33 046 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging en koppeling aan de ontwikkeling van de levensverwachting van de pensioenleeftijd, extra verhoging van het AOW-ouderdomspensioen en introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen desgevraagd geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW)

Nr. 21 AMENDEMENT VAN HET LID KLAVER

Ontvangen 1 februari 2012

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Na artikel IIA wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIB. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING 2001

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het derde lid genoemde bedrag wordt verlaagd met € 350.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking in zoverre van het tweede lid wordt ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 60 jaar en hij een arbeidsinkomen heeft dat meer bedraagt dan € 15 623:

    • a. het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, verhoogd met 39,849%-punt, onderscheidenlijk met € 1425;

    • b. het met inachtneming van onderdeel a op de voet van het tweede lid, eerste volzin, berekende bedrag verminderd met 15% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 19 199 maar niet meer dan € 39 583, met dien verstande dat de vermindering ten hoogste € 1425 bedraagt;

    • c. in het tweede lid, tweede volzin, «€ 39 583» en «het in de eerste volzin, onderdeel b, als laatste vermelde bedrag» vervangen door «€ 19 199», onderscheidenlijk door: de som van het in onderdeel a vermelde bedrag en het in het tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, laatstvermelde bedrag.

  • 5. In afwijking in zoverre van het tweede en derde lid wordt ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 64 jaar en hij een arbeidsinkomen heeft dat meer bedraagt dan € 15 623:

    • a. het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, na toepassing van het derde lid, verhoogd met 29,362%-punt, onderscheidenlijk met € 1050;

    • b. het met inachtneming van onderdeel a op de voet van het tweede lid, eerste volzin, berekende bedrag verminderd met 15% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 19 199 maar niet meer dan € 39 583, met dien verstande dat de vermindering ten hoogste € 1 050 bedraagt;

    • c. in het tweede lid, tweede volzin, «€ 39 583» en «het in de eerste volzin, onderdeel b, als laatste vermelde bedrag» vervangen door «€ 19 199», onderscheidenlijk door: de som van het in onderdeel a vermelde bedrag en het in het derde lid vermelde bedrag.

B

In artikel 10.1, eerste lid, wordt «8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, alsmede het derde lid», vervangen door «8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, derde lid, vierde lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a» en wordt «de in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen b en c, laatstvermelde bedragen» vervangen door: de in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen b en c, vierde lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, laatstvermelde bedragen.

C

Artikel 10.7 komt te luiden:

Artikel 10.7 Indexering inkomensgrenzen en percentages arbeidskorting

  • 1. Bij het begin van het kalenderjaar worden de in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen a en b, derde lid, vierde lid en vijfde lid, vermelde percentages, de in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen b en c, eerstvermelde bedragen, het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, en derde lid, vermelde bedrag, het in artikel 8.11, vierde lid, aanhef, en vijfde lid, aanhef, vermelde bedrag, de in artikel 8.11, vierde lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, als eerste en tweede vermelde bedragen en de in artikel 8.11, vierde lid, onderdeel c, en vijfde lid, onderdeel c, vermelde bedragen bij ministeriële regeling vervangen door andere percentages en andere bedragen.

  • 2. Het percentage in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, wordt berekend door het in dat onderdeel genoemde bedrag na toepassing van artikel 10.1 te delen door het volgens het zevende lid berekende bedrag.

  • 3. Het percentage in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, wordt berekend door het verschil van het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, laatstvermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, genoemde bedrag, na toepassing van artikel 10.1 te delen door het verschil van:

    • a. het volgens het negende lid berekende bedrag, en

    • b. het volgens het zevende lid berekende bedrag.

  • 4. Het percentage in artikel 8.11, derde lid, wordt berekend door het verschil van het in artikel 8.11, derde lid, vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, genoemde bedrag, na toepassing van artikel 10.1 te delen door het verschil van:

    • a. het volgens het negende lid berekende bedrag, en

    • b. het volgens het zevende lid berekende bedrag.

  • 5. Het percentage in artikel 8.11, vierde lid, onderdeel a, wordt berekend door het in artikel 8.11, vierde lid, onderdeel a, vermelde bedrag na toepassing van artikel 10.1 te delen door het verschil van:

    • a. het volgens het negende lid berekende bedrag, en

    • b. het volgens het achtste lid berekende bedrag.

  • 6. Het percentage in artikel 8.11, vijfde lid, onderdeel a, wordt berekend door het in artikel 8.11, vijfde lid, onderdeel a, vermelde bedrag na toepassing van artikel 10.1 te delen door het verschil van:

    • a. het volgens het negende lid berekende bedrag, en

    • b. het volgens het achtste lid berekende bedrag.

  • 7. Het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, eerstvermelde bedrag wordt gesteld op 50% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag.

  • 8. Het in artikel 8.11, vierde lid, aanhef, en vijfde lid, aanhef, vermelde bedrag wordt gesteld op 90% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag.

  • 9. Het in artikel 8.11, vierde lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, eerstvermelde bedrag en het in artikel 8.11, vierde lid, onderdeel c, en vijfde lid, onderdeel c, laatstvermelde bedrag worden gesteld op 108% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag, vermeerderd met € 452.

  • 10. Het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, en tweede volzin, vermelde bedrag, het in artikel 8.11, vierde lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag en het in artikel 8.11, vierde lid, onderdeel c, en vijfde lid, onderdeel c, eerstvermelde bedrag worden gesteld op 108% van 225% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag, verminderd met € 2600.

  • 11. De volgens het tweede tot en met zesde lid berekende percentages worden rekenkundig afgerond op drie decimalen.

II

Na artikel VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIA. WIJZIGING VAN DE WET OP DE LOONBELASTING 1964

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden in artikel 22a na het derde lid, onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking in zoverre van het tweede lid wordt ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 60 jaar en het loon uit tegenwoordige arbeid bij een tijdvakloon op jaarbasis meer bedraagt dan € 15 623:

    • a. het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, verhoogd met 39,849%-punt, onderscheidenlijk met € 1425;

    • b. het met inachtneming van onderdeel a op de voet van het tweede lid berekende bedrag verminderd met 15% van het loon uit tegenwoordige arbeid voor zover dit bij een tijdvakloon op jaarbasis meer bedraagt dan € 19 199 maar niet meer dan € 39 583, met dien verstande dat de vermindering ten hoogste € 1425 bedraagt.

  • 5. In afwijking in zoverre van het tweede en derde lid wordt ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 64 jaar en het loon uit tegenwoordige arbeid bij een tijdvakloon op jaarbasis meer bedraagt dan € 15 623:

    • a. het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, na toepassing van het derde lid, verhoogd met 29,362%-punt, onderscheidenlijk met € 1050;

    • b. het met inachtneming van onderdeel a op de voet van het tweede lid berekende bedrag verminderd met 15% van het loon uit tegenwoordige arbeid voor zover dit bij een tijdvakloon op jaarbasis meer bedraagt dan € 19 199 maar niet meer dan € 39 583, met dien verstande dat de vermindering ten hoogste € 1050 bedraagt.

Toelichting

Algemeen

Het wetsvoorstel regelt dat niet alleen de pensioenleeftijd wordt verhoogd, maar dat er ook beter gerichte financiële prikkels komen om langer door te werken. Tot voor kort waren de financiële prikkels teveel gericht op ouderen met hogere inkomens. Juist voor lagere inkomens zijn financiële prikkels effectief. De indiener steunt dan ook de maatregelen die ertoe leiden dat doorwerken extra aantrekkelijk wordt gemaakt voor de mensen met lagere inkomens van harte. Met dit amendement laat de indiener deze maatregelen intact, maar wordt ervoor gezorgd dat deze maatregelen al per 1 januari 2013 in werking treden in plaats van de geleidelijke invoering vanaf 2017 zoals het kabinet heeft voorgesteld.

De babyboomgeneratie gaat de komende jaren met pensioen. De norm voor langer doorwerken moet daarom zo snel mogelijk omhoog. Juist bij lagere inkomens zijn financiële prikkels effectief. Daarom stelt de indiener voor om juist de prikkels voor lage inkomens nu in zijn geheel in te voeren en dit te bekostigen door een tijdelijke verlaging van de werkbonus die voor alle inkomens gaat gelden vanaf 2013.

Artikelsgewijs

Dit amendement beoogt de aanvullende werkbonus, die met ingang van 1 januari 2017 in werking zou treden, met ingang van 1 januari 2013 in werking te laten treden. De aanvullende werkbonus geldt voor belastingplichtigen in de leeftijdscategorie van 57–64 jaar. Het bedrag voor belastingplichtigen in de leeftijdscategorie van 57 tot en met 59 jaar is € 1425 per jaar, en voor belastingplichtigen in de leeftijdscategorie van 60 tot en met 64 jaar is het bedrag € 1050,– per jaar. Dit bedrag komt voor de belastingplichtigen in de leeftijdscategorie van 60 tot en met 64 jaar boven op de werkbonus.

De aanvullende werkbonus kent een beperkt inkomenstraject. Vanaf 90% van het minimumloon wordt de aanvullende werkbonus opgebouwd tot het maximale bedrag wordt bereikt bij ca. 108% van het minimumloon. Vanaf dat bedrag wordt de aanvullende werkbonus met 15% afgebouwd maar met niet meer dan het bedrag van de aanvullende werkbonus (van € 1425, respectievelijk € 1050).

Dit amendement wordt gedekt door het maximumbedrag van de werkbonus tijdelijk met € 350 te verlagen.

Klaver

Naar boven