33 008 Partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het herstel van een lacune in de regeling van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 8 augustus 2011 en het nader rapport d.d. 12 september 2011, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2011, no.11.001760, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het herstel van een lacune in de regeling van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel heeft betrekking op de regeling voor verplichte nazorg bij de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (pij-maatregel). De verplichte nazorg wordt vormgegeven door een stelsel van voorwaardelijke beëindiging van de pij-maatregel.2

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de duur van de terugplaatsing van de jeugdige tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de pij-maatregel. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 juli 2011, nr. 11.001760, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 augustus 2011, nr. W03.11.0280/II, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp heeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding gegeven tot het maken van een enkele inhoudelijke opmerking. Ik heb daarin aanleiding gezien het voorstel van wet te wijzigen en de toelichting aan te vullen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt het voorstel ook op enkele andere onderdelen aan te passen en enkele redactionele wijzigingen door te voeren.

1. Maximale duur terugplaatsing

De pij-maatregel wordt in beginsel voor de duur van drie jaar opgelegd en eindigt na twee jaar van rechtswege voorwaardelijk, behoudens de mogelijkheid van verlenging (artikel 77s, zesde lid, en artikel 77tb, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).

Wanneer de jeugdige zich tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de pij-maatregel niet houdt aan de gestelde voorwaarden, kan de rechter (herhaaldelijk) bevelen dat de jeugdige wordt teruggeplaatst in een inrichting. De toelichting stelt dat de terugplaatsing kortdurend en tijdelijk zou moeten zijn, een zogenoemde time-out.3

Het voorgestelde artikel 77tb, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, bepaalt dat de maximale duur van een terugplaatsing, ook ingeval van herhaalde terugplaatsingen, een jaar is.

De Afdeling is van oordeel dat verzekerd moet zijn dat de duur van de terugplaatsing de duur van de voorwaardelijke beëindiging en daarmee de duur van de maatregel niet overschrijdt. Mede gelet op het feit dat aan de voorgestelde bepaling ingevolge artikel IV van het wetsvoorstel terugwerkende kracht toekomt, en er onder omstandigheden van strafverzwaring sprake zou kunnen zijn, is een betere afstemming van de bepaling op de resterende duur van de voorwaardelijke beëindiging en daarmee van de maatregel nodig.

De Afdeling adviseert daartoe.

1. Maximale duur terugplaatsing

De Afdeling is van oordeel dat verzekerd moet zijn dat de duur van de terugplaatsing de duur van de voorwaardelijke beëindiging en daarmee de duur van de maatregel niet overschrijdt. In het ontwerp komt dit reeds tot uitdrukking in de aanhef van artikel 77tb, derde lid. Hierin wordt aangegeven dat van terugplaatsing enkel sprake kan zijn tijdens de voorwaardelijke beëindiging. Van een strafverzwaring, als door Afdeling bedoeld, kan reeds daarom geen sprake zijn. Het advies van de Afdeling heeft desalniettemin aanleiding gegeven aan artikel 77tb, vierde lid, Sr een volzin toe te voegen, waarin tot uitdrukking is gebracht dat een terugplaatsing de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging niet kan overstijgen. In het advies van de Afdeling heb ik verder aanleiding gezien, het aantal keren dat een dat een terugplaatsing kan worden gelast, te beperken tot twee maal.

2. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

De redactionele kanttekening van de Afdeling is overgenomen. In de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen waarin daarnaar wordt verwezen, is de redactie met het gewijzigde artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg in overeenstemming gebracht.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U hierbij verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W03.11.0280/II met een redactionele kanttekening die de Afdeling in overweging geeft

  • In 77ta, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht «artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg» vervangen door: artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

In dit stelsel voorziet de wet van 13 december 2010 tot wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van vrijheidsbenemende jeugdsancties (Stb. 2010, 818), in werking getreden op 1 juli 2011 (Stb. 2011, 296).

X Noot
3

Memorie van toelichting, paragraaf 4, «De voorwaardelijke beëindiging van de pij-maatregel».

Naar boven