33 037 Mestbeleid

Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2018

In oktober 2016 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken u geïnformeerd over het verbod om op grasland gelegen op klei- en veengrond drijfmest tussen het gras op de grond te leggen (Kamerstuk 33 037, nr. 182). Omdat daarvoor vooral de sleepvoetbemester wordt gebruikt, heeft dit verbod de naam sleepvoetverbod gekregen. In vermelde brief was opgenomen dat het verbod per 1 januari 2018 in werking zou treden. In afstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat informeer ik u dat inmiddels is besloten het verbod per 1 januari 2019 in werking te laten treden.

Het sleepvoetverbod vloeit voort uit de Overeenkomst Generieke Maatregelen die in het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is gesloten tussen het toenmalige Ministerie van Economische Zaken en diverse partijen uit het landbouwbedrijfsleven. Het sleepvoetverbod heeft tot doel om bij te dragen aan vermindering van de ammoniakemissie en daarmee aan de stikstofdepositie op de natuur in Nederland. Als uitvloeisel van de overeenkomst is in 2014 vervolgens bijlage I van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) aangepast (Stb. 2014, nr. 462). Het sleepvoetverbod is daarin opgenomen alsmede een uitzondering voor het gebruik van het slangenaanvoersysteem in combinatie met een sleepvoetbemester; met dit systeem mag de sleepvoetbemester wel gebruikt worden, maar wordt ervan uitgegaan dat er water wordt gebruikt om de drijfmest te verdunnen zodat deze over grote(re) afstand verpompbaar is (van «stal naar grasland»). In de wijziging van het Bgm is tevens opgenomen dat bemestingssystemen voor het aanwenden van drijfmest tot de grond gesloten moeten zijn om de emissie van ammoniak te beperken.

De wijziging van de bijlage is toen echter niet in werking getreden omdat er nog geen alternatieven waren. Inmiddels zijn er meerdere alternatieven ontwikkeld. Drie alternatieven geven eenzelfde reductie van de ammoniakemissie als de in de gewijzigde bijlage toegestane methode om drijfmest in de grond te brengen. Deze alternatieven werden in de zomer van 2017 opgenomen in een concept vrijstellingsregeling. Omdat deze vrijstellingsregeling technische voorschriften bevatte, is het ontwerp van deze regeling genotificeerd bij de Europese Commissie.

Vanwege deze notificatieprocedure was inwerkingtreding van het verbod op het gebruik van de sleepvoetbemester en de bijbehorende vrijstellingsregeling niet mogelijk voordat het kalenderjaar 2018 aanving. Tegelijk speelt dat de controleerbaarheid van de alternatieven nog onvoldoende geborgd is. De emissiearme toepassing van enkele alternatieven kan namelijk niet op het oog worden beoordeeld. Het is noodzakelijk dat in de komende maanden duidelijk wordt welke borgingstechnieken de sector voor deze alternatieven wil gaan introduceren, zodat alle alternatieven controleerbaar en dus handhaafbaar zijn. Daarom is besloten tot invoering met ingang van 1 januari 2019. Invoering per 1 januari 2019 zal ook plaatsvinden indien de borgingstechnieken niet tijdig gereed zijn. In dat geval zullen dan alleen de wél controleerbare alternatieven worden ingevoerd.

Invoering zal niet meer plaats vinden via wijziging van de bijlage van het Bgm maar via een grondslag in het Bgm voor regeling in de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen (Ugm) van zowel de emissiearme aanwendsystemen die op het oog kunnen worden gecontroleerd als de systemen die via borgingstechnieken moeten worden gecontroleerd. De vermelde wijziging in het Bgm maakt deel uit van de algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het 6e Actieprogramma waarover de (internet)consultatie op 24 april 2018 is gestart. Het ontwerp wordt naar verwachting in het najaar voorgehangen in het parlement.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven