33 037 Mestbeleid

Nr. 75 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2013

Hierbij ontvangt u mijn antwoorden op de vragen van de leden Lodders (VVD), Geurts (CDA) en Dijkgraaf (SGP) over de Nederlandse inzet inzake het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (Aanhangsel Handelingen II, 2012/13, nr. 37).

Alvorens de vragen van de leden van uw Kamer te beantwoorden, wil ik de benadering voor de implementatie van de Nitraatrichtlijn in het vijfde actieprogramma toelichten.

Met de implementatie van de Nitraatrichtlijn bereikt Nederland niet alleen de doelen van de Nitraatrichtlijn ten aanzien van betere kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, maar draagt Nederland ook bij aan het bereiken van doelen van de Kaderrichtlijn Water. Opeenvolgende kabinetten hebben in opeenvolgende actieprogramma’s maatregelenpakketten ingevoerd gericht op de verbetering van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de doelstelling van 50 milligram nitraat per liter is vastgelegd. Die pakketten zijn sinds het derde actieprogramma de basis voor de derogatie die Nederland heeft gekregen en waardoor met name in de melkveehouderij onder voorwaarden 250 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar mag worden aangewend in plaats van 170 kilogram. Er zijn meer lidstaten met een derogatie, maar Nederland heeft de grootste derogatie in termen van oppervlakte landbouwgrond en het aantal bedrijven waarop de derogatie van toepassing is. Voortzetting van die derogatie in de komende periode is cruciaal voor de Nederlandse landbouw en economie.

De toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in 2009 besloten over het maatregelenpakket in het vierde actieprogramma en daarin ook maatregelen vastgelegd voor het vijfde actieprogramma. De Europese Commissie ziet scherp toe op de wijze waarop Nederland in het vijfde actieprogramma voldoet aan de invoering van deze met de Europese Commissie afgesproken maatregelen. De kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater is de afgelopen jaren namelijk weliswaar verbeterd, maar voldoet nog niet aan de doelstelling van de Nitraatrichtlijn. De grondwaterkwaliteit in het zuidelijke zand- en lössgebied en de eutrofiëring van oppervlaktewater zijn de grootste knelpunten.

Mijn inzet voor het vijfde actieprogramma is dus gericht op implementatie van de verplichtingen van de Nitraatrichtlijn en invulling van de toezeggingen uit het vierde actieprogramma om de voortzetting van de derogatie te verzekeren. Daarbij zoek ik naar rek en ruimte voor ondernemerschap, innovatie en regionale initiatieven. Om die reden is nieuw in mijn aanpak dat het vijfde actieprogramma voorziet in de mogelijkheid om doelen te realiseren via «equivalente maatregelen». Dat houdt in dat behalve een generiek maatregelenpakket dat voorziet in aanscherping van de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat, ruimte wordt geboden voor initiatieven waarvan is aangetoond dat ze een tenminste vergelijkbaar – equivalent – milieuresultaat realiseren. Die initiatieven kunnen betrekking hebben op regiospecifieke of bedrijfsspecifieke maatregelen. Voorwaarde is dat de milieukundige effectiviteit vooraf wetenschappelijk is onderbouwd en dat de uitvoering (privaat) is geborgd. Dat geldt nu al voor de Kringloopwijzer voor fosfaatevenwichtsbemesting in de melkveehouderij, die daarom is opgenomen in het vijfde actieprogramma.

Met deze aanpak van equivalente maatregelen geef ik maximaal ruimte voor ondernemerschap en maatwerk op bedrijven.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven