33 037 Mestbeleid

Nr. 35 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu,

de zesde rapportage over de Nederlandse derogatie aan zoals deze naar de Europese Commissie is verzonden.

Rapportageverplichting derogatie

Met de derogatiebeschikking (2005/880/EG) heeft de Europese Commissie aan Nederland ruimte geboden om onder voorwaarden een ruimere norm voor de toepassing van stikstof uit dierlijke mest toe passen dan rechtstreeks volgt uit de Nitraatrichtlijn. Per besluit van 5 februari 2010 (2010/65/EU) heeft de Europese Commissie aan Nederland wederom een derogatie toegekend voor de periode van het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2010–2013).

Nederland is, conform dit besluit, gehouden een monitoringsnetwerk in stand te houden van tenminste 300 bedrijven die gebruikmaken van een derogatie. De derogatiemonitoring is ondergebracht bij het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid en wordt uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI).

Verder bevat de derogatiebeschikking de verplichting dat de jaarlijkse mestproductie (uitgedrukt in kilogrammen stikstof en fosfaat) de omvang van de mestproductie in 2002 niet zal overschrijden. Monitoring van de mestproductie vindt plaats door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Nederland dient de Europese Commissie jaarlijks te rapporteren over resultaten van de monitoring. Onderhavige derogatierapportage bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Het RIVM-rapport «Landbouwpraktijken en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie; resultaten meetjaar 2010 in het derogatiemeetnet» (RIVM rapport 680717028/2012) *). Dit rapport bevat gegevens over de monitoring bij derogatiebedrijven van bodemwater, waterlopen en ondiep grondwater alsmede de gegevens over bemesting en opbrengst per bodemtype en gewas.

  • Het rapport «Resultaten van controles op en kengetallen van landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie alsmede kengetallen van de Nederlandse veehouderij» *). Dit rapport is gebaseerd op gegevens van Dienst Regelingen (DR) en de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) en bevat de uitkomsten van controle en handhaving en verscheidene trends in de landbouw.

De rapporten zijn recent aan de Europese Commissie ter beschikking gesteld. Beide rapporten treft u als bijlage bij deze brief aan. Conform de derogatiebeschikking zal Nederland in juni 2013 de Europese Commissie wederom voorzien van een geactualiseerde derogatierapportage.

Resultaten monitoring

Hieronder volsta ik met het beschrijven van de belangrijkste resultaten. Voor een meer volledig beeld verwijs ik naar de (samenvattingen van de) bijgevoegde rapporten.

Uit de monitoring van het mineralenmanagement op de 300 derogatiebedrijven blijkt dat het gebruik van dierlijke mest in 2010 met 246 kg N/ha uit dierlijke mest gemiddeld genomen precies op de derogatienorm van de onderzochte bedrijven lag1. Het totale gebruik aan stikstof uit meststoffen (dierlijke mest, kunstmest en overige organische meststoffen) lag gemiddeld genomen beneden de stikstofgebruiksnorm voor alle mestsoorten samen. Ook het gebruik aan fosfaat lag gemiddeld genomen iets onder de fosfaatgebruiksnorm.

De monitoring van bodemwater, waterlopen en ondiep grondwater op de 300 derogatiebedrijven laat zien dat de nitraatconcentraties in het water dat uit de wortelzone spoelt op de derogatiebedrijven in de zandregio in 2010 op 45 mg/l lag. Daarmee voldoet de melkveehouderij in de zandgebieden gemiddeld aan de doelstelling van 50 mg nitraat per liter. In de klei- en in de veenregio lag de concentratie in het grondwater in 2010 met gemiddeld 29 mg/l respectievelijk 12 mg/l ruim onder de doelstelling. Alleen in de lössregio lag de gemiddelde nitraatconcentratie op melkveebedrijven met 51 mg/l een fractie boven de doelstelling.

Voorlopige resultaten voor 2011 laten een nitraatconcentratie onder zand zien van gemiddeld 33 mg/l, onder klei van 20 mg/l en onder veen van 7 mg/l. Voor löss waren niet tijdig gegevens beschikbaar om voorlopige resultaten te presenteren.

De nitraatconcentratie in het slootwater was in de meetperiode (winter 2009/2010) gemiddeld voor alle grondsoorten duidelijk lager dan 50 mg/l (zand 33, klei 11, veen 4 mg/l).

Met de beschikbaarheid van vijf opeenvolgende meetjaren is er voor het eerst een uitspraak te doen over een trend in de ontwikkeling van de nitraatconcentratie onder derogatiebedrijven (melkveebedrijven). Op zand- en lössgronden is tussen 2007 en 2011 een dalende trend zichtbaar. Op klei- en veengronden zijn geen significante dalingen geconstateerd.

Deze zesde derogatierapportage vormt, tezamen met de vijf eerdere exemplaren, input voor de onderhandelingen van Nederland met de Europese Commissie over het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatie, beide voor de periode 2014–2017.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer


X Noot
1

De gemiddelde derogatienorm op de onderzochte bedrijven ligt iets onder de 250 kg N/ha doordat bedrijven niet alle hun landbouwgrond hebben aangemeld voor derogatie. Op de gronden die niet zijn aangemeld geldt de norm van 170 kg N/ha waarmee het gemiddelde uitkomt op 246 kg N/ha.

Naar boven