Eerste Kamer is veel aandacht besteed aan de meer algemene implicaties van de aanvaarding van het wetsvoorstel. In dat kader merk ik het volgende op:

(1) In de eerste plaats wijs ik op de brief die mijn ambtsvoorganger op 9 juli 2012, kort na de aanvaarding van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer, aan de colleges van b. en w. van Amsterdam en Rotterdam heeft gezonden. Daarin is een uiteenzetting opgenomen over territoriale bestuurscommissies. In de kern betekent het werken met territoriale bestuurscommissies: ondergeschiktheid aan de (instellende) hoofdorganen van de gemeente, een bescheiden taakstelling en geen verplichte rechtstreekse verkiezingen in verband met de zwaarte van de taakstelling. Het door het college van b. en w. van Amsterdam bij de Vrije Universiteit ingewonnen advies over de overdraagbaarheid van de bestemmingsplanbevoegdheid en de budgetbevoegdheid bevestigt dit.

(2) De stelling dat directe verkiezingen voor de territoriale bestuurscommissies een breed takenpakket voor die commissies met zich brengen, wijs ik af. Het feit dat een breed takenpakket een orgaan tot een algemeen vertegenwoordigend orgaan maakt en derhalve directe verkiezingen voor dat orgaan zijn voorgeschreven, impliceert nog niet het omgekeerde. De mogelijkheid dat territoriale bestuurscommissies direct mogen worden gekozen, doet daaraan niet af. Directe verkiezingen impliceren bovendien niet noodzakelijkerwijs het gebruik van een lijstenstelsel.

In een recente brief van mij aan het gemeentebestuur van Amsterdam ben ik desgevraagd nog nader op enkele meer specifieke vereisten ingegaan, waaraan het nieuwe Amsterdamse bestel moet voldoen. Die specifieke eisen betreffen de navolgende aspecten:

(1) Waar het de bestemmingsplanbevoegdheid betreft dient het formele en materiële primaat ondubbelzinnig bij de raad te berusten. Een zekere adviserende en voorbereidende taak van de territoriale bestuurscommissies betreffende de uitoefening van de bestemmingsplanbevoegdheid is mogelijk.

(2) Ten aanzien van het budgetrecht geldt dat de gemeentewettelijke bevoegdheid terzake onverdeeld en onverkort bij de raad dient te berusten. Constructies als door de territoriale bestuurscommissies te beheren wijkbudgetten passen daarin, mits het budgetrecht van de raad formeel noch materieel wordt aangetast.

(3) Het takenpakket van een territoriale bestuurscommissie mag slechts een beperkt deel van het gemeentelijke takkenpakket omvatten.

(4) Het is niet toegestaan dat territoriale bestuurscommissies algemeen verbindende voorschriften vaststellen, die door middel van strafbepalingen of bestuursdwang moeten worden gehandhaafd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven