33 033 Wapen- en munitiebezit

Nr. 14 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2015

Aanleiding

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (VKC) van 2 april 2015, heb ik u op 11 juni 2015 een afschrift gestuurd van mijn brief aan de voorzitter van de KNSA van 27 mei 2015 met als onderwerp «Erkenning koepels en samenwerking KNSA en het Ministerie van Veiligheid en Justitie».

De VKC heeft mij twee nieuwe verzoeken doen toekomen in relatie tot het onderwerp, te weten van 17 juni 2015 en van 1 oktober 2015,waarnaar ik kortheidshalve verwijs. Met deze brief voldoe ik aan beide verzoeken van de VKC.

Achtergrondinformatie

Sinds 2005 vervult de KNSA op verzoek van mijn departement een aantal taken als het gaat om het gebruik van legale wapens ten behoeve van de schietsport. De achterliggende gedachte was dat uitvoering van deze taken bij zouden dragen aan een betere beheersing van het legale wapenbezit en het voorkomen dat ongewenste personen op legale wijze in het bezit van vuurwapens worden gesteld. Ik benadruk dat het altijd de Korpschef van de Nationale politie is die in individuele gevallen toetst of aan iemand een verlof voor wapens en munitie wordt verleend. De KNSA, een sportkoepel, heeft als leden schietverenigingen. De taken die de KNSA vervult zijn dan ook gericht op het zo goed mogelijk laten functioneren van die schietverenigingen waar wapenverlofhouders en niet wapenverlofhouders hun schietsport zo veilig mogelijk kunnen beoefenen. Mede naar aanleiding van het schietincident in Alphen aan de Rijn zijn er extra afspraken gemaakt met de KNSA vanuit mijn departement. De vastlegging van deze afspraken heeft enerzijds plaatsgevonden in een convenant met de KNSA en anderzijds zijn die terug te vinden in de Circulaire wapens en munitie. Ik verwijs hiervoor naar de diverse debatten die hebben plaatsgevonden met uw Kamer naar aanleiding van het schietincident Eén van de verplichtingen die werd opgelegd was dat de schietverenigingen die lid waren van de KNSA de tijd kregen voor 1 januari 2014 te worden gecertificeerd door de KNSA conform de reeds binnen de KNSA bestaande vorm van basiscertificering. Deze was reeds mogelijk op vrijwillige basis. Over de inhoud van die certificering bestond overeenstemming met het departement.

Bij de totstandkoming van de regelgeving in 2005 en de aanpassingen daarvan in 2007 is er vanuit de vertegenwoordigers van de Gilden en de Schutterijen verzet geweest tegen de verplichting die ook aan hen werd opgelegd om lid te moeten worden van de KNSA. De Schutterijen en Gilden waren van mening dat het folkloristische en traditionele karakter van hun activiteiten zich niet verenigen met die van een reguliere schietvereniging. Na veel overleg is gekozen voor de oplossing dat niet alle Gilden en Schutterijen individueel lid diende te worden van de KNSA, maar dat er een drietal verenigingen (ook wel sub-koepels genoemd) werd opgericht (een Limburgse, een Noord-Brabantse en een in Gelderland) die lid werden van de KNSA. Binnen deze verenigingen werden de verlofhouders van de wapens als lid opgenomen en diegene die aan te merken waren als reguliere beoefenaars van het schieten. In de praktijk kwam dit er op neer dat personen die bij de Gilden of Schutterijen ten hoogste drie keer per jaar deelnamen aan bijvoorbeeld het Koning of Keizerschieten dit deden onder de figuur van de introducéregeling, die toestaat derden ten hoogste drie keer per jaar te laten schieten bij een schietvereniging zonder dat zij verdere verplichtingen hadden. Voor de Schutterijen in Limburg werd een uitzondering gemaakt. Daar werd het aantal malen dat onder de introducé regeling geschoten kon worden niet gemaximaliseerd tot 3.

Een beslissing over het royeren van een schietsportvereniging door de KNSA en het vervolgens door de politie weigeren de vereniging een verenigingsverlof te verlenen, heeft geleid tot een zaak bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State de Afdeling) waarin op 20 nov 2013 een uitspraak is gedaan. De Afdeling was van mening dat de gestelde eis in de Cwm om bij de KNSA te zijn aangesloten als vereniging als voorwaarde om een verenigingsverlof te verkrijgen en te behouden in strijd is met het artikel 11 van het EVRM neergelegde recht op vrijheid van vereniging. Het regelen van een dergelijke eis in de Cwm werd door de Afdeling gezien als een buitenwettelijke beleidsregel. Het Kamerlid Van der Steur van uw Kamer heeft daarover op 25 november 2013 schriftelijke vragen gesteld. In de beantwoording daarvan is aangegeven dat aanpassing van de regelgeving noodzakelijk was om de verlofverlening in overeenstemming te brengen met de uitspraak van de Afdeling. Deze aanpassingen zijn verwerkt in de Regeling wapens en munitie (Rwm) en de Cwm gepubliceerd in de Staatscourant van 1 juli 2014. De belangrijkste wijziging in de Rwm was het opnemen van de mogelijkheid een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, te verlenen aan een schietvereniging, die door een door de Minister aangewezen organisatie is gecertificeerd. Daarnaast werd geregeld dat een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, ten behoeve van de schietsport alleen verleend wordt voor de wapens en munitie waarmee de sportschutter binnen het verband van zijn schietvereniging, welke voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 43a, een schietsportdiscipline beoefent. In het nieuwe artikel 43a Rwm is de basis gelegd voor het aanwijzen door de Minister van organisaties die schietverenigingen mogen certificeren. In de Cwm die op 1 juli 2014 is gepubliceerd is de KNSA genoemd als aangewezen organisatie.

Het verzoek van de KNTS

Na de uitspraak van de Afdeling hebben de Gilden van Noord-Brabant en Gelderland begin 2014 de oude discussie over het verplichte lidmaatschap van de KNSA weer opgepakt en is het overleg met het departement opgestart. De afspraak is gemaakt dat na het publiceren van de gewijzigde regelgeving samen de mogelijkheden verder zouden worden bekeken. Op initiatief van de Federatie van Schuttersgilden in Noord-Brabant (NBFS) en de Vereniging Brabantse Gildeschutters (VBG) is op 22 oktober 2014 een eigen «Koepel Nederlandse Traditionele Schutters» (KNTS) opgericht. Op 23 oktober 2014 is door de KNTS een verzoek aan de Minister van Veiligheid en Justitie gedaan om per 1 januari 2015 te worden aangewezen als een organisatie in de zin van artikel 43a van de Rwm. De KNTS richt zich specifiek op een deel van de activiteiten van de Gilden, de Schutterijen en de verenigingen die zich bezighouden met het traditioneel schieten. Voorafgaand aan dit verzoek en in de tijd daarna heeft frequent overleg plaatsgevonden tussen het departement en de KNTS.

Op 19 december 2014 is door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie aan de KNTS bericht dat hij het voornemen heeft hun verzoek in te willigen. Hiervoor is het nodig dat de Circulaire wapens en munitie (Cwm) wordt aangepast en gepubliceerd wordt in de Staatscourant. Tevens wordt in de brief verwezen naar de afspraak met de KNSA dat voorgenomen wijzigingen aangaande de schietsport in de Wet wapens en munitie, de Regeling wapens en munitie en de Circulaire wapens en munitie met de KNSA besproken worden. De brief wordt afgesloten met de zin dat de datum van 1 januari 2015 dan ook niet haalbaar wordt geacht.

De Brabantse Gilden hebben in 2014 het certificeringsproces van de KNSA doorlopen. Hoewel in eerste instantie gedacht werd aan het laten certificeren door de KNSA van de Vereniging Brabantse Gildeschutters (de sub-koepel) is er besloten al de Gilden die vuurwapens gebruiken het volledige certificeringsproces te laten doorlopen. De KNSA heeft toen in overleg met de Vereniging Brabantse Gildeschutters auditeurs vanuit de Gilden opgeleid die de feitelijke werkzaamheden van het certificeren grotendeel hebben uitgevoerd. Op enkele Gilden na, is de certificering voor 1 januari 2014 afgerond. In de regeling van de KNSA staat dat bij opzeggen van het lidmaatschap van de KNSA de certificering nog 1 jaar geldig is, in plaats van de gebruikelijke 5 jaar als men lid blijft van de KNSA. Op basis van de brief van 19 december 2014 heeft de Vereniging Brabantse Gildeschutters besloten vooruitlopend op de aanwijzing van de KNTS het lidmaatschap van de KNSA per 1 januari 2015 op te zeggen. Vanaf dat moment is de KNTS verder gegaan met het op orde brengen van haar organisatie en het overleggen met relevante partijen zoals de diverse Gilden, gemeentebesturen en de politie teneinde haar bekendheid te vergroten voor haar huidige en toekomstige partners.

Overleg met de KNSA

De afgelopen jaren heeft er vanuit mijn departement frequent overleg plaatsgevonden met de KNSA. Vele onderwerpen zijn daarbij aan de orde geweest. Ook bij de wijziging van de Rwm en de Cwm heeft de KNSA voortdurend mee gedacht en commentaar geleverd. Verder heeft er frequent overleg plaatsgevonden over de voortgang van de basis certificering van de schietverenigingen die lid zijn van de KNSA die eind 2014 afgerond diende te zijn. Ik merk daarbij op dat belangen van mijn departement en de belangen die door de KNSA als organisatie worden behartigd meestal overeen komen, maar ook soms uit elkaar lopen. De mogelijkheid dat ook andere organisaties dan de KNSA aangewezen zouden kunnen gaan worden is ruim in de discussies aan de orde geweest. Vanuit het departement is aan de KNSA aangegeven dat er met andere organisaties overleg plaatsvond en dat er hierover uiteindelijk een besluit genomen zou worden. Ook vanuit eigen kennis was de beweging van de Brabantse Gilden om aangewezen te worden bij de KNSA bekend. De oprichting van de KNTS heeft ruimschoots bekendheid gekregen met name ook via de diverse gremia die zich bezighouden met het wel en wee van de schietsport en de Gilden op het internet. Op 9 maart 2015 zijn de voorgestelde wijzigingen van de Cwm die nodig zijn om de KNTS als organisatie aan te wijzen conform artikel 43a van de Rwm bij de KNSA ter kennis gebracht en zijn zij uitgenodigd deze van commentaar te voorzien. De KNSA ziet een eigen rol bij de beoordeling of de KNTS wel zou kunnen worden aangewezen. Dit is mijn eigen verantwoordelijkheid. Uiteraard heb ik de inhoudelijke argumenten van de KNSA gewogen op het onderdeel waar de KNSA bezwaar maakte over het verlenen van een eerste verlof voor een zwaarder model vuurwapen en heb dit aangepast in de Cwm, zodat op dit punt geen verschil meer bestaat met de verlofhouders van de schietverenigingen. Ook het door de KNSA aangesneden onderwerp «zwarte lijst » heeft mijn aandacht en dient via de bestaande regelgeving in nauw overleg met de politie in de toekomst verder inhoud te worden gegeven.

De verdere besluitvorming

De KNTS heeft gezien het uitblijven van een besluit mijnerzijds over hun verzoek tot aanwijzing mij meerdere malen gerappelleerd en mij onlangs nog gewezen op de consequenties die de Gilden in Brabant zullen ondervinden bij het uitblijven van besluitvorming. Ik acht het noodzakelijk nu een beslissing te nemen. De afgelopen maanden is door medewerkers van mijn departement uitvoerig overleg gevoerd met de KNTS en zijn de noodzakelijke regelingen en afspraken tot stand gekomen die ik nodig acht alvorens de KNTS te kunnen aanwijzen. Ik heb overeenstemming met de KNTS over een met mij af te sluiten convenant. Ook is er overleg met de politie gevoerd, die bij brief van de portefeuillehouder Korpscheftaken van de Nationale politie ingestemd heeft met de nodige veranderingen in de Cwm.

Ik ben voornemens de KNTS per 15 november 2015 aan te wijzen conform artikel 43a Rwm om Gilden, Schutterijen en andere verenigingen te certificeren die de traditionele schietsport beoefenen en lid zijn van de KNTS. Deze aanwijzing per 15 november stelt ook andere nog niet bij de KNTS aangesloten verenigingen, die de traditionele schietsport beoefenen in staat, een afweging te maken of zij de overstap willen maken naar de KNTS. Inmiddels is een drietal Schutterijen uit Gelderland lid van de KNTS. Ik heb aan de KNTS laten weten dat ik hen niet aanwijs om verenigingen te certificeren die geen lid van de KNTS zijn. Dit blijft voorbehouden aan de KNSA. Het convenant en de gewijzigde Cwm zullen worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Vanuit het departement zal een afspraak worden gemaakt met de voorzitter van de KNSA om het gelopen proces van het afgelopen jaar met elkaar te evalueren en de samenwerking die ik belangrijk acht verder voort te zetten.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven