33 037 Mestbeleid

Nr. 159 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2015

Met deze brief informeer ik u, zoals toegezegd in het Verzamel algemeen overleg Landbouw inclusief mestbeleid op 1 juli jl. over de voortgang van het Programma Aanpak Stikstof (PAS)(Kamerstuk 33 037, nr. 158) na de eerste periode en geef ik een appreciatie van de provinciale beleidsregels naar aanleiding van berichtgeving over extra eisen in Noord-Brabant. Verder geef ik u een reactie op het verzoek van uw Kamer om nadere informatie over de verbindingsofficier te ontvangen.

Ervaringen eerste maanden van het PAS

Vanaf 1 juli jl. is het PAS van start gegaan. Er wordt intensief gebruik gemaakt van de mogelijkheden om via AERIUS berekeningen uit te voeren, meldingen te doen en vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) aan te vragen. Er zijn ruim 900 meldingen gedaan en ruim 1.300 vergunningaanvragen onder het PAS bij de bevoegde gezagen binnengekomen. De eerste maanden zijn een aantal onvolkomenheden in de PAS geconstateerd, waarvoor oplossingen zijn gevonden.

Vanaf het moment van inwerkingtreding is er met name vanuit de agrarische sector veel gebruik gemaakt van de mogelijkheid om meldingen te doen. Er kunnen meldingen worden gedaan voor activiteiten met een toename in stikstofdepositie onder de grenswaarde van 1 mol/ha/jaar. Het aantal meldingen is, na een piek direct na de inwerkingtreding, afgevlakt tot enkele meldingen per dag. De bijlage geeft een beeld over de gedane meldingen1. Door het systeem van meldingen heeft de PAS nu al vele projecten en activiteiten mogelijk gemaakt. Verwacht wordt dat binnenkort ook de eerste vergunningen zullen worden verleend.

Voor 12 Natura 2000-gebieden (stand op 1 september jl.) is de gereserveerde depositieruimte voor activiteiten onder grenswaarden opgeraakt. Na 95% benutting van deze ruimte is de grenswaarde van rechtswege verlaagd naar 0,05 mol/ha/jaar. Dat betekent dat voor deze gebieden vanaf dat moment geen meldingen meer gedaan kunnen worden en kunnen alleen nog vergunningen worden aangevraagd.

Appreciatie provinciale beleidsregels

De provincies hebben in de rol van bevoegd gezag de mogelijkheid om beleidsregels vast te stellen. De provincies hebben een generieke beleidsregel afgesproken over de manier waarop wordt omgegaan met de bevoegdheid tot toedeling van vrije ontwikkelingsruimte (segment 2). Deze beleidsregel is bedoeld om zoveel mogelijk bedrijven ontwikkelingsruimte te bieden. In de generieke provinciale beleidsregel is het volgende geregeld:

  • Aan een project of andere handeling wordt per PAS-programmaperiode maximaal 3 mol/ha/jaar aan ontwikkelingsruimte toegedeeld.

  • Het project of de andere handeling waarvoor ontwikkelingsruimte is toegedeeld dient binnen twee jaar te zijn gerealiseerd.

  • Voor de toedeling van ontwikkelingsruimte geldt de volgorde van ontvangst van de volledige en ontvankelijke aanvraag.

  • Gedeputeerde staten kunnen de generieke beleidsregel buiten toepassing laten of daarvan afwijken, als onverkorte toepassing ervan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.

De provincies willen met het stellen van een maximum bij de toedeling van ontwikkelingsruimte, aanvragen ontmoedigen waarvoor een onevenredige hoeveelheid ontwikkelingsruimte nodig is. Provincies zijn bevoegd om een maximum te stellen aan de hoeveelheid ontwikkelingsruimte die uit segment 2 wordt toegedeeld.

Enkele provincies hebben in hun beleidsregel voor de toedeling van ontwikkelingsruimte voor segment 2 op een aantal punten aanvullende voorwaarden gesteld ten opzichte van de generieke provinciale beleidsregels om zo ook recht te doen aan regionale verschillen. De belangrijkste zijn:

Noord-Brabant

  • In afwijking van het maximum van 3 mol/ha/jaar per PAS-programmaperiode dat de provincies generiek hebben bepaald, kent Noord-Brabant maximaal 0,05 mol/ha/jaar toe aan activiteiten boven de grenswaarde waarvan de stikstofdepositie betrekking heeft op zeer stikstofgevoelige habitattypen die overbelast zijn.2

  • Per jaar wordt maximaal 16% van de ontwikkelingsruimte voor segment 2 toegedeeld. Dit is een invulling van het voorschrift van de Nb-wet, waarin een evenwichtige verdeling over het tijdvak wordt vereist. Deze verdeling wijkt enigszins af van het PAS, waarin een verdeling is opgenomen van 60% voor de eerste drie jaren van het programma en 40% voor de laatste drie jaren van het programma.

  • Veehouders die al beschikken over een salderingsbesluit maar nog niet over een Nb-wetvergunning, krijgen van provincie Noord-Brabant met voorrang ontwikkelingsruimte toebedeeld. Voorrang wordt verleend door de datum van ontvangst van een ontvankelijke aanvraag te stellen op de datum van ontvangst minus zes weken, echter niet eerder dan 1 juli 2015.

De provincie is bevoegd om een andere volgorde te hanteren dan de volgorde van ontvangst. In de Algemene wet bestuursrecht en de Nb-wet is geen volgorde van besluitvorming voorgeschreven.

Zeeland

  • Zeeland hanteert voor vijf gebieden in afwijking op het maximum van

  • 3 mol/ha/jaar een maximum van 1,5 mol/ha/jaar. 3

Limburg

  • Limburg heeft in haar beleidsregel de mogelijkheid opgenomen om voor activiteiten in negen Zuid-Limburgse Natura 2000-gebieden4, bovenop het maximum van 3 mol/ha/jaar, maximaal 5 mol/ha/jaar toe te delen (totaal 8 mol/ha/jaar), met uitzondering van activiteiten in het kader van de veehouderij. De komende periode overweegt Limburg om dit onder voorwaarden ook voor de veehouderij mogelijk te maken.

  • Limburg deelt in de eerste PAS-programmaperiode (1 juli 2015–1 juli 2021) geen ontwikkelingsruimte toe aan in Limburg gelegen interim-mers van na

  • 1 februari 2009. Hieronder wordt verstaan bedrijven die op 1 juli 2015 niet beschikken over de vereiste Nb-wetvergunning en daartoe ook geen ontvankelijke aanvraag hebben ingediend. Gezien de investering die nodig is om een rechtsgeldige Nb-wetvergunning te verkrijgen acht Limburg het redelijk om onderscheid aan te brengen in initiatiefnemers die conform de wet gehandeld hebben of althans een aanvraag om de vereiste vergunning hebben ingediend en initiatiefnemers die dit hebben nagelaten.

    De bevoegdheid om te besluiten hoe om te gaan met interim-mers ligt bij de provincies. In het PAS is hier niets over vastgelegd.

Partiële herziening PAS

Op dit moment is een partiële herziening van de PAS in voorbereiding, zoals aan uw Kamer is gemeld op 6 juli jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 155). Er is een actualisatie noodzakelijk, omdat nieuwe (wetenschappelijke) inzichten zoals nieuwe of geactualiseerde projecten en emissiefactoren moeten worden verwerkt. Deze bestuurlijk afgesproken actualisatie van AERIUS Monitor werkt door in de omvang van de depositie- en ontwikkelingsruimte. De conclusie van de geactualiseerde passende beoordeling blijft hetzelfde. Het PAS leidt op alle locaties met stikstofgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden tot een lagere depositie dan in de referentiesituatie. Dit betekent dat het PAS bijdraagt aan een verlaging van de depositie in alle relevante gebieden.

Resultaten Bestuurlijk Overleg PAS

In het Bestuurlijk Overleg PAS van 26 augustus jl. hebben alle betrokken partijen vastgesteld dat met tevredenheid op de eerste periode van het PAS kan worden teruggekeken. Er is wel zorg over de geringe omvang van de depositieruimte en de ontwikkelingsruimte in segment 2 in verschillende gebieden. Afgesproken is om de berekening van bedrijfsbeëindiging in de landbouw nader te verfijnen.

Ik heb samen met de PAS-partners besloten dat het ontwerp partiële herziening PAS, inclusief de geactualiseerde gebiedsanalyses en passende beoordeling, van 7 september t/m 18 oktober 2015 ter inzage ligt. De partiële wijziging van het PAS zal uiterlijk 15 december 2015 in werking treden.

Verbindingsofficier

In mijn brief van 6 juli jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 155) heb ik toegelicht dat de functie van verbindingsofficier geen wettelijke of juridische status heeft en onafhankelijk en onpartijdig is. De functie wordt tijdelijk ingesteld, in ieder geval voor 1 jaar en wordt ondersteund door het PAS-bureau. De verbindingsofficier is aanspreekpunt voor externe partijen bij problemen in de uitvoering van het PAS, in het bijzonder met betrekking tot vergunningverlening.

Ik kan u melden dat de invulling van de tijdelijke functie van verbindingsofficier voor het PAS in een gevorderd stadium is. Zodra hierover een definitief besluit is genomen, zal ik uw Kamer hierover informeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Het betreft de habitattypen H7110A – actieve hoogvenen (hoogveenlandschap), H7120ah/ZGH7120ah – herstellende hoogvenen (actief hoogveen) en H3110 – zeer zwakgebufferde vennen

X Noot
3

Grevelingen, Kop van Schouwen, Manteling van Walcheren, Oosterschelde en Zwin & Kievittepolder

X Noot
4

Zuid-Limburgse Natura 2000-gebieden: Geleenbeekdal, Geuldal, Brunssummerheide, Kunderberg, Noorbeemden & Hoogbos, Bemelerberg & Schiepersberg, Savelsbos, Bunderbos, Sint Pietersberg & Jekerdal

Naar boven