33 042 Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2012

Op 10 januari jl. is door het Gerechtshof te Den Haag (hierna het Hof) een civiel rechtelijke uitspraak gedaan in het hoger beroep dat was ingesteld door de algemeen directeur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) mevrouw Albayrak tegen de uitspraak in kort geding van de rechtbank Den Haag. Daarin deed de rechtbank uitspraak in het geschil over de vraag of mevrouw Albayrak op non-actief mocht worden gesteld zoals op 27 september 2011 en vervolgens op 11 oktober 2011 is gedaan.

Uw Commissie voor Immigratie en Asiel verzocht mij te reageren op de uitspraak van het Hof en daarbij in te gaan op de vraag hoe de onafhankelijke en onbelemmerde voortgang van het lopende onderzoek zal worden gewaarborgd. Met dit schrijven ga ik in op dit verzoek en geef ik tevens antwoord op de vragen gesteld door het lid Fritsma (PVV) over het bericht dat Nurten Albayrak weer aan de slag mag bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) (ingezonden 11 januari 2012, nummer 2012Z00224).

Het arrest van het Hof betreft een uitspraak in een arbeidsrechtelijk geding tussen COA, als werkgever en mevrouw Albayrak, als werknemer. De Staat was geen partij bij dit geding. Het is belangrijk te constateren dat het Hof de op non-actiefstelling van mevrouw Albayrak op 27 september toelaatbaar heeft geacht. Dit geldt ook voor de op non-actiefstelling van mevrouw Albayrak van 11 oktober 2011. Vanwege de volgens het Hof te lange duur van de non-actiefstelling is deze door het Hof opgeheven. Daarbij heeft het Hof – zakelijk weergegeven – bepaald dat mevrouw Albayrak moet worden toegelaten de werkzaamheden te hervatten, uiterlijk 14 dagen na betekening van het arrest doch niet eerder dan 1 maart 2012.

Zoals u weet vindt in mijn opdracht door de Commissie van onderzoek Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna de Commissie) een onafhankelijk feitenonderzoek plaats naar het functioneren van het COA.

Bij brief d.d. 21 december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de werkzaamheden van de genoemde Commissie. Daarin heb ik gemeld dat de Commissie ernaar streeft om het onderzoek voor eind maart te kunnen afronden. Ten aanzien van mevrouw Albayrak worden in het onderzoek naar onder andere het werkklimaat binnen het COA ook vragen omtrent de bezoldiging meegenomen.

Ik vind het van het grootste belang zeker te stellen dat het lopend onderzoek, ook voor zover het betrekking heeft op mevrouw Albayrak, door de Commissie onbelemmerd en onafhankelijk doorgang kan vinden. Het Hof heeft geoordeeld dat de Raad van Toezicht, naar het oordeel van het Hof, tot de conclusie kon komen dat dit onderzoek alleen dan op optimale – en ook naar de buitenwereld te verantwoorden – wijze kon plaatsvinden, wanneer Albayrak, als algemeen directeur en zelf (mede)onderwerp van onderzoek, tijdens dat onderzoek niet werkzaam was. Ik heb daarom de Commissie verzocht om de onderdelen van het onderzoek die betrekking hebben op de positie van mevrouw Albayrak, versneld uit te voeren. De Commissie heeft mij gemeld hiertoe helaas geen mogelijkheden te zien. Ik heb daarom de Raad van Toezicht van het COA verzocht zeker te stellen dat de onbelemmerde en onafhankelijke voortgang van het onderzoek wordt gewaarborgd.

Vooruitlopend op de resultaten van dit onderzoek acht ik het, zoals ik eerder heb aangegeven, niet opportuun inhoudelijk te reageren op de recente berichtgeving in de media of anderszins. Het arrest geeft mij geen aanleiding terug te komen op mijn eerdere uitlatingen over de aanleiding voor de op non-actief stelling van mevrouw Albayrak.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Naar boven