33 046 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging en koppeling aan de ontwikkeling van de levensverwachting van de pensioenleeftijd, extra verhoging van het AOW-ouderdomspensioen en introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen desgevraagd geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW)

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2012

Bij brief van 24 januari 2012 heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid mij verzocht in te gaan op de brief van het Verbond van Verzekeraars van 17 januari jl., waarin het Verbond een reactie geeft op het wetsvoorstel Verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW. U heeft mij tevens verzocht aan te geven of er over deze kwesties met het veld is overlegd. Met deze brief kom ik, mede namens de staatssecretaris van Financiën, aan uw verzoek tegemoet.

Het Verbond van Verzekeraars heeft op twee onderwerpen kanttekeningen geplaatst. Het gaat hier om de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel en het voorstel een publieke regeling te treffen voor privaat verzekerde arbeidsongeschikten of nabestaanden. Tevens brengt het Verbond van Verzekeraars een aantal technische vragen onder de aandacht. Op ambtelijk niveau zijn de standpunten met het Verbond van Verzekeraars besproken.

Nota van Wijziging

In verband met de uitvoerbaarheid van de verhoging van de pensioenrichtleeftijd roept het Verbond van verzekeraars op om de richtleeftijd in het Witteveenkader in één keer in 2014 te verhogen naar 67 jaar. Ook van de Pensioenfederatie heb ik op dit punt een brief ontvangen. Ik vind de uitvoerbaarheid van de verhoging van de richtleeftijd van groot belang. Daarbij hoort ook het tijdig en adequaat kunnen informeren van deelnemers over hun pensioensituatie.

Ik wil dan ook tegemoet komen aan het verzoek van het Verbond ten aanzien van de verhoging van de richtleeftijd. Hiertoe zal ik een nota van wijziging indienen, die u nog voor de behandeling van het wetsvoorstel Verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW ontvangt. In deze nota van wijziging regel ik dat de verhoging van de richtleeftijd in het Witteveenkader naar 67 jaar, niet in twee stappen (in 2013 en 2015) plaatsvindt, maar in één stap in 2014. Deze wijziging geeft de pensioenuitvoerders de gewenste lucht om de voorgestelde aanpassing van het Witteveenkader op zorgvuldige wijze in de systemen te verwerken. Hiermee wordt de uitvoerbaarheid zeker gesteld en ontstaat voldoende ruimte voor het tijdig informeren van de deelnemers.

Daarnaast zal de nota van wijziging een aanpassing bevatten waardoor het eerder opnemen van de flexibele AOW voor bijstandsgerechtigden overeenkomstig het pensioenakkoord een vrijwillige keuze wordt. Tenslotte zal worden geregeld dat bij een actuarieel neutrale omzetting van bestaande pensioenaanspraken in aanspraken op basis van de nieuwe pensioenrichtleeftijd, overschrijding van de wettelijke maxima voor ouderdomspensioen in zoverre is toegestaan.

Franchiseverhoging

Het Verbond oppert in de brief de eventuele mogelijkheid om de extra verhoging van de wettelijke AOW-inbouw (hierna: extra franchiseverhoging) reeds per 2013 door te voeren. Op deze manier zouden de budgettaire effecten van het gevraagde uitstel van de maatregelen mogelijk kunnen worden beperkt. Evenwel is bij nader onderzoek gebleken dat deze extra franchiseverhoging voor andere partijen die met de aanpassing van het Witteveenkader te maken krijgen, zoals directeur-grootaandeelhouders, tot relatief hoge extra administratieve lasten kan leiden. Ook heeft een nadere uitvraag bij het Verbond opgeleverd dat bij een aantal pensioenverzekeraars toch een deel van de pensioenverzekeringscontracten per 2013 zou moeten worden aangepast. Het kabinet is van oordeel dat de budgettaire winst van het wel laten doorgaan van de extra franchiseverhoging voor 2013 beperkt is, met name als dit wordt afgezet tegen de extra administratieve lasten die met zo’n maatregel gepaard gaan. Daar komt bij dat het doorvoeren van alle maatregelen ineens per 2014 een vereenvoudiging oplevert in de communicatie aan pensioendeelnemers. Het kabinet kiest er alles overwegende daarom voor de voor 2013 en 2015 voorziene fiscale wijzigingen ineens per 2014 door te voeren, dus ook de extra franchiseverhoging. Deze wijzigingen kunnen door de uitvoerders van pensioen- en lijfrenteproducten dan in één keer doorgevoerd worden.

Publieke regeling bestaande arbeidsongeschikten of nabestaanden

Het Verbond van Verzekeraars stelt dat zelfstandigen die nu arbeidsongeschikt zijn en een private arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangen, geconfronteerd zullen worden met een inkomensgat, aangezien inkomensverzekeringen slechts doorlopen tot aan 65 jaar en niet tot aan de nieuwe AOW-leeftijd. Daarnaast wijst het Verbond van Verzekeraars op de situatie van arbeidsongeschikte werknemers en nabestaanden die op grond van een Anw-hiaatpensioen of partnerpensioen een uitkering ontvangen die loopt tot 65 jaar. Ook zij zullen door de verhoging van de AOW-leeftijd een inkomensverlies ondervinden. Het Verbond van Verzekeraars pleit voor een publieke regeling, die het inkomensverlies voor de genoemde groepen wegneemt.

Allereerst wil ik benadrukken dat voor lopende verzekeringspolissen, waarbij nog geen aanspraak wordt gedaan op de verzekering, de polisinhoud aangepast kan worden aan de nieuwe AOW-leeftijd. Het voortouw hiervoor ligt bij verzekeraars.

Voorts onderken ik dat bij lopende private arbeidsongeschiktheidsuitkeringen een inkomensgat kan ontstaan. Dit kan zowel het geval zijn voor zelfstandigen als bij lopende private aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor werknemers. Of er in individuele gevallen sprake is van een inkomensgat is afhankelijk van de wijze waarop de beëindiging van de uitkering is vastgelegd in de polis. Als in de polis staat dat de uitkering wordt beëindigd bij het ingaan van de AOW, dan zal de verzekeraar het gat tussen de 65 jaar en de nieuwe AOW-leeftijd moeten dekken. De verzekeraar zal in dat geval geconfronteerd worden met uitkeringslasten voor bestaande gevallen die langer doorlopen, en zal daarvoor een financiële reserve moeten vormen. De regering is van mening dat de termijn van 7 jaar waarop deze extra lasten zich voordoen, voldoende voorbereidingstijd geeft aan verzekeraars om een dergelijke reserve op te bouwen.

Als in de polis staat dat de uitkering wordt beëindigd op het moment dat men 65 wordt, dan betekent dit dat de betrokkene door de verschuiving van de AOW een inkomensgat ondervindt. Ik heb geen zicht op de inhoud van de private contracten. Het is mij zodoende niet bekend hoe groot de groep is die mogelijk een inkomensgat ondervindt. Het eerder opnemen van het AOW-pensioen of het eerder in laten gaan van een aanvullend pensioen, kan in deze laatste situatie een oplossing bieden om de inkomensgevolgen te verzachten. Omdat het inkomensgat zich pas over 7 jaar zal voordoen, kunnen mensen hiervoor nu alvast geld opzij gaan zetten. Tot slot kunnen gewezen zelfstandigen, indien de inkomenssituatie daar om vraagt, nog een beroep doen op de bijstand.

In overleg met het Verbond van Verzekeraars zal ik bezien of gerichte voorlichting over de gevolgen van de verschuiving van de AOW-leeftijd mogelijk is.

Voor werknemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering en nabestaanden met een Anw-hiaatpensioen is het mogelijk dat de geboden private aanvullingen op een WAO-, WIA- of Anw-uitkering wegvallen op het moment dat men 65 jaar wordt. De onderliggende sociale zekerheidsuitkering loopt echter door tot aan de nieuwe AOW-leeftijd. Ook hier kan het (gedeeltelijk) eerder opnemen van het AOW-pensioen of het naar voren halen van een aanvullend pensioen de inkomensgevolgen verzachten.

Het geheel overziend zie ik geen aanleiding een publieke regeling te treffen. De verzekerden en verzekeraars die dit betreft hebben tot 2020 nog voldoende tijd en mogelijkheden om zelf eventuele inkomensverliezen op te vangen.

Technische vragen

Ten aanzien van de vragen aan het slot van de brief kan het volgende worden opgemerkt. Het Verbond verzoekt – naar het kabinet begrijpt – om de bestaande wettelijke mogelijkheden tot het uitstellen van de pensioeningangsdatum te verruimen. Concreet wordt gevraagd mogelijk te maken dat de pensioendeelnemer het pensioen te allen tijde kan uitstellen tot de hoogste pensioeningangsdatum in zijn pensioenregelingen. Aan het uitstellen van pensioen wordt thans de voorwaarde verbonden dat de pensioendeelnemer ook daadwerkelijk doorwerkt (in dezelfde dienstbetrekking of – onder voorwaarden – in een andere dienstbetrekking of als ondernemer). Dit past bij het arbeidsinkomensvervangende karakter van pensioen. Ook wordt voorkomen dat een aanvullend beroep wordt gedaan op sociale voorzieningen (WW of WIA) door het uitstellen van pensioen. Voorts geeft het vereiste van doorwerken een positieve prikkel aan de arbeidsparticipatie. Overigens zou een beleidswijziging op dit punt tot verder belastinguitstel leiden.

Ten slotte verzoekt het Verbond om een overgangsbepaling om te bewerkstelligen dat de 100%-grens geen toepassing vindt voor zover de overschrijding van deze norm het gevolg is van het actuarieel herrekenen van de bestaande rechten naar rechten op basis van de nieuwe pensioenrichtleeftijd. Ook in het kader van de Wet VPL is een dergelijke overgangsbepaling in het leven geroepen. Het kabinet wil aan dit verzoek van het Verbond tegemoetkomen. Om die reden wordt ook op dit punt bij nota van wijziging het oorspronkelijke wetsvoorstel aangevuld, met dien verstande dat een structurele regeling op dit punt zal worden getroffen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Naar boven