33 030 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 10 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN M. S. TE H.2 BETREFFENDE AFWIJZING VERZOEK BETALINGSREGELING EN EXECUTORIALE VERKOOP

Vastgesteld 15 december 2011

Klacht

Verzoekster klaagt dat de door haar aangeboden betalingsregeling door de Belastingdienst is afgewezen. Zij is van mening dat de executoriale verkoop van de kantoorinventaris wegens belastingschulden onrechtmatig was.

Feiten

Verzoekster heeft een advocatenkantoor. Zij heeft in 2010 een betalingsregeling gevraagd voor openstaande belastingschulden. Deze belastingschulden bestaan uit naheffingsaanslagen loon- en omzetbelasting en uit grotendeels onbetaalde (voorlopige) aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2007 tot en met 2011. Ook de voorlopige aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet over de jaren 2010 en 2011 zijn niet betaald. Het verzoek tot een betalingsregeling is afgewezen. Het beroep dat verzoekster heeft ingediend bij de directeur van de Belastingdienst is eveneens gemotiveerd afgewezen. Verzoekster heeft zich daarop gericht tot de Nationale ombudsman die besloten heeft geen onderzoek in te stellen naar de klacht. Hij heeft zich ertoe beperkt te toetsen of de Belastingdienst op een behoorlijke wijze uitvoering heeft gegeven aan het geldende beleid. Zijn oordeel is dat de Belastingdienst niet in strijd met de vereisten van behoorlijkheid heeft gehandeld. In verband met deze klacht was aan verzoekster uitstel van betaling verleend. Na beëindiging van dit uitstel is een nieuwe datum voor openbare verkoop vastgesteld. Ongeveer een uur voor de aanvang van de verkoop heeft verzoekster een verzoekschrift bij de commissie voor de Verzoekschriften en Burgerinitiatieven ingediend. Het ministerie heeft aan de ontvanger van de Belastingdienst telefonisch toestemming verleend om de openbare verkoop desondanks te laten doorgaan. De redenen waren de voorbereidende handelingen die al voor de verkoop waren verricht en de steeds verder oplopende belastingschuld. De verkoop van de in beslag genomen zaken die zich bevonden op het woonadres van verzoekster is in verband met het verzoekschrift wel uitgesteld.

Overwegingen

Verzoekster voert aan dat haar voorstel tot een betalingsregeling zou moeten worden toegestaan omdat zij dan wel aan de betalingsverplichting kan voldoen. Zij vindt dat de openbare verkoop niet had mogen doorgaan omdat het verzoekschrift de tenuitvoerlegging schorst. Zij stelt dat de Leidraad Invordering geen termijn stelt voor indiening van het verzoekschrift. Daarom is de openbare verkoop naar haar oordeel onrechtmatig. Zij klaagt dat de verkoop onnodig en onredelijk is mede omdat de kosten de opbrengst overstijgen.

De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het beleid voor uitstel van betaling voor belastingschulden van ondernemers terughoudend is. Als toch wordt besloten uitstel van betaling te verlenen is dit voor een periode van ten hoogste twaalf maanden en bij betalingsmoeilijkheden wordt alleen uitstel verleend als voor de belastingschuld zekerheid wordt gesteld. Verzoekster stelt echter alleen zekerheid in de vorm van verpanding van haar pro deo omzet. Uitstel is ook niet toegestaan omdat verzoekster al langere tijd moeilijkheden heeft met de betaling van belastingschulden, zij kan niet aantonen dat de betalingsmoeilijkheden van tijdelijke aard zijn en het is onduidelijk wanneer de belastingschuld wordt betaald. Ook heeft verzoekster het bedrag van de voorgestelde betalingsregeling inmiddels met de helft verlaagd.

Artikel 25.1.15 van de Leidraad Invordering 2008 bepaalt dat onherroepelijke invorderingsmaatregelen alleen mogen worden genomen na voorafgaande toestemming van het ministerie als een verzoekschrift is ingediend; deze toestemming voor de openbare verkoop is telefonisch verleend zodat de verkoop rechtmatig was.

Ook is de openbare verkoop van kantoorinventaris uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rijksbieder is ingezet om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen.

Oordeel van de commissie3

Niet gebleken is dat de Belastingdienst onbehoorlijk of onzorgvuldig heeft gehandeld.

De afwijzing van het verzoek tot een betalingsregeling is in overeenstemming met het bestaande beleid voor ondernemers. Bovendien heeft verzoekster structureel problemen met de betaling van de belastingschuld.

De openbare verkoop was rechtmatig omdat de toestemming voor de openbare verkoop – mondeling – is verleend.

Ook de openbare verkoop is verlopen volgens de bestaande regelgeving waarbij anders dan gesteld sprake is geweest van drie verschillende actoren, namelijk de ontvanger van de Belastingdienst, de deurwaarder belast met executie en de rijksbieder.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie,

Neppérus

De griffier van de commissie,

De Gier


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Cörüz (CDA), Smeets (PvdA), Neppérus (voorzitter) (VVD), Van Raak (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Elissen (PVV), Schouw (D66), Taverne (VVD) en de plaatsvervangend leden Biskop (CDA), Klijnsma (PvdA,) Harbers (VVD) en Mulder (VVD).

Naar boven