Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2019
In de afgelopen week heeft Nederland te maken gekregen met vorst en koude. Deze omstandigheden
kunnen ertoe leiden dat de planning voor het tijdig kunnen bemonsteren van landbouwgronden,
zoals vanuit de derogatie is voorgeschreven, niet gehaald wordt.
Om te voorkomen dat boeren de dupe worden van deze situatie, zal ik de Uitvoeringsregeling
Meststoffenwet voor 2019 aanpassen, zodanig dat uitstel wordt verleend voor het laten
bemonsteren en analyseren van de landbouwgrond én voor het opstellen van het bemestingsplan
tot 1 maart 2019. De overige voorwaarden voor derogatie blijven onverkort van kracht.
De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet schrijft voor dat landbouwgronden eenmaal in
de vier jaar vóór 1 februari bemonsterd moeten zijn. De analyseresultaten zijn nodig
om een accuraat bemestingsplan op te stellen, ieder jaar op 28 februari moet conform
de derogatiebeschikking een bemestingsplan op het bedrijf aanwezig zijn. Deze voorwaarden
geven mij enige ruimte om de boeren tegemoet te komen waar de bemonstering en analyse
niet tijdig uitgevoerd is.
Het is van alle tijden dat er vorst is in januari. Bedrijven die landbouwgronden bemonsteren
en analyseren zullen in hun planning dan ook rekening moeten houden met de weersomstandigheden
die zich kunnen voordoen. Ook zullen zij landbouwers tijdig moeten informeren wanneer
zij voorzien dat monsters niet vóór februari genomen kunnen worden, zodat landbouwers
in de gelegenheid zijn een ander bedrijf de bemonstering te laten uitvoeren.
Ook landbouwers zullen zelf alert moeten zijn tijdig hun gronden te laten bemonsteren
en daarbij rekening te houden met de uitrijdperiodes die gelden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten