33 037 Mestbeleid

Nr. 325 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2018

Hierbij informeer ik uw Kamer over de derde kwartaalrapportage van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel1.

De monitor geeft voor de stikstof- en fosfaatexcretie een momentopname gebaseerd op de omvang van de veestapel op 1 oktober 2018. Ik heb het CBS gevraagd om in deze monitor ook een prognose op te nemen waarbij de voorlopige cijfers van de landbouwtelling 2018 als uitgangspunt worden genomen. Dit uitgangspunt hanteert het CBS namelijk ook bij het bepalen van de definitieve cijfers voor de fosfaat- en stikstofexcretie over een kalenderjaar en dit geeft dus de beste indicatie van wat we kunnen verwachten van de excretie over heel 2018.

De prognose voor 2018 zet ik hieronder af tegen de plafonds:

 

Fosfaat (miljoen kilogram)

Stikstof (miljoen kilogram)

 

Excretie 2018

Productie plafond

Excretie 2018

Productie plafond

Melkvee

82,4

84,9

292,2

281,8

Varkens

37,3

39,7

96,9

99,1

Pluimvee1

27,2

27,4

57,7

60,3

Overig2

19,6

20,9

55

63,2

Nationaal

166

172,9

502

504,4

X Noot
1

Exclusief eenden

X Noot
2

Inclusief eenden

De prognose laat voor zowel de fosfaat- als stikstofexcretie een onderschrijding van de nationale totaalplafonds zien. Bij fosfaat is de onderschrijding bijna 4%, bij stikstof is de onderschrijding bijna 0,5%. Dat is positief. ik wil benadrukken dat het hier nog steeds om een prognose gaat, deze cijfers zijn dus nog onzeker.

Melkvee

Voor melkvee is de geprognosticeerde fosfaatexcretie bijna 3% onder het plafond. Voor stikstof geldt dat de geprognosticeerde excretie ruim 3% hoger is dan het plafond. Deze hogere stikstofexcretie heeft onder meer te maken met het feit dat, in tegenstelling tot fosfor, de hoeveelheid stikstof in mengvoer de afgelopen twee jaar nauwelijks is gedaald. Daarnaast is de voederbehoefte van melkkoeien toegenomen, zonder dat er sprake is van een hogere vastlegging van stikstof in de melk, zoals bij fosfor wel het geval is.

De geprognosticeerde overschrijding van het stikstofproductieplafond brengt een risico met zich mee, aangezien Nederland door de Europese Commissie ook gehouden wordt dit plafond te handhaven. Ik roep de sector dan ook op om hier alert op te zijn en waar mogelijk maatregelen te nemen om de stikstofexcretie te verminderen en zo een overschrijding van het plafond aan het eind van het jaar te voorkomen.

Varkens

De geprognosticeerde excretie van varkens is voor zowel fosfaat als stikstof onder het plafond. Dit is positief.

Pluimvee

In de eerdere kwartaalrapportages was de prognose van het CBS dat de pluimveehouderij haar sectorplafond in 2018 zou overschrijden. Ik ben blij te zien dat dat op grond van de huidige rapportage niet meer het geval is. De prognose is dat de pluimveehouderij voor zowel fosfaat als stikstof onder het plafond blijft. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste heeft het CBS, zoals reeds aangekondigd in mijn brief van 14 september jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 309), in deze rapportage gebruik gemaakt van gegevens uit I&R in plaats van de opgave bij de landbouwtelling. Hiermee wordt een realistischer beeld gegeven van de pluimveestapel. Ten tweede rekende het CBS in voorgaande rapportages ook de excretie van eenden mee in de categorie pluimvee. Het pluimveerechtenstelsel is echter niet van toepassing op eenden, deze vallen op grond van de rechtenstelsels in de categorie «overig». Het CBS heeft hier op mijn verzoek rekening mee gehouden in de rapportage, mede met het oog op de voorgenomen wettelijke verankering van de fosfaat- en stikstofproductieplafonds in de Meststoffenwet.

Tot slot

Zoals gezegd laat de prognose over het algemeen zien dat Nederland qua fosfaat- en stokstofexcretie op de goede weg is. Ik wil nogmaals benoemen dat het hier voorlopige cijfers betreft. Het CBS geeft in haar rapportage nadrukkelijk aan dat de definitieve totale fosfaat- en stikstofexcretie nog enkele procenten kan afwijken van de prognose. Voor de specifieke sectoren kan de afwijking nog hoger of lager uitvallen. De oorzaak hiervoor is gelegen in het feit dat voor een aantal variabelen een schatting is gebruikt, omdat de definitieve gegevens voor 2018 nog niet beschikbaar zijn. Daar komt bij dat het extreem droge en warme weer in 2018 voor extra onzekerheid zorgt. Na afloop van het vierde kwartaal zal het beeld weer iets scherper zijn. Ik zal uw Kamer hierover uiteraard weer informeren. De definitieve cijfers over 2018 levert het CBS in de zomer van 2019 op.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven