33 037 Mestbeleid

Nr. 400 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 september 2021

Afgelopen week heb ik van verschillende organisaties verzoeken ontvangen om de uitrijdperiode voor dierlijke mest te verlengen. Door de natte zomermaanden hebben veel landbouwers in de voorschreven uitrijdperiode minder mest kunnen uitrijden. Met deze brief licht ik toe hoe ik met deze verzoeken ben omgegaan.

Verzoek verlengen van uitrijdperiode op grasland in Noord-Nederland

Op 20 augustus ben ik door LTO-Noord verzocht om de uitrijdperiode voor dierlijke mest op grasland in een aantal gemeenten in Friesland en Groningen te verlengen tot en met 15 september. In deze gemeenten is de afgelopen twee maanden erg veel neerslag gevallen, waardoor veldwerkzaamheden niet of nauwelijks mogelijk waren, waardoor percelen weinig bemesting hebben gehad, waardoor de eiwitgehalten in het ruwvoer laag zijn. In de loop van de week is het verzoek uitgebreid met nog vier gemeenten in Friesland, waar in het weekend van 21/22 augustus zéér veel neerslag is gevallen.

Vrijstelling of het verruimen van de uitrijdperiode kan op basis van de Wet bodembescherming alleen worden verleend voor zover het belang van de bescherming van de bodem zich daartegen niet verzet en er advies gevraagd is bij de Technische Commissie Bodem (TCB). Daarnaast is op basis van het Besluit gebruik meststoffen verruiming van de uitrijdperiode mogelijk op grasland, gelegen op kleigrond of veengrond, indien er een landbouwkundige noodzaak is, dit in het desbetreffende gebied door extreme weersomstandigheden is gerechtvaardigd en de TCB is gehoord.

Op vrijdag 27 augustus is een advies van de Technische Commissie Bodem naar aanleiding van het doorgeleide verzoek ontvangen. In haar advies zegt de TCB, dat in delen van Nederland sprake is geweest van extreme hoeveelheden neerslag gedurende korte perioden. Lokaal heeft dit gezorgd voor grote overlast en tot beperkingen bij het gebruik van landbouwgronden. Gedurende langere tijd konden agrariërs het land niet bewerken en gewassen bemesten of oogsten. Daar waar dierlijke mest niet tijdig kon worden aangewend, heeft het een goede landbouwpraktijk beïnvloed. De relatief hoge denitrificatie in combinatie met geringe mineralisatie maken, bezien vanuit de behoefte van het gras, een stikstofbemesting met dierlijke mest passend. Gezien de bodemgesteldheid en het stadium van grasgroei is die bemesting in veel gevallen op dit moment problematisch. Een uitstel van het uitrijdverbod voor dierlijke mest met 14 dagen is derhalve te begrijpen. Het mogelijke gebruik van drijfmest tot half september zorgt voor milieurisico’s, met name de uitspoeling van stikstof na mineralisatie van de organische stof in de drijfmest. De TCB adviseert om het uitrijdverbod voor dierlijke mest met 14 dagen uit te stellen met dien verstande dat enkel de dunne fractie van dierlijke mest, verkregen door drijfmest te scheiden, wordt gebruikt. Dit advies neem ik over voor de gemeenten in Noord-Nederland waarvoor ik een verzoek van LTO-Noord heb ontvangen. Melkveehouders zijn in de mogelijkheid om drijfmest te scheiden en enkel de dunne fractie, met relatief weinig organische stof en fosfaat, te gebruiken op hun grasland. Bemesten met de dunne fractie van drijfmest vermindert de risico’s op uit- en afspoeling van fosfaat en stikstof naar grond- en oppervlaktewater.

Ik heb in overeenstemming met de staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat dan ook besloten tot een regionale vrijstelling voor het uitrijden van drijfmest op grasland in de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, Fryske Marren, Heerenveen, Noardeast Fryslân, Smallingerland, Súdwest Fryslân, Tytjerksteradiel, Westerkwartier en Weststellingwerf. De vrijstelling is voor grasland, mits bemest met dunne fractie na mechanische scheiding, en geldt tot en met 15 september 2021. De onderhavige regeling zal zo spoedig mogelijk worden gepubliceerd in de Staatscourant.

De regeling haakt aan bij de bestaande vrijstellingsmogelijkheid in de Wet bodembescherming. De Europese Commissie is over de voorgenomen vrijstelling geïnformeerd. Ondernemers die percelen hebben in deze regio zullen door RVO geattendeerd worden op deze verruiming van de regelgeving.

Verzoek LLTB verlengen uitrijdperiode voor vaste mest op bouwland op löss

Op 26 augustus heeft de Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) mij een verzoek gestuurd voor het verlengen van de uitrijdperiode van vaste mest op bouwland in Zuid-Limburg gelegen op lössgronden. In gemeenten Sittard-Geleen, Beek, Stein, Heerlen, Landgraaf, Kerkrade, Brunssum, Voerendaal, Simpelveld, Vaals, Meerssen, Gulpen-Wittem, Valkenburg aan de Geul, Eijsden-Margraten, Beekdaelen en Maastricht heeft het, zoals bekend, uitzonderlijk geregend deze zomer. Het verzoek is om de uitrijdperiode voor drijfmest (nu tot en met 15 september) en voor vaste mest (nu tot en met 31 augustus) in de toekomst gelijk te trekken. En deze wijziging gezien de grote neerslag en daarbij behorende lastige veldomstandigheden al voor 2021 mogelijk te maken.

Ik heb dit verzoek, gezien de extreme weersomstandigheden van deze zomer in Zuid-Limburg in beraad. Na advies van de TCB zal ik tot een besluit komen.

Verzoek NAV, NMV en Cumela Nederland voor een generiek uitstel van twee weken voor grasland en bouwland voor het uitrijden mest

Op 26 augustus 2021 is ook een verzoek onvangen van de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV), de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) en Cumela Nederland voor een verruiming van de uitrijdperiode van dierlijke mest tot zeker 15 september 2021 op grasland en t/m 30 september 2021 op akkerland. In tegenstelling tot het verzoek tot het uitstellen van de uitrijperiode in enkele specifieke gemeenten van Friesland/Groningen of Zuid-Limburg vanwege specifieke extreme weersomstandigheden, gaat het hier om een generiek verzoek voor heel Nederland.

Een verruiming van de uitrijdperiodes voor heel Nederland voor drijfmest heeft naar alle waarschijnlijkheid een negatieve impact op de grondwaterkwaliteit, omdat later in het jaar er minder gewasgroei is, dus minder nutriënten worden opgenomen en meer nutriënten uit- of afspoelen. Hierover heeft de Commissie Deskundige Meststoffen en de TCB in het verleden meermaals negatief geadviseerd.

Gezien de nog resterende opgave voor de waterkwaliteit, waarbij ook de Europese Commissie ons wijst op onze verplichtingen, heb ik besloten om dit verzoek af te wijzen, en de uitrijdperiode voor 2021 niet generiek te verlengen.

Daarbij is het verzoek zoals aangegeven niet alleen gericht op 2021 maar ook op de jaren daarna. Op korte termijn zal ik mijn plannen voor het 7de actieprogramma Nitraatrichtlijn presenteren, welke zich richt op het mestbeleid voor de komende jaren. Maatschappelijk partijen worden uitgenodigd om daarop te reageren via de internetconsultatie.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven