33 003 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012)

M VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 januari 2012

De vaste commissie voor Financiën1 heeft tijdens de commissievergadering van 20 december 2011 een op 19 december 2011 ingekomen brief van DUDOK Bouw- en Vastgoedrecht inzake de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor zorgwoningcorporaties2 aan de orde gesteld.

Naar aanleiding daarvan heeft zij de staatssecretaris van Financiën op 21 december 2011 een brief gestuurd.

De staatssecretaris heeft op 23 december 2011 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Kim van Dooren

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Den Haag, 21 december 2011

Tijdens de vergadering van de vaste commissie voor Financiën van 20 december jl. is een op 19 december 2012 ingekomen brief van DUDOK Bouw- en Vastgoedrecht inzake de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor zorgwoningcorporaties aan de orde geweest. De commissie leidt uit deze brief af dat er discrepantie lijkt te bestaan tussen hetgeen u op 13 december jl. in deze Kamer gesteld heeft en het in de brief geschetste beeld. Op 13 december heeft u tijdens de behandeling van het Belastingplan 2012 c.a. gezegd niet bekend te zijn met individuele vaststellingsovereenkomsten van zorgwoningcorporaties met de Belastingdienst. Uit de betreffende brief kan echter worden opgemaakt dat wel degelijk individuele vaststellingsovereenkomsten zijn gesloten. De commissie verzoekt u derhalve om een schriftelijke reactie op de brief van bureau DUDOK en de in acht te nemen opzeggingstermijn in het bijzonder.

De commissie verzoekt u uw reactie zo spoedig mogelijk aan de Kamer te doen toekomen, teneinde de sector duidelijkheid te bieden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Prof. dr. P. H. J. Essers

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 december 2011

In uw brief van 21 december 2011 met kenmerk 149619.16u, verzoekt u mij om een reactie op de brief van DUDOK inzake de vrijstelling vennootschapsbelasting zorgwoningcorporaties. Hierbij vraagt u mij met name in te gaan op het punt over de opzeggingstermijn.

Ik zal in deze brief eerst een algemene schets geven van de behandeling van deze woningcorporaties sinds de invoering van de integrale belastingplicht. Vervolgens zal ik ingaan op de door u geconstateerde ogenschijnlijke discrepantie.

Per 1 januari 2008 zijn alle woningcorporaties integraal belastingplichtig gemaakt. Een aantal woningcorporaties, die zich (nagenoeg) geheel bezighouden met de verhuur van zorgvastgoed, hebben vervolgens met een beroep op de zorgvrijstelling geprobeerd om belastingheffing te voorkomen. Binnen deze groep zijn drie categorieën te onderscheiden, te weten:

  • 1. Gevallen waarbij een beroep op de vrijstelling van artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten tweede, Wet VPB 1969 (hierna: zorgvrijstelling) is afgewezen;

  • 2. Gevallen waarbij een beroep op de zorgvrijstelling is gehonoreerd;

  • 3. Gevallen die zijn aangehouden in afwachting van een beleidsstandpunt.

In categorie 2 is in een aantal situaties (ca.11 gevallen) een vaststellingsovereenkomst tussen de desbetreffende woningcorporatie en de Belastingdienst gesloten, dan wel heeft de Belastingdienst eenzijdig de vrijstelling gehonoreerd. Die overeenkomsten zijn van uiteenlopende aard en sluiten aan bij het specifieke geval. Ook het eventuele opzeggen van de overeenkomst c.q. vrijstelling is op uiteenlopende wijze geregeld. In sommige gevallen is er een overeenkomst voor bepaalde duur gesloten, die bijvoorbeeld bij wetswijziging of beleidswijziging door de Belastingdienst – al dan niet rekening houdende met een redelijke overgangstermijn – opgezegd kon worden.

In onderdeel 4.5 van het beleidsbesluit van 8 december 2009, nr. CPP 2009/1368M heeft mijn ambtsvoorganger een beleidsmatig standpunt weergegeven ten aanzien van woningcorporaties die zich (nagenoeg) geheel bezighouden met de verhuur van zorgvastgoed. Wanneer de zorgcomponent, de handen aan het bed, ontbreekt, kan geen beroep worden gedaan op de zorgvrijstelling. Zoals te lezen onder punt 5 (geldigheidsduur van overeenkomst), vierde gedachte streepje, van de vaststellingsovereenkomst (bijlage brief DUDOK), eindigt deze overeenkomst in elk geval met ingang van het tijdstip waarop een wijziging in het beleid van de Belastingdienst wordt afgekondigd, in dit geval dus het beleidsbesluit d.d. 8 december 2009, rekening houdend met een redelijke opzegtermijn.

Alle bij de Belastingdienst bekend zijnde gevallen hebben in de maand december 2009 een brief ontvangen waarin is verwezen naar voormeld besluit. In de situaties dat in het verleden een vrijstelling is verleend, is in die brief tevens aangeven dat deze vrijstelling per 1 januari 2010 komt te vervallen. In het geval van de bijlage bij de brief van DUDOK is de opzeggingsbrief op 16 december 2009 verzonden. Vervolgens hebben er in de eerste helft van 2010 gesprekken plaatsgevonden tussen de Belastingdienst en de desbetreffende woningcorporaties (categorie 2). Naar aanleiding van deze gesprekken is de belastingplicht van deze groep uitgesteld tot 1 januari 2011, waarbij dus rekening is gehouden met de redelijke opzeggingstermijn. In het geval van de bijlage bij de brief van DUDOK heeft dit gesprek plaatsgevonden op 17 mei 2010. De verlenging van de opzeggingstermijn tot 1 januari 2011 is bevestigd in de brief van 17 augustus 2010.

Vervolgens is tijdens de Eerste Kamerbehandeling van het Belastingplan 2011 in december 2010 door mij toegezegd dat de belastingplicht nog een extra jaar wordt opgeschort. Dit betekent dat de belastingplicht dus op 1 januari 2012 aanvangt. In het kader van een gelijke behandeling geldt die inwerkingtreding ook voor de andere twee hiervoor genoemde categorieën. Dit is afzonderlijk aan hen per brief van 27 december 2010 door de Belastingdienst gecommuniceerd. Zodoende is dus een gelijke behandeling gewaarborgd voor alle woningcorporaties die zich (nagenoeg) geheel bezighouden met de verhuur van zorgvastgoed. Het resultaat is dus dat er de facto een overgangstermijn van (ruim) twee jaren in acht is genomen. Een dergelijke overgangstermijn kwalificeer ik als ruimhartig.

Met betrekking tot de door uw commissie gestelde discrepantie tussen hetgeen ik op 13 december 2011 in de Eerste Kamer heb gezegd over het bestaan van vaststellingsovereenkomsten met deze corporaties en het in de brief van DUDOK geschetste beeld hierover, zou ik willen aangeven dat ik, mede gezien het bovenstaande, deze discrepantie niet zie.

Naar mijn weten zijn er geen vaststellingsovereenkomsten die na 1 januari 2012 (de inwerkingtreding van het aangepaste artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Wet VPB 1969) zouden doorlopen, zoals ik dit ook tijdens de plenaire behandeling op 13 december 2011 heb aangegeven. Dat geldt ook voor de door DUDOK overgelegde vaststellingsovereenkomst. Als hoofdregel is daarin een werkingsduur tot en met 31 december 2012 opgenomen met dien verstande dat onder een viertal genoemde omstandigheden de overeenkomst eerder kan eindigen, rekening houdend met een redelijke opzegtermijn. Zoals hierboven aangegeven is het beleidsbesluit van 8 december 2009 een reden geweest de eerder gesloten overeenkomsten voortijdig te beëindigen, waarbij een uitermate redelijke overgangstermijn van ruim 2 jaren in aanmerking is genomen.

Mij zijn verder geen andere overeenkomsten bekend die nog niet zijn opgezegd of anderszins niet zijn beëindigd.

Ik verwacht hiermee de ogenschijnlijke discrepantie voldoende te hebben weggenomen.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) (voorzitter), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP) Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD) (vice-voorzitter), Van Rey (VVD) en Bröcker (VVD).

X Noot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 149619.15.

Naar boven