33 045 Wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten teneinde het recht op een tegemoetkoming afhankelijk te maken van de draagkracht

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 28 oktober 2011

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Zij hebben echter een aantal vragen en opmerkingen.

Zoals ook aangegeven in het Algemeen Overleg over de Wtcg op 19 april 2011 zijn deze leden blij met het streven van de minister naar integratie van de compensatie eigen risico en de Wtcg, vooral ook omdat het voor heel veel mensen onduidelijk is waar ze in welke situatie recht op hebben. Er zijn mooie folders waar van alles in staat. Het gaat echter om twee regelingen waar een grote groep gebruik van maakt. Genoemde leden houden van minder regelgeving, helderheid en transparantie, en kijken in dat licht uit naar een integratie van deze twee regelingen.

Daarnaast is het volgens hen van groot belang dat de tegemoetkoming in het kader van de Wtcg goed terecht komt bij de beoogde doelgroep. Er is al veel discussie geweest over de afbakeningscriteria, en deze criteria zijn ook aangepast. Zij hopen dat de aanpassing van de criteria tot een duidelijk zichtbare verbetering bij de uitkeringsronde over 2010 die op dit moment plaatsvindt. Wel vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre mensen nog steeds in aanmerking komen voor een Wtcg-tegemoetkoming, terwijl zij geen extra kosten hadden omdat de zorgkosten volledig vergoed werden vanuit de Zorgverzekeringswet.

Het inkomensafhankelijk maken van de Wtcg-regeling leidt tot toenemende uitvoeringslasten, zowel voor het Centraal Administratiekantoor (CAK) als voor de Belastingdienst. In de Memorie van Toelichting wordt hier zeer summier op ingegaan. Kan de minister toelichten wat de toegenomen uitvoeringslasten zijn voor zowel het CAK als voor de Belastingdienst? Staan deze uitvoeringslasten nog in verhouding tot het totale budget dat uitgegeven wordt aan deze vergoeding?

Voorgesteld wordt het partnerbegrip te hanteren, zoals dat in de huidige situatie ook door het CAK gebruikt wordt bij de bepaling van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage in de AWBZ. Dit is echter een ander partnerbegrip dan gebruikt wordt in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). In de Memorie van Toelichting wordt uitgelegd waarom het logisch is bij de uitvoering van de inkomensafhankelijke Wtcg aan te sluiten bij het zgn. partnerbegrip van de AWBZ. Echter, wat niet duidelijk wordt is waarom bij het bepalen van de eigen bijdrage in de AWBZ wordt uitgegaan van een ander partnerbegrip dan het begrip dat in de Awir opgenomen is, terwijl dit ook een inkomensafhankelijke regeling is. Kan dit alsnog toegelicht worden?

Bij de vaststelling van het recht op tegemoetkoming over het jaar T in het jaar T+1 wordt gebruik gemaakt van inkomensgegevens uit het jaar T-2 vanwege de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van deze gegevens. Wordt er rekening gehouden met gevallen waarin inkomens tussen het jaar T-2 en het jaar T aanzienlijk zijn gestegen danwel gedaald?

Gesteld wordt dat voor de Belastingdienst op geen enkele wijze de conclusie te verbinden is dat betrokkene wiens BSN of sofinummer wordt doorgegeven zorg ontvangt. Dit is inderdaad het geval in die gevallen waarin ook de gegevens opgevraagd worden van partners of ouders. Echter, is dit ook het geval bij alleenstaanden: bij deze mensen wordt geen informatie opgevraagd van partners danwel ouders, dus hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat betrokkene inderdaad zorg ontvangt.

De leden van de PvdA-fractie hebben met bezorgdheid en afkeuring kennis genomen van het wetsvoorstel. Wat de regering inkomensafhankelijk maken van de Wtcg noemt, is vooral een platte bezuiniging. Alleen de midden- en hoge inkomens gaan er op achteruit. Lage inkomens gaan er niet op vooruit. Juist bij de middeninkomens komt deze klap hard aan.

In een eerdere brief kondigt de regering aan dat zij de Wtcg-regeling na de uitkeringsronde van 2011 laat evalueren en gaat bijschaven. Zij stelt voor nog dit jaar integraal onderzoek te doen naar de afbakening van de Wtcg. Ook geeft ze aan dat ze de mogelijkheden voor integratie met de regeling Compensatie eigen risico (CER) gaat bezien. Eind 2012 wil zij een besluit nemen over de doorontwikkeling van de Wtcg.

De leden van de PvdA-fractie zijn verbaasd over de snelheid waarmee de regering – zonder nader onderzoek – een grote groep mensen die vaak hoge kosten maken en deze kosten lang niet altijd vergoed krijgen uit de regeling stoot. Uit de Memorie van Toelichting blijkt niet waarom er voor de grens van € 24 570 en € 35 100 per jaar is gekozen. Kan de minister toelichten op basis van welke argumenten juist voor deze bedragen gekozen is?

De leden van de PvdA-fractie vinden het belangrijk om een afgewogen beslissing over de toekomst van deze wet te maken op basis van alle relevante informatie. Het lijkt erop dat de minister ervoor gekozen heeft om zonder dat zij een afgewogen keuze heeft gemaakt over het voortbestaan van deze regeling het beschikbare budget (bijna) te halveren. De leden van de PvdA-fractie vinden het onwenselijk dat gehandicapten en chronisch zieken ieder jaar geconfronteerd worden met nieuwe – vaak ongunstige – wijzigingen in hun inkomenspositie. Kan de minister aangeven waarom zij voorafgaand aan de eerder aangekondigde evaluatie nu al kiest voor het inkomensafhankelijk maken van de regeling?

De regering neemt draconische maatregelen die grote gevolgen hebben voor de chronisch zieken en gehandicapten. Er wordt bijvoorbeeld gigantisch bezuinigd op de Wajong en de WSW. De persoonsgebonden budgetten worden gemillimeterd, de zorgpakketten worden versoberd, de doelgroepen voor de AWBZ-zorg worden neerwaarts bijgesteld, de zorgtoeslag wordt verlaagd en het eigen risico wordt verhoogd. Op 16 september 2011 verscheen het Nibud rapport «Koopkrachtberekeningen voor huishoudens met extra zorgkosten naar aanleiding van de Miljoenennota 2012». Uit dit rapport komt naar voren dat de maatregelen van deze regering de middengroepen sterk raken. Kan de minister, voorafgaand aan het plenaire debat, uitgebreid ingaan op de conclusies van dit rapport? Is de minister bereid voorafgaand aan de plenaire behandeling uitgebreid onderzoek te doen naar de concrete mogelijkheden en de kosten om het scherp negatieve effect voor de middengroepen te verzachten?

In tabel 2 op pagina 7 van de Memorie van Toelichting worden de inkomenseffecten van het «inkomensafhankelijk maken» van de regeling per categorie aangegeven. Anders dan in tabel 1 ontbreken de groepen: éénoudergezin en 65- echtpaar met kinderen. Kan de minister alsnog aangeven wat de effecten van de voorgestelde wijzigingen zijn voor deze categorieën?

De leden van de PvdA-fractie vinden het heel belangrijk dat bij ingrijpende wetswijzigingen het veld geconsulteerd wordt. Uit de Memorie van Toelichting blijkt niet dat een dergelijke consultatieronde ook heeft plaats gevonden. Kan de minister aangeven of zij belanghebbenden en PGO-organisaties in de aanloop van dit wetsvoorstel geconsulteerd heeft? Zo ja, kan de minister aangeven hoe de reacties op dit voorstel luiden? Als er geen consultatie in de voorbereidende fase heeft plaatsgevonden is de minister dan bereid dit voor de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel alsnog te doen en de Kamer op de hoogte te stellen van de uitkomsten van deze consultatie?

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij danken de regering dat er een onderscheid gemaakt is tussen de toets voor eenpersoonshuishoudens en de toets voor meerpersoonshuishoudens. Wel hebben zij nog enkele vragen over de uitvoerbaarheid van de voorgestelde toets.

Ten eerste vragen zij of de gegevens in Tabel 2 kloppen. Omdat het lage forfait € 306 bedraagt, en het hoge forfait € 510 dit jaar voor mensen onder de 65, kan het niet zo zijn dan veel mensen tussen de € 1 en € 300 verliezen. Graag zien zij een herberekening van de tabel tegemoet wanneer deze inderdaad niet klopt met de huidige tegemoetkomingen en een realistisch overzicht van de koopkrachtgevolgen.

In dat overzicht hoort ook een overzicht van het aantal huishoudens dat meer dan één tegemoetkoming verliest. Hoeveel huishoudens zijn dat, en ziet de regering mogelijkheden om in die gezinnen, waarin bijvoorbeeld door erfelijke ziektes of een zeer vervelende samenloop van omstandigheden sprake is van meerdere ziektes, te ontzien bij deze maatregel? Graag ontvangen zij een uitgebreide reactie.

Wat de uitvoering betreft zijn de leden van de CDA-fractie toch wel enigszins verbaasd over de keuzes van peiljaren en van het partnerbegrip. Voor de duidelijkheid: klopt het nu dat als het wetsvoorstel doorgaat een huishouden in bijvoorbeeld november 2014 een tegemoetkoming krijgt

  • gebaseerd op het inkomen van 2011

  • gebaseerd op het zorggebruik van 2013

  • gebaseerd op de samenwoonsituatie op 31/12/2013

  • en dat het partnerbegrip substantieel verschilt van het partnerbegrip in de fiscaliteit en in de toeslagen?

De leden van de CDA fractie hebben daarom enige zorg of de regeling wel uitvoerbaar wordt.

De Belastingdienst stelt het belastbare inkomen vast, maar gekozen wordt voor het inkomen van drie jaar eerder. Op welke wijze zegt het inkomen van drie jaar geleden nog iets over de draagkracht van een huishouden? Is voorzien in een verlegging van het peiljaar in geval er zich forse onbillijkheden voordoen? Ziet de regering mogelijkheden om een meer recent inkomensgegeven te gebruiken?

Het partnerbegrip dreigt in de Nederlandse wetgeving de eenduidige betekenis/invulling te verliezen, zo stellen de leden van de CDA-fractie. Er is sprake van verschillende interpretatie van het begrip.

Kan de regering gemotiveerd aangeven hoe in het voorliggende wetsvoorstel de partners gekoppeld worden en of er dus sprake is van eenpersoonshuishoudens of meerpersoonshuishoudens?

  • a. Ouder (50) met kind (21)?

  • b. Ouders met minderjarig kind

  • c. Twee ouders met meerderjarig kind?

  • d. Samengesteld gezin met kinderen, waarbij de ouders niet getrouwd zijn en geen samenlevingscontract hebben?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten teneinde het recht op een tegemoetkoming afhankelijk te maken van de draagkracht. Deze leden waren van meet af aan tegenstander van de Wtcg-systematiek ter vervanging van de fiscale regeling buitengewone uitgaven.Voorheen konden mensen met een bonnetje naar de Belastingdienst om via de fiscale regeling buitengewone uitgaven hun noodzakelijke zorgkosten deels af te trekken. In 2008 werd deze wet afgeschaft en kwam de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten hiervoor in de plaats. Deze wet zorgt ervoor dat mensen een tegemoetkoming krijgen voor hun zorgkosten op basis van volstrekt ondoorzichtige criteria die voor gewone burgers niet te doorgronden zijn. De Nationale Ombudsman deelt deze opvatting, zoals bleek uit zijn opmerking tijdens een gesprek met de Kamercommissie VWS over onder meer het functioneren van het CAK, waarin hij stelde dat de klachten niet alleen aan falen van het CAK te wijten zijn, maar tevens samenhangen met de ondoorzichtige en nodeloos bureaucratische wetten die het CAK moet uitvoeren. Het CAK besluit over de toekenning van een tegemoetkoming op basis van gegevens die aangeleverd worden door zorgverzekeraars, gemeenten en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De leden van de SP-fractie zijn van mening dat veel te veel instanties te maken hebben met de uitvoering van deze tegemoetkoming, waardoor de kans op fouten toeneemt. Zij constateren dat de regering de mond vol heeft van «eigen regie», en wars is van betutteling en bureaucratie. Op grond waarvan houdt de regering dan vast aan de bureaucratische Wtcg-systematiek, en kiest zij niet voor herinvoering van de belastingaftrek buitengewone zorguitgaven? De belastingaftrek waarbij het initiatief bij de burger ligt is vele malen efficiënter en een stuk minder betuttelend dan het huidige systeem waarin bureaucratische, anonieme instanties van bovenaf bepalen wie een tegemoetkoming krijgt. Hoezeer de criteria in de Wtcg ook worden aangescherpt, het verschijnsel dat veel mensen met hoge zorgkosten buiten de boot vallen, terwijl andere mensen zich verbaasd afvragen waarom ze een geldbedrag op hun rekening ontvangen, zal blijven bestaan. In de Memorie van Toelichting schrijft de regering dat niet-gebruik een probleem was onder de buitengewone uitgavenregeling. De leden van de SP-fractie vinden dit een buitengewoon hypocriet argument van een regering die er geen been in ziet de meest kwetsbaren in de samenleving te treffen met een stapeling van hardvochtige maatregelen die de koopkracht en deelname aan de maatschappij van chronisch zieken en gehandicapten ernstig benadelen. Voor zover mensen de wegen niet kennen en daardoor geld laten liggen, kan ook gekozen worden voor een gerichte voorlichtingscampagne. Voor mensen die welbewust geen gebruik maken van een aftrekregeling zal de regering toch willen uitgaan van het principe «eigen regie» in plaats van betutteling door het CAK? De leden van de SP-fractie vragen de regering duidelijk uiteen te zetten wat de voordelen zijn van de Wtcg in het licht van bestrijding van overbodige regelzucht en betutteling.

De leden van de SP-fractie constateren dat het voorliggende wetsvoorstel opnieuw een bezuinigingsmaatregel betreft, waarmee de regering de rekening van haar bezuinigingsdoelstelling neerlegt bij mensen met hoge ziektekosten. Bij uitstek chronisch zieke en gehandicapte mensen met een laag of middeninkomen gaan in ons land zwaar gebukt onder ziektekosten waar zij niet om gevraagd hebben. De keuze van achtereenvolgende regeringen – inclusief de huidige – om de zorgkosten in toenemende mate neer te leggen bij zorgbehoevenden in plaats van bij de collectieve solidariteit is hier debet aan. Het zijn deze groepen die het meeste nadeel ondervinden van maatregelen als de verlaging van de zorgtoeslag en de verhoging van het verplicht eigen risico. De regering stelt in de Memorie van Toelichting dat «mensen met relatief hoge inkomens» een Wtcg-tegemoetkoming ontvangen. Verderop in de Memorie van Toelichting blijkt dat de regering hier concreet mee bedoelt alleenstaanden met een verzamelinkomen van € 24 570 of mensen met een partner die gezamenlijk € 35 100 verdienen. De leden van de SP-fractie willen graag een toelichting op het woord «relatief» in dit verband. «Relatief» in verhouding waartoe? Waar is de in het wetsvoorstel gehanteerde inkomensgrens op gebaseerd? Het argument dat mensen boven dit inkomen in staat moeten worden geacht zelf de extra kosten van hun ziekte of handicap te kunnen dragen, maakt weinig indruk en is tegenstrijdig met de herhaaldelijk door de regering uitgesproken opvatting dat modale inkomens erg veel geld kwijt zijn aan zorg. Deze argumenten kunnen niet allebei doel treffen. De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten hoe deze beweringen zich tot elkaar verhouden.

De regering brengt in de Memorie van Toelichting de doelstellingen van de Wtcg in herinnering, te weten goed bereiken van de doelgroep, gerichte bijdragen, eenvoudig uitvoerbaar, budgettaire beheersbaarheid en voldoende rechtszekerheid. De leden van de SP-fractie constateren dat de Wtcg jammerlijk faalt in alle doelstellingen, behalve de budgettaire beheersbaarheid. Deze leden stellen vast dat de regering wenst te bezuinigen door het budget voor de Wtcg sterk te verminderen. De aangescherpte inkomenscriteria in het wetsvoorstel dienen uitsluitend als rechtvaardiging voor de beoogde bezuiniging, is het oordeel van de leden van de SP-fractie. Zij vragen de regering hierop te reageren door per doelstelling van de Wtcg toe te lichten hoe deze wordt verbeterd.

De leden van de SP-fractie ontvangen graag een nadere toelichting op het nieuwe ICT-systeem waarmee de dienstverlening van het CAK moet worden verbeterd. Wat zijn de kosten en wat zijn concreet de beoogde resultaten op basis waarvan de doelmatigheid van deze uitgave kan worden getoetst. Daarnaast vragen deze leden op welke wijze de veiligheid van de uitwisseling van gegevens tussen het CAK en de Belastingdienst wordt gewaarborgd in het nieuwe systeem.

De regering stelt dat heldere afspraken zijn gemaakt over de tijdige aanlevering van de benodigde gegevens aan het CAK door instanties als het CIZ, zorgverzekeraars, gemeenten en bureau jeugdzorg. Deze leden vragen de regering uiteen te zetten welke afspraken zijn gemaakt en op welke wijze naleving wordt afgedwongen.

De leden van de SP-fractie ontvangen graag een berekening van de toenemende administratieve lasten als gevolg van dit wetsvoorstel afgezet tegen de fiscale regeling buitengewone uitgaven. De genoemde leden zien graag dat, in plaats van € 250 miljoen te bezuinigen op een toch al ondeugdelijke wet, de fiscale regeling buitengewone uitgaven terugkeert. Zij prefereren een regeling waarbij mensen zelf, met een bonnetje als bewijsmateriaal, een deel van hun gemaakte zorgkosten kunnen aftrekken boven de Wtcg.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van voorstel dat voorziet in een wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) teneinde het recht op een tegemoetkoming afhankelijk te maken van de draagkracht.

De leden van de D66-fractie stellen vast dat de kosten van de gezondheidszorg de komende jaren explosief blijven stijgen. In 2000 gaven we nog 6% van ons BBP uit aan zorg. Zonder maatregelen geven we in 2040 ruim 18% van onze inkomsten uit aan zorg. Als we geen maatregelen nemen wordt de zorg onbetaalbaar en schuiven we een zorgschuld door naar volgende generaties. In dat kader vindt de D66-fractie het redelijk om het recht op een tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten te beperken tot diegenen die dat gezien hun inkomen het ook echt nodig hebben. Daar komt bij dat deze leden veel reacties uit de samenleving hebben ontvangen waaruit bleek dat mensen met een hoger inkomen de tegemoetkoming als onnodig ervaren. De leden van de D66-fractie hebben echter wel de nodige vragen en opmerkingen bij de uitvoering van het voorliggende wetsvoorstel.

Deze leden constateren dat alleenstaanden geen recht meer hebben op de tegemoetkoming boven een verzamelinkomen van € 24 570, en voor paren zal gelden dat zij geen recht hebben op de tegemoetkoming boven een gezamenlijk verzamelinkomen van € 35 100. Zij constateren dat deze harde knip kan leiden tot een armoedeval en vragen of de regering kan aangeven welk effect deze maatregel op de arbeidsmarkt heeft. Een harde knip kan ertoe leiden dat meer werken niet meer loont. Waarom wordt gekozen voor dit model en niet voor een geleidelijke afbouw van de tegemoetkoming naar rato van inkomen? Hoeveel extra administratieve lasten zou zo’n model met zich meebrengen ten opzichte van het huidige voorstel? De regering geeft aan dat de inkomensgrenzen mede zijn bepaald door het gegeven dat een bezuiniging van € 250 miljoen is ingeboekt. De leden van de D66-fractie vernemen graag op basis van welke gronden dat specifieke bedrag is vastgesteld? Zij merken op dat in 2% van de huishoudens het inkomenseffect meer dan € 500 bedraagt. Deze leden vragen tot welk bedrag dit kan oplopen. Een relatief kleine groep zal plotsklaps worden geconfronteerd met een forse inkomensdaling. Is de regering bereid voor deze groep chronisch zieken en gehandicapten een overgangsregeling te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie stellen vast dat de onderhavige wetswijziging tot gevolg heeft dat het CAK en de Belastingdienst persoonsgegevens zullen gaan uitwisselen. Voor deze leden is het van belang dat dit op de meest zorgvuldige wijze zal plaatsvinden. Het risico dat privacygevoelige gegevens over chronisch zieken en gehandicapten op straat komen te liggen moet tot een minimum worden beperkt. In hoeverre beschikt het CAK over de expertise om deze gegevens dusdanig af te schermen dat ze beveiligd zijn tegen oneigenlijk gebruik? Wordt daarvoor extra kennis beschikbaar gesteld?

De leden van de D66-fractie lezen dat chronisch zieken en gehandicapten die geen recht hebben op een tegemoetkoming hierover geen bericht ontvangen. Zij vragen waarom hiervoor gekozen is. Is de regering bereid in het kader van een soepele overgang en goede informatievoorziening, belanghebbenden in ieder geval het eerste jaar na invoering van het nieuwe wetsvoorstel over een negatieve beschikking te berichten?

Het voorliggende wetsvoorstel zal structureel meer administratieve- en uitvoeringslasten met zich meebrengen door het uitwisselen en verwerken van inkomensgegevens tussen het CAK en de Belastingdienst. Kan de regering deze lasten zowel financieel als naar het extra aantal arbeidsjaren duiden?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven dat de tegemoetkoming niet altijd goed terecht komt, enerzijds doordat de doelgroep nog steeds niet volledig gevonden worden, anderzijds omdat het geld niet altijd op de juiste plek terecht komt. Zij hebben echter nog wel een aantal vragen.

Het voorliggende wetsvoorstel maakt dat de Wtcg afhankelijk wordt van draagkracht. In de Memorie van Toelichting, lezen deze leden onder andere dat door het inkomensafhankelijk maken van de Wtcg invulling wordt gegeven aan de motie 31 706, nr. 47 van het lid Wiegman. Deze leden willen verduidelijken dat in deze motie wel wordt gezinspeeld op het inkomensafhankelijk maken van de Wtcg, maar vooral nadruk wordt gelegd op het vrijwillig niet ontvangen van de Wtcg en het geld wat hierbij vrij komt te investeren in een fonds om de kwaliteit van leven te verbeteren voor chronisch zieken en gehandicapten. Daarom willen deze leden een toelichting op het aanhalen van de motie 31 706, nr. 47. Zij menen namelijk dat het aanhalen van deze motie niet passend is. Waarom wordt deze motie in de Memorie van Toelichting toch aangehaald?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het nieuwe wetsvoorstel nog voldoende compensatie biedt voor chronisch zieken en gehandicapten. Uit de tabel in de Memorie blijkt dat ongeveer 60% van de mensen met een tegemoetkoming een (gezamenlijk) toetsingsinkomen heeft wat onder de inkomensgrenzen valt. Dit betekent dat 40% zal afvallen. Dat 40% zal afvallen heeft te maken met de vastgestelde grenzen voor het recht op de tegemoetkoming. Deze grenzen zijn gelegd bij een toetsingsinkomen van € 24 570 voor alleenstaande belanghebbenden- dan wel minderjarige belanghebbenden die op hetzelfde woonadres staat ingeschreven als zijn/haar alleenstaande ouder- en € 35 100 voor belanghebbenden met een partner, dan wel minderjarige belanghebbenden die met beide ouders dan wel met één ouder en diens partner op hetzelfde woonadres staan ingeschreven. Deze leden vragen op basis van welke argumenten deze grenzen zo zijn bepaald, en waarom deze grenzen bijvoorbeeld niet gelijk zijn getrokken met de grenzen die voor de zorgtoeslag worden gehanteerd? Als dit wel het geval zou zijn geweest dan waren de grenzen respectievelijk € 35 000 en € 51 000 geweest. Wat zijn de budgettaire effecten van het gelijk trekken van de grenzen van de Wtcg met de grenzen van zorgtoeslag? Wordt de opvatting gedeeld dat ook chronisch zieken en gehandicapten met een modaal inkomen gecompenseerd zouden moeten worden voor hun chronische ziekte of handicap en dat de Wtcg niet mag verschralen tot een vergoeding die alleen van toepassing is voor de onderkant van de samenleving? Wordt de opvatting van de leden van de fractie van de ChristenUnie gedeeld dat het hebben van een chronische ziekte of handicap an sich mag en moet worden gecompenseerd? Hoe staat deze nieuwe wetswijziging in verhouding tot de eerdere fiscale voordelen die mogelijk waren via de BU?

De leden van de ChristenUnie lezen dat de administratieve lasten voor de Wtcg-keten gelijk blijven. Tegelijkertijd lezen zij dat het proces wel degelijk ingewikkelder wordt gemaakt. In hoeverre is het CAK in staat dit vernieuwde proces uit te voeren? Welke knelpunten verwacht de regering in het eerste jaar?

De voorzitter van de commissie,

Smeets

De griffier van de commissie,

Teunissen


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Smeets, P.E. (PvdA), Voorzitter, Smilde, M.C.A. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Veen, E. van der (PvdA), Gerven, H.P.J. van (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Agema, M. (PVV), Leijten, R.M. (SP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Wolbert, A.G. (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Uitslag, A.S. (CDA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Ondervoorzitter, Dijkstra, P.A. (D66), Dille, W.R. (PVV), Gerbrands, K. (PVV), Mulder, A. (VVD), Venrooy-van Ark, T. (VVD), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Klaver, J.F. (GL) en Straus, K.C.J. (VVD).

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Kuiken, A.H. (PvdA), Omtzigt, P.H. (CDA), Berndsen, M.A. (D66), Klijnsma, J. (PvdA), Ulenbelt, P. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Mos, R. de (PVV), Kooiman, C.J.E. (SP), Arib, K. (PvdA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Toorenburg, M.M. van (CDA), Lodders, W.J.H. (VVD), Ham, B. van der (D66), Beertema, H.J. (PVV), Bosma, M. (PVV), Burg, B.I. van der (VVD), Miltenburg, A. van (VVD), Ormel, H.J. (CDA), Sap, J.C.M. (GL), Tongeren, L. van (GL) en Liefde, B.C. de (VVD).

Naar boven