33 037 Mestbeleid

Nr. 348 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 januari 2019

In de afgelopen week heeft Nederland te maken gekregen met vorst en koude. Deze omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de planning voor het tijdig kunnen bemonsteren van landbouwgronden, zoals vanuit de derogatie is voorgeschreven, niet gehaald wordt.

Om te voorkomen dat boeren de dupe worden van deze situatie, zal ik de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet voor 2019 aanpassen, zodanig dat uitstel wordt verleend voor het laten bemonsteren en analyseren van de landbouwgrond én voor het opstellen van het bemestingsplan tot 1 maart 2019. De overige voorwaarden voor derogatie blijven onverkort van kracht.

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet schrijft voor dat landbouwgronden eenmaal in de vier jaar vóór 1 februari bemonsterd moeten zijn. De analyseresultaten zijn nodig om een accuraat bemestingsplan op te stellen, ieder jaar op 28 februari moet conform de derogatiebeschikking een bemestingsplan op het bedrijf aanwezig zijn. Deze voorwaarden geven mij enige ruimte om de boeren tegemoet te komen waar de bemonstering en analyse niet tijdig uitgevoerd is.

Het is van alle tijden dat er vorst is in januari. Bedrijven die landbouwgronden bemonsteren en analyseren zullen in hun planning dan ook rekening moeten houden met de weersomstandigheden die zich kunnen voordoen. Ook zullen zij landbouwers tijdig moeten informeren wanneer zij voorzien dat monsters niet vóór februari genomen kunnen worden, zodat landbouwers in de gelegenheid zijn een ander bedrijf de bemonstering te laten uitvoeren.

Ook landbouwers zullen zelf alert moeten zijn tijdig hun gronden te laten bemonsteren en daarbij rekening te houden met de uitrijdperiodes die gelden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven