33 012 Wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren, belast met de opsporing van de in deze wetten strafbaar gestelde feiten, alsmede van enkele andere wettelijke voorschriften van strafvorderlijke aard

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de kring van ambtenaren, belast met de opsporing van de in de Opiumwet en de Wet wapens en munitie strafbaar gestelde feiten te verruimen alsmede enkele andere technische aanpassingen aan strafvorderlijke voorschriften door te voeren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 8k van de Opiumwet wordt na «de ambtenaren, bedoeld in artikel 8j,» ingevoegd: de ambtenaren van politie of van de Koninklijke marechaussee die krachtens artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn belast met de opsporing van strafbare feiten,.

ARTIKEL II

De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:

A

In § 11a wordt vóór artikel 49 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 48

Met de opsporing van de in deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de ambtenaren van politie of van de Koninklijke marechaussee die krachtens artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn belast met de opsporing van strafbare feiten.

B

In de artikelen 49 en 50, eerste lid, wordt «De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren» telkens vervangen door: De in artikel 48 bedoelde opsporingsambtenaren.

C

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren» vervangen door: De in artikel 48 bedoelde opsporingsambtenaren.

2. In het vierde lid wordt «De in het eerste lid bedoelde ambtenaren» vervangen door: De in artikel 48 bedoelde opsporingsambtenaren.

D

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren» vervangen door: De in artikel 48 bedoelde opsporingsambtenaren.

2. In het tweede lid wordt «De in het eerste lid bedoelde ambtenaren» vervangen door: De in artikel 48 bedoelde opsporingsambtenaren.

3. In het vierde lid wordt «De bedoelde ambtenaren» vervangen door: De in artikel 48 bedoelde opsporingsambtenaren.

ARTIKEL III

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In de eerste volzin van artikel 51 wordt «artikelen 30–34» vervangen door: artikelen 30 tot en met 34.

B

In artikel 192, eerste lid, wordt «artikel 150» vervangen door: artikel 151.

C

In artikel 257d, vijfde lid, wordt de zinsnede «Indien bij de officier van justitie opgave is gedaan overeenkomstig artikel 51g, tweede lid, wordt aan de benadeelde partij» vervangen door: Indien bij de officier van justitie een verzoek als bedoeld in artikel 51a, derde lid, is gedaan, wordt aan het slachtoffer.

D

Artikel 421 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 51b, eerste of tweede lid» vervangen door: artikel 51g, eerste of derde lid.

2. In het derde lid wordt «De artikelen 51b tot en met 51f zijn» vervangen door «Titel IIIa van het Eerste Boek is, met uitzondering van artikel 51f, eerste tot en met derde lid,» en wordt «artikel 51b» vervangen door: artikel 51g.

3. In het vijfde lid wordt «vast recht» vervangen door: griffierecht.

E

Artikel 509t wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «voor een jaar» vervangen door: voor de tijd van een jaar dan wel voor de tijd van twee jaren.

2. In het vijfde lid wordt na «een jaar» ingevoegd: dan wel voor de tijd van twee jaren.

F

Artikel 552l komt te luiden:

Artikel 552l

  • 1. Aan het verzoek wordt geen gevolg gegeven in gevallen waarin grond bestaat voor het vermoeden, dat het is gedaan ten behoeve van een onderzoek, ingesteld met het oogmerk de verdachte te vervolgen, te straffen of op andere wijze te treffen in verband met zijn godsdienstige, levensbeschouwelijke dan wel staatkundige overtuiging, zijn nationaliteit, zijn ras of de groep van de bevolking waartoe hij behoort.

  • 2. In gevallen waarin grond bestaat voor een vermoeden als bedoeld in het eerste lid wordt het verzoek voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

  • 3. Aan het verzoek wordt geen gevolg gegeven in gevallen waarin na overleg met de verzoekende autoriteit moet worden vastgesteld dat inwilliging zou strekken tot het verlenen van medewerking aan een vervolging of berechting welke onverenigbaar is met het aan artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 255, eerste lid, van dit wetboek ten grondslag liggende beginsel.

  • 4. Aan het verzoek wordt geen gevolg gegeven indien het is gedaan ten behoeve van een onderzoek naar feiten terzake waarvan de verdachte in Nederland wordt vervolgd en uit overleg met de verzoekende autoriteit is gebleken dat inwilliging van het verzoek niet verenigbaar zou zijn met de Nederlandse belangen bij de strafvervolging danwel zou leiden tot schending van het beginsel ne bis in idem.

G

In artikel 552qa, eerste lid, vervalt de tweede volzin.

H

In artikel 565, tweede lid, onderdeel a, wordt na «met het oog op de vaststelling» ingevoegd: van de verblijfplaats.

ARTIKEL IV

In de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt in artikel 27, tweede lid, laatste volzin, na «van overeenkomstige toepassing» ingevoegd: , met dien verstande dat in afwijking van artikel 588, derde lid, onderdeel c, in gevallen als daar bedoeld, de schriftelijke kennisgeving onverwijld aan het adres van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd wordt toegezonden.

ARTIKEL V

In de Wet tarieven in strafzaken wordt in artikel 2 «artikelen 150, 158 juncto 150» vervangen door: artikelen 151.

ARTIKEL VI

In de Opiumwet 1960 BES wordt in artikel 9a, tweede lid, «artikel 9, onderdeel a,» vervangen door: artikel 9, onderdelen a en b,.

ARTIKEL VII

In de Wet nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren BES wordt artikel 2 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «in artikel 1 bedoelde» geschrapt.

2. In het derde lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

ARTIKEL VIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Naar boven