33 037 Mestbeleid

Nr. 48 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2013

Op 6 maart 2013 heeft uw vaste commissie voor Economische Zaken mij verzocht een reactie te geven op een berichtgeving omtrent het door de provincie Brabant gaan benutten van milieurechten van verdwenen veehouderijen. Ook verzocht uw commissie om in te gaan op de gevolgen van de vermelde voornemens met betrekking tot nieuwe investeringen in infrastructuur voor de ontwikkelingsruimte in de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

De provincie Brabant heeft een eigen bevoegdheid in het al dan niet verlenen van natuurbeschermingswetvergunningen. Het is aan de provincie om te beoordelen in hoeverre vergunningen voor bedrijfsuitbreidingen verleend kunnen worden. Hierbij is een toetsing aan eventuele significant negatieve effecten op de doelen voor Natura 2000-gebieden essentieel.

Vanaf 1 januari 2014 zal de PAS van start gaan. Vanaf dat moment is er sprake van ontwikkelingsruimte in het kader van de PAS. Dat betekent dat vanaf dan bedrijfsuitbreidingen getoetst moeten worden aan de beschikbare ontwikkelingsruimte. Het mag helder zijn dat de ruimte uit lege milieuvergunningen alleen opgevuld kan worden met bijbehorende natuurbeschermingswetvergunning.

Ten aanzien van de vermelde voornemens (uit de brief van de minister van Financiën van 1 maart jl.) met betrekking tot nieuwe investeringen in infrastructuur en relatie tot de ontwikkelingsruimte in de PAS het volgende:

in de PAS wordt ontwikkelingsruimte gereserveerd voor prioritaire projecten (of andere handelingen), waar onder meer MIRT-projecten onder vallen. Met deze reservering wordt de benodigde ontwikkelingsruimte opzij gezet. Uitvoering van prioritaire projecten ten aanzien van het aspect stikstof is op deze manier zeker gesteld. Het uitgangspunt hierbij is het vigerende MIRT zoals dat ook met uw Kamer wordt besproken. Op deze wijze worden (de consequenties van) de nieuwe investeringen in infrastructuur, net als de aangekondigde bezuinigingen en temporiseringen in MIRT-projecten overigens, meegenomen.

De in de brief genoemde projecten zijn al eerder in het MIRT opgenomen en worden alleen eerder uitgevoerd. Dit leidt daarom niet tot een veranderde vraag naar ontwikkelingsruimte.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven