De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het ontwerp zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn voorschrijft
dat in 2023 op 60% en in 2027 op 100% van alle zand- en lössgronden uiterlijk op 1 oktober
een vanggewas moet zijn ingezaaid;
overwegende dat dit grote problemen met zich meebrengt voor de teelt, gezondheid,
oogst(logistiek) en bewaarbaarheid van gewassen als (zetmeel)aardappels en suikerbieten,
die doorgroeien én nutriënten opnemen tot later in het najaar;
overwegende dat er bovendien alternatieve maatregelen denkbaar zijn om het risico
op nitraatuitspoeling naar het grondwater te verkleinen, zoals precisiebemesting,
het beperken van bemesting in het najaar met dunne fractie op zand en löss en het
verkorten van de periode tussen bemesting en inzaai van het hoofdgewas in het voorjaar;
overwegende dat in het ontwerp zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn is opgenomen
dat winterteelten worden uitgezonderd van genoemde verplichting, maar dat niet is
gedefinieerd wat onder winterteelten wordt verstaan;
verzoekt de regering in het definitieve zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn op
te nemen dat onder winterteelten in ieder geval vallen: alle meerjarige teelten, wintergroenten
(winterkolen en winterprei), suikerbieten en bloembollen die ’s winters in de grond
zitten;
verzoekt de regering zetmeelaardappelen, en zo nodig andere gewassen (denk aan cichorei
en winterpeen), uit te zonderen van de verplichte inzaai van een vanggewas per 1 oktober
indien de verminderde nutriëntenopname door het vroeger oogsten van het gewas niet
opweegt tegen het opnemen van nutriënten door het vanggewas en/of alternatieve bemestingsmaatregelen
voldoende effectief zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.