33 037 Mestbeleid

Nr. 149 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 maart 2015

In het AO Landbouwraad van 10 maart jl. heeft uw Kamer mij gevraagd een nadere toelichting te geven op de vraagstelling ten aanzien van «stallen» in de landbouwtelling 2015.

Met deze brief beantwoord ik uw verzoek en ga ik in op de schriftelijke vragen van de fracties van VVD, CDA, D66 en de Partij voor de Dieren.

Voor de Programmatische aanpak stikstof (PAS) is het van belang goed inzicht te hebben in de feitelijke ammoniakemissies en de ruimtelijke verdeling daarvan. Hiermee kan het effect van deze emissies op stikstofgevoelige natuur (depositie) zo goed mogelijk bepaald worden.

In de landbouwtelling wordt jaarlijks gevraagd naar het aantal dieren op 1 april en wordt met regelmaat gevraagd naar het type stal op een globaal niveau. Met de vraagstelling voor 2015 wordt meer specifiek gevraagd naar de staltypen zoals het Besluit huisvesting die kent en naar het gemiddeld aantal dieren dat in de stal gehouden wordt. Hierdoor kan de ruimtelijke verdeling van emissies en deposities beter berekend worden. Dit is ook een van de aanbevelingen die de Commissie deskundigen Meststoffenwet heeft gedaan in de Quick Scan waarover ik u op 21 oktober jl. heb geïnformeerd (Kamerstuk 33 037, nr. 134). Ook de emissiedaling als gevolg van de Overeenkomst generieke maatregelen, die ik met het landbouwbedrijfsleven gesloten heb, is hiermee te monitoren.

De Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave dient voor de opgave van de rechtstreekse betalingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en enkele andere GLB-subsidies, voor de opgave gebruik gewaspercelen op grond van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en voor de opgave landbouwstatistieken waarmee Nederland aan verschillende (Europese) rapportageverplichtingen voldoet.

Hieronder ga ik in op de schriftelijke vragen die de diverse fracties hebben gesteld.

Vragen van de leden van de VVD-fractie

1

Kent u het artikel «Vraagtekens over noodzaak verzamelen stalgegevens»?1

Antwoord

Ja.

2

Waarom zijn agrariërs verplicht om dit jaar voor het eerst bij de gecombineerde opgave gegevens in te vullen over welke dieren in welke stallen worden gehouden?

Antwoord

Dit jaar is in de landbouwtelling en gecombineerde opgave een vraagstelling opgenomen naar type stal, locatie en gemiddelde dieraantallen. Soortgelijke maar minder specifieke informatie is in andere jaren ook gevraagd. De aangepaste vraagstelling geeft een beter inzicht in de omvang en ruimtelijke verdeling van stalemissies. Dit is van belang voor de Programmatische Aanpak Stikstof en voor de monitoring van de Overeenkomst Generieke maatregelen landbouw, en geeft invulling aan een van de aanbevelingen uit de Quick scan ammoniak van de Commissie deskundigen Meststoffenwet zoals ik hierboven heb geschetst.

3

Deelt u de mening dat het verzamelen, invoeren en controleren van de gegevens een lastenverzwaring is? Zo ja, waarom kiest u daar toch voor? Zo nee, waarom niet?

4

Waarom acht u de verplichting van de gecombineerde opgave in proportie met de lastenverzwaring die het als gevolg heeft voor ondernemers? Graag een duidelijke toelichting.

Antwoord 3 en 4

Ik heb berekend dat de extra vraagstelling leidt een verhoging met 3% van de administratieve lasten als gevolg van de vraagstelling ten opzichte van 2014. Gezien het belang van de informatie voor de PAS acht ik deze verhoging acceptabel, mede in het licht van de lastenverlichting die de PAS oplevert.

5

Welke juridische grondslag is er om deze gegevens te vragen? Wat zijn de gevolgen voor agrariërs aangezien de gegevens onder de Wet openbaarheid van bestuur vallen en daarmee in feite door iedereen die dat wenst opgevraagd kunnen worden?

6

Als de gegevens gaan vallen onder de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) dan kunnen deze door iedereen – zoals de Mobilisation for the Environment (MOB), die al langer bezig is een hausse aan bezwaren tegen Nb-wetvergunningen in te dienen – worden opgevraagd. Bent u van mening dat dit een onwenselijke situatie betreft die alleen maar leidt tot nog meer discussie en onzekerheid? Zo nee waarom niet? En deelt u de opvatting dat dit niet ten goede komt aan de modernisering en verduurzaming van de veehouderij? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5 en 6

De gevraagde informatie is een structuurkenmerk van de landbouw en wordt gevraagd op basis van artikel 24 van de Landbouwwet.

De gegevens worden voor de PAS geanonimiseerd gebruikt. Op grond van de door een agrariër verstrekte gegevens kunnen geen vergunningen worden geweigerd, ingetrokken of herzien.

In het Verdrag van Aarhus hebben onder meer de EU-lidstaten afspraken gemaakt over de openbaarheid van milieugegevens. Het uitgangspunt in dit verdrag is openbaarheid. Dit verdrag is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Informatie over emissies in het milieu wordt gezien als milieuinformatie in de zin van de Wet milieubeheer en zal, indien door derden op basis van de Wob opgevraagd, moeten worden verstrekt. Dat neemt niet weg dat op grond van de Wob – ook in geval van milieuinformatie – openbaarmaking van bedrijfsgegevens achterwege kan blijven, bijvoorbeeld indien openbaarmaking van dergelijke gegevens niet opweegt tegen het belang van openbaarheid.

Het is in algemene zin wenselijk dat de samenleving kennis kan nemen van milieugegevens. Ik verwacht niet dat dit een negatieve invloed heeft op de modernisering en verduurzaming van de veehouderij.

7

De regeling geeft aan dat emissies inzichtelijk gemaakt moeten worden. De registratie is een momentopname, die gebruikt gaat worden voor de berekeningen in het AERIUS model. Hierdoor dreigt het gevaar dat bedrijven minder kunnen uitbreiden binnen de bestaande vergunningen. Kunt u aangeven tot welke (negatieve) gevolgen dit voor de agrariër kan leiden? Waarom kiest u voor deze registratie?

Antwoord

De gegevens uit de Landbouwteling worden gebruikt in het AERIUS-model onder de PAS om landelijk een zo goed mogelijke berekening te krijgen van emissies en deposities van ammoniak.

Mede op basis van de ruimtelijke verdeling en het te verwachten beloop in de komende jaren wordt de ontwikkelings-en depositieruimte per PAS-gebied bepaald zoals beschreven in het PAS-programma (Kamerstuk 33 669, nr. 95).

Deze gegevens worden niet gebruikt voor de individuele vergunningverlening, zoals ik aangaf in antwoord op vraag 6. Of een bedrijf kan uitbreiden, is afhankelijk van de beschikbare ontwikkelingsruimte in de PAS. De mate waarin een individueel bedrijf daarop bij een aanvraag van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wetvergunning) aanspraak kan maken, staat als zodanig los van de gegevens die een bedrijf opgegeven heeft in de landbouwtelling.

Indien een bedrijf nog ruimte heeft binnen een reeds verleende Nb-wetvergunning, hoeft hiervoor geen ontwikkelingsruimte aangevraagd te worden.

8

Gaat u op dezelfde wijze om met andere sectoren buiten de landbouw? Zo ja, kunt u dat nader toelichten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In het AERIUS-rekenmodel worden de best beschikbare gegevens gebruikt.

Voor de meeste sectoren zijn dat bronbestanden voor emissies die ook worden gebruikt voor de GCN/GDN-kaarten (www.rivm.nl/gcn). Voor een aantal sectoren (zoals verkeer) worden net als voor landbouw verfijnde emissiegegevens gebruikt. Het RIVM baseert haar GDN/GCN-kaarten op gegevens uit de Emissieregistratie. De Emissieregistratie is onder andere opgebouwd uit emissiegegevens uit (verplichte) milieujaarverslagen. Ik verwijs u hiervoor naar de factsheets van AERIUS (www.aerius.nl/nl/factsheets/emissiegegevens-sectoren-basisjaar-gcngdn) en de website de emissieregistratie (www.emissieregistratie.nl).

9

Waarom acht u de registratie – een momentopname – juridisch houdbaar in het AERIUS model aangezien het aantal dieren en daarmee de totale omvang van de emissie kan variëren, onder andere omdat bestaande vergunningen nog ruimte bieden voor uitbreiding van het aantal dieren? Kunt u daarbij de uitspraak van de Raad van State (201305073/1/R2) betrekken die eerder vaststelde dat de feitelijke emissie het uitgangspunt moet zijn en niet gebaseerd moet zijn op aannames?

Antwoord

In het kader van de handhaving is het inderdaad van belang dat het bevoegd gezag beschikt over zo goed mogelijke gegevens over de feitelijke situatie. In de aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak ging het over de situatie waarbij een handhavingsverzoek door het bevoegd gezag was afgewezen, terwijl naar het oordeel van de Afdeling het bevoegd gezag over onvoldoende informatie van de feitelijke situatie ter plaatse beschikte. Zoals aangegeven worden de ingewonnen gegevens over staltypen en dieraantallen evenwel niet gebruikt voor handhaving. Zij worden in het AERIUS-model uitsluitend gebruikt om op generiek niveau in het kader van monitoring en bijsturing een zo goed mogelijk beeld te hebben van de depositieniveau ’s op de verschillende habitats in Natura 2000-gebieden. Het gemiddeld aantal dieren dat in een jaar in een stal staat in combinatie met de in de RAV bepaalde ammoniakemissie per dierplaats in de stal geeft voor dat doel en goede benadering van de jaarlijkse emissie uit de stal.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

1

Wat is de hoofdreden om stalregistratie in te voeren?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 2 van de leden van de VVD-fractie.

2

Worden de gegevens betreffende de gemiddelde bezetting van stallen in 2014 alleen opgevraagd ten behoeve van AERIUS of ook voor andere doelen? Kunt u toelichten ten behoeve van welke doelen?

Antwoord

De informatie wordt gevraagd ten behoeve van de PAS (rekeninstrument AERIUS).

3

Zijn er ook andere Europese landen die dit systeem invoeren of erover nadenken?

Antwoord

Ook Vlaanderen werkt aan een Programmatische aanpak voor stikstof.

4

Waarom wordt 2014 als referentiejaar gekozen en waarom dat specifieke jaar?

Antwoord

Het jaar 2014 is het meest recente jaar waarover een gemiddelde stalbezetting kan worden gegeven.

5

Op basis van welk wetsartikel(en) mag Rijksdienst voor Ondernemend Nederland deze gegevens opvragen?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 5 van de VVD-fractie.

6

Bent u voornemens om deze gegevens elk jaar op te gaan vragen?

Antwoord

Het heeft de voorkeur om deze gegevens jaarlijks te vragen. De lasten voor het bedrijfsleven zullen in vervolgjaren beperkt zijn omdat de gegevens van het voorgaande jaar in het formulier zichtbaar kunnen worden gemaakt. Enkel wijzigingen hoeven daarmee opnieuw ingevuld te worden.

Ik zal in 2015 nagaan of voor de werking in de PAS jaarlijkse inwinning noodzakelijk is of dat een lagere frequentie toereikend is.

7

Bent u het met de leden van de CDA-fractie eens dat het opgeven van deze gegevens de administratieve lasten verhoogd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zie antwoord op de vorige vraag en op vraag 4 van de VVD-fractie.

8

Kunt u garanderen dat de opgevraagde gegevens betreffende de gemiddelde bezetting van stallen in 2014 niet gebruikt gaan worden om afgegeven vergunningen te herzien? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 5, 6 en 7 van de VVD-fractie.

9

Kunt u garanderen dat de opgevraagde gegevens betreffende de gemiddelde bezetting van stallen in 2014 niet anders gebruikt gaan worden dan ten behoeve van emissieberekening? Zo nee, waarom niet?

10

In hoeverre vallen de opgevraagde gegevens betreffende de gemiddelde bezetting van stallen onder de Wet Openbaarheid Bestuur en kunnen derden dus de beschikking krijgen over deze gegevens via een WOB-verzoek?

Antwoord 9 en 10

Zie het antwoord op vraag 5 en 6 van de VVD-fractie.

11

Gelet op het feit dat de meitelling nu in volle gang is, bent u bereid deze vragen voor 23 maart a.s. te beantwoorden zodat deze betrokken kunnen worden bij een eventueel nog te houden debat over het Verslag Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad?

Antwoord

In lijn met wat u al aangeeft, zijn de voorbereidingen voor de meitelling in de laatste fase en ben ik gehouden om de definitieve regeling Landbouwtelling en gecombineerde opgave 2015 zo spoedig mogelijk te publiceren.

Vragen van de leden van de D66-fractie

1

Op welke manier wordt de privacy van de boeren gewaarborgd bij de invoering van de stalregistratie?

2

Kan de informatie uit de stalregistratie middels een Wob-verzoek worden opgevraagd door derden?

3

Kan de Staatssecretaris garanderen dat de informatie uit de stalregistratie enkel voor het Programma Aanpak Stikstof wordt gebruikt?

Antwoord 1, 2 en 3

Zie het antwoord op vraag 5 en 6 van de VVD-fractie.

4

Aan welke organisaties en/of instellingen wordt de informatie uit de stalregistratie doorgegeven?

Antwoord

De informatie wordt geanonimiseerd gebruikt voor de PAS in het programma AERIUS. Het beheer van AERIUS zal in de loop van 2015 ondergebracht worden bij het RIVM.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

1

De veehouderij is de belangrijkste bron van stikstof uitstoot, wat zorgt voor verzuring en vermesting van de kwetsbare natuur. Gegevens daarover moeten volgens de Raad van State daarom worden aangemerkt als milieuinformatie, en openbaar zijn. Het openbaar maken van deze informatie is ook belangrijk voor burgers, omdat zij direct getroffen worden door de stankoverlast en de gezondheidsrisico’s van veestallen. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat burgers recht hebben op deze milieuinformatie? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid deze informatie actief openbaar te maken, bijvoorbeeld via een goed toegankelijke website? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot het verdrag van Aarhus, waarin staat dat een ieder recht heeft op milieuinformatie en de uitspraak van de Raad van State hierover?

Antwoord

Het recht op milieuinformatie is in Nederland geborgd met de Wet openbaarheid bestuur. Op basis van deze wet is de milieuinformatie voor eenieder toegankelijk.

De besluiten die in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 worden genomen door het Ministerie van Economische Zaken, worden gepubliceerd op de website van Overheid.nl. Hetzelfde geldt voor enkele provincies. De overige provincies publiceren hun besluiten op hun provinciale website.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven