33 012 Wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren, belast met de opsporing van de in deze wetten strafbaar gestelde feiten, alsmede van enkele andere wettelijke voorschriften van strafvorderlijke aard

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

7 februari 2013

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de kring van ambtenaren, belast met de opsporing van de in de Opiumwet en de Wet wapens en munitie strafbaar gestelde feiten te verruimen alsmede enkele andere technische aanpassingen aan strafvorderlijke voorschriften door te voeren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 8k van de Opiumwet wordt «behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen» vervangen door: onverminderd artikel 141 en artikel 142, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL II

De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:

aA

Aan artikel 13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een verzoek tot ontheffing.

A

In artikel 49 wordt «De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren» vervangen door: De opsporingsambtenaren.

B

De artikelen 50 en 51 worden als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren» vervangen door: De opsporingsambtenaren.

2. In het vierde lid wordt «in het eerste lid bedoelde ambtenaren» vervangen door: opsporingsambtenaren.

C

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren» vervangen door: De opsporingsambtenaren.

2. In het tweede lid wordt «De in het eerste lid bedoelde ambtenaren» vervangen door: De opsporingsambtenaren.

3. In het vierde lid wordt «De bedoelde ambtenaren» vervangen door: De opsporingsambtenaren.

ARTIKEL III

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In de eerste volzin van artikel 51 wordt «artikelen 30–34» vervangen door: artikelen 30 tot en met 34.

A1

In artikel 51e, zevende lid, wordt «Voor het slachtoffer of de nabestaande dat» vervangen door: Voor het slachtoffer dat, of de nabestaande die.

Aa

In artikel 67, eerste lid, onder b, wordt na «137g, tweede lid,» ingevoegd «151,» en wordt na «248e,» ingevoegd: 272,.

Ab

In artikel 163, zevende lid, wordt «Artikel 155» vervangen door: Artikel 156.

B

In artikel 192, eerste lid, wordt «artikel 150» vervangen door: artikel 151.

C

In artikel 257d, vijfde lid, wordt de zinsnede «Indien bij de officier van justitie opgave is gedaan overeenkomstig artikel 51g, tweede lid, wordt aan de benadeelde partij» vervangen door: Indien bij de officier van justitie een verzoek als bedoeld in artikel 51a, derde lid, is gedaan, wordt aan het slachtoffer.

C1

In artikel 258, zesde lid, wordt «De personen als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, eerste volzin» vervangen door: De personen, bedoeld in artikel 51e, tweede lid, eerste volzin.

C2

In artikel 260, tweede lid, wordt «de personen als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, eerste volzin» vervangen door: de personen, bedoeld in artikel 51e, tweede lid, eerste volzin,.

C3

Artikel 302 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt: «het slachtoffer dat te kennen heeft gegeven gebruik te zullen maken van het spreekrecht,» vervangen door: degene die het hem toegekende spreekrecht wenst uit te oefenen.

2. In de tweede volzin wordt «het slachtoffer» vervangen door: deze.

C4

In artikel 303, derde lid, tweede volzin, wordt na «het slachtoffer» ingevoegd: diens vertegenwoordiger op grond van artikel 51e, zesde of zevende lid,

Ca

In artikel 365, derde lid, wordt «de verdachte of zijn raadsman» vervangen door «de verdachte, zijn raadsman of de benadeelde partij» en wordt «de verdachte en zijn raadsman.» vervangen door: de verdachte, zijn raadsman en de benadeelde partij.

Caa

In de artikelen 378, derde lid, en 395, derde lid, wordt «de verdachte en zijn raadsman» telkens vervangen door: de verdachte, zijn raadsman of de benadeelde partij.

Cb

In artikel 418, tweede lid, vervalt de komma na «dan wel».

D

Artikel 421 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 51b, eerste of tweede lid» vervangen door: artikel 51g, eerste of derde lid.

2. In het derde lid wordt «De artikelen 51b tot en met 51f zijn» vervangen door «Titel IIIa van het Eerste Boek is, met uitzondering van artikel 51f, eerste tot en met derde lid,» en wordt «artikel 51b» vervangen door: artikel 51g.

3. In het vijfde lid wordt «vast recht» vervangen door: griffierecht.

E

Artikel 509t wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «voor een jaar» vervangen door: voor de tijd van een jaar dan wel voor de tijd van twee jaren.

2. In het vijfde lid wordt na «een jaar» ingevoegd: dan wel voor de tijd van twee jaren.

Ea

In artikel 551a, tweede volzin, wordt «Zij zijn» vervangen door: De opsporingsambtenaar is.

Eb

De eerste volzin van artikel 552 komt te luiden: De in artikel 141 bedoelde ambtenaren en de ambtenaren die krachtens artikel 142 zijn belast met de opsporing van de bij artikel 437, 437bis of 437ter van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde feiten, hebben toegang tot elke plaats waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij wordt gebruikt door een handelaar als bedoeld in laatstgenoemde artikelen.

F

Artikel 552l komt te luiden:

Artikel 552l

  • 1. Aan het verzoek wordt geen gevolg gegeven in gevallen waarin grond bestaat voor het vermoeden, dat het is gedaan ten behoeve van een onderzoek, ingesteld met het oogmerk de verdachte te vervolgen, te straffen of op andere wijze te treffen in verband met zijn godsdienstige, levensbeschouwelijke dan wel staatkundige overtuiging, zijn nationaliteit, zijn ras of de groep van de bevolking waartoe hij behoort.

  • 2. In gevallen waarin grond bestaat voor een vermoeden als bedoeld in het eerste lid wordt het verzoek voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

  • 3. Aan het verzoek wordt geen gevolg gegeven in gevallen waarin na overleg met de verzoekende autoriteit moet worden vastgesteld dat inwilliging zou strekken tot het verlenen van medewerking aan een vervolging of berechting welke onverenigbaar is met het aan artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 255, eerste lid, van dit wetboek ten grondslag liggende beginsel.

  • 4. Aan het verzoek wordt geen gevolg gegeven indien het is gedaan ten behoeve van een onderzoek naar feiten terzake waarvan de verdachte in Nederland wordt vervolgd en uit overleg met de verzoekende autoriteit is gebleken dat inwilliging van het verzoek niet verenigbaar zou zijn met de Nederlandse belangen bij de strafvervolging danwel zou leiden tot schending van het beginsel ne bis in idem.

G

In artikel 552qa, eerste lid, vervalt de tweede volzin.

H

Artikel 565 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «bedoelde bevoegdheden toepassen,» ingevoegd: en kan de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie de bevoegdheid van artikel 110 toepassen,.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «vaststelling» ingevoegd: van de verblijfplaats.

ARTIKEL IV

In de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt in artikel 27, tweede lid, laatste volzin, na «van overeenkomstige toepassing» ingevoegd:, met dien verstande dat in afwijking van artikel 588, derde lid, onderdeel c, in gevallen als daar bedoeld, de schriftelijke kennisgeving onverwijld aan het adres van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd wordt toegezonden.

ARTIKEL V

In de Wet tarieven in strafzaken wordt in artikel 2 «artikelen 150, 158 juncto 150» vervangen door: artikelen 151.

ARTIKEL VI

In de Opiumwet 1960 BES wordt in artikel 9a, tweede lid, «artikel 9, onderdeel a,» vervangen door: artikel 9, onderdelen a en b,.

ARTIKEL VII

In de Wet nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren BES wordt artikel 2 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «in artikel 1 bedoelde» geschrapt.

2. In het derde lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

ARTIKEL VIIa

In artikel 26, eerste lid, eerste volzin, van de Uitleveringswet wordt «het Europees aanhoudingsbevel en de mogelijkheid van overlevering» vervangen door: het verzoek tot uitlevering en de mogelijkheid van inwilliging daarvan.

ARTIKEL VIIb

Indien artikel I van de Wet van 1 december 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de verslaglegging door de opsporingsambtenaar en enkele andere onderwerpen (herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken) (Stb. 2011, 601):

a. eerder in werking treedt dan artikel III, onderdelen Aa en Ab, van deze wet, wordt het Wetboek van Strafvordering als volgt gewijzigd:

1°. in artikel 30, vierde lid, tweede volzin, wordt «bedoeld in het derde lid» vervangen door: bedoeld in de vorige volzin;

2°. in artikel 258, tweede lid, wordt «alsmede bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen» vervangen door: alsmede gegevensdragers en stukken bij de processtukken te voegen dan wel stukken van overtuiging over te leggen;

b. later in werking treedt dan artikel III, onderdelen Aa en Ab, van deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

1°. in onderdeel D wordt in artikel 30, vierde lid, tweede volzin, «bedoeld in het derde lid» vervangen door: bedoeld in de vorige volzin;

2°. in onderdeel Q wordt «artikelen 163, zesde lid» vervangen door: artikelen 163, zevende lid;

3°. in onderdeel R wordt «alsmede bescheiden of stukken van overtuiging te overleggen» vervangen door «alsmede bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen» en «vijfde lid» vervangen door: tweede lid.

ARTIKEL VIIc

In artikel 437, eerste lid, onderdeel c, van het Wetboek van Strafrecht wordt «een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar.» vervangen door: een ambtenaar als bedoeld in artikel 552 van het Wetboek van Strafvordering,.

ARTIKEL VIId

Aan artikel 4, derde lid, van de Gratiewet wordt een zin toegevoegd, luidende: Omtrent verzoekschriften om vermindering of kwijtschelding van sancties opgelegd in een andere lidstaat van de Europese Unie, waarvan de tenuitvoerlegging met toepassing van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie in Nederland geschiedt, wordt door Onze Minister, voordat daarop wordt beschikt, het advies ingewonnen van de rechtbank Noord-Nederland.

ARTIKEL VIIe

Aan artikel 27 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Artikel 15 is van toepassing.

ARTIKEL VIIf

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) (32 398) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.4

  • 1. Het openbaar ministerie is belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden inzake de verlening van forensische zorg, gesteld bij of krachtens:

    • a. artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht;

    • b. artikel 15a van het Wetboek van Strafrecht;

    • c. artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht;

    • d. artikel 38g van het Wetboek van Strafrecht;

    • e. artikel 38p van het Wetboek van Strafrecht;

    • f. artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering;

    • g. artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering;

    • h. artikel 13 van de Gratiewet.

  • 2. Onverminderd artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht kan Onze Minister een reclasseringsinstelling als bedoeld in dat artikel, opdracht geven begeleiding te bieden bij en toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.

  • 3. Indien een voorwaarde niet wordt nageleefd, doet de reclasseringsinstelling daarvan onverwijld mededeling aan het openbaar ministerie.

B

In artikel 2.7 vervallen de onderdelen a en b en worden de onderdelen c tot en met h geletterd a tot en met f.

C

De artikelen 7.13B, 7.13C en 7.13D vervallen.

ARTIKEL VIIg

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) (32 398) tot wet is of wordt verheven en artikel 7.1, onderdeel F, van die wet:

a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel VIIg van deze wet, wordt in artikel 37a, vijfde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafrecht «artikel 38» vervangen door: artikel 38e;

b. gelijktijdig met of later in werking treedt dan artikel VIIg van deze wet, wordt in artikel 7.1, onderdeel F, van de Wet forensische zorg in artikel 37a, vijfde lid, eerste volzin, de zinsnede «artikel 38» vervangen door: artikel 38e.

ARTIKEL VIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Naar boven