33 000 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2012

A BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2011

In het regeerakkoord «Vrijheid en verantwoordelijkheid» heeft het kabinet zich voorgenomen het natuurbeleid te decentraliseren naar de provincies. Daarmee legt het rijk de verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid weer aan de basis:

in de streek, met een duidelijke taakverdeling tussen overheden.

Ik kan u melden dat rijk en provincies op 20 september een onderhandelingsakkoord hebben gesloten om invulling te geven aan dat voornemen (zie bijlage1). Het kabinet heeft met de provincies goede afspraken gemaakt over het realiseren van een herijkte EHS met ambitie, die afgerond en beheerd wordt in lijn met de internationale verplichtingen waar Nederland een verantwoordelijkheid voor heeft.

In deze brief geef ik de kern van de afspraken weer. Tevens ga ik in op de uitvoering van twee moties en een toezegging uit het beleidsdebat natuur, dat ik op 22 maart jl. met uw Kamer heb gevoerd.

Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur

Termijn van realisatie

Uiterlijk in 2021 ronden de provincies een herijkte EHS af. Dat betekent dat de provincies drie jaar langer de tijd krijgen dan in het regeerakkoord voorzien.

Daar staat tegenover dat de herijkte EHS al in 2012 wordt vastgelegd om zo snel mogelijk een einde te maken aan planologische schaduwwerking.

Internationale verplichtingen

Bij de inrichting en afronding van de herijkte EHS wordt prioriteit gegeven aan het nakomen van internationale verplichtingen, met name die van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Water. Binnen die prioriteit gaat de meeste aandacht uit naar maatregelen die nodig zijn in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Die worden met voorrang uitgevoerd. Ook bij de keuze voor beheermaatregelen zullen de provincies de beschikbare middelen gericht inzetten op het nakomen van internationale verplichtingen.

Het rijk is verantwoordelijk voor, en door de EU aanspreekbaar op het voldoen aan die internationale verplichtingen.

Uitsluitend wanneer sprake is van nalatigheid van de provincies (omdat provincies beschikbare middelen niet hebben ingezet op adequate verwerving, inrichting en beheer, minimaal conform de beheerplannen voor Natura 2000), zal het rijk de provincies aanspreken op het niet realiseren van de internationale verplichtingen en eventuele consequenties daarvan die door Europa aan de lidstaat Nederland worden opgelegd, aan de provincies doorvertalen.

Restantopgave verwerving en inrichting

Voor het realiseren van de herijkte EHS zullen de provincies nog 17 000 ha natuur verwerven en 40 000 ha inrichten.

Om met een afnemend budget de beoogde winst in natuurkwaliteit te behalen is het nodig om de beschikbare middelen zo effectief mogelijk in te zetten. Daarom heb ik met provincies afspraken gemaakt over een grond-voor-grond-principe ten behoeve van de afronding van de EHS. Dat betekent dat de restantopgave voor verwerving en inrichting wordt gefinancierd uit het verzilveren of ruilen van grond. Op die manier wisselen de provincies geïsoleerd gelegen, niet ingerichte en kwalitatief laagwaardige delen van de huidige of herijkte EHS in voor gebieden die de kwaliteit van Natura 2000-gebieden versterken. Het grond-voor-grond-principe leidt er toe dat de gewenste gebiedsontwikkeling in de provincies weer op gang komt én dat de benodigde kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd.

Opgave beheer

Per 1 januari 2014 krijgen de provincies de verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid middels de eerder aangekondigde Wet Natuur en de aangepaste Wet inrichting landelijk gebied (WILG). Vanaf dat moment nemen de provincies ook financieel verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de beheermaatregelen. De enige uitzondering daarop is dat het rijk in beginsel verantwoordelijk is voor het agrarisch natuurbeheer buiten de EHS als onderdeel van de EU-hectaretoeslagen.

De provincies zullen de uitvoering van het beheer versoberen en vereenvoudigen. Het rijk zal de provincies daarbij ondersteunen door daarvoor bestaande belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen.

Het rijk financiert het beheer in de periode tot 2014 en zet daarvoor de restantmiddelen uit het ILG in. Vanaf 2014 draagt het rijk structureel € 100 mln per jaar bij aan de financiering van de beheerskosten via het Provinciefonds.

Afronding ILG

De huidige bestuursovereenkomsten ILG zullen vervallen. Rijk en provincies zijn overeengekomen die bestuursovereenkomsten af te rekenen per 1 januari 2011. Daar wordt uitgegaan van de daadwerkelijke bestedingen die de provincies tot 1 januari 2011 hebben gedaan. De ILG-middelen die dan resteren worden, na aftrek van de in het regeerakkoord voorziene bezuiniging van € 600 mln., ingezet voor beheer 2011–2013 en ter financiering van harde juridische verplichtingen die zijn aangegaan voor 20 oktober 2010.

Ik heb het akkoord met de provincies ter toetsing voorgelegd aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), in vervolg op de quick-scan van varianten voor de herijking die het PBL in februari heeft uitgevoerd.

Moties en toezegging beleidsdebat natuur 22 maart

Ten slotte ga ik in op de uitvoering van twee moties en een toezegging uit uw beleidsdebat natuur van 22 maart jl.

De motie Schaap c.s. (Kamerstukken I, 2010–2011, 32 500 XIV, E) verzoekt de regering de uitvoering van het natuurbeleid aan de provincies op te dragen en hierbij uit te gaan van het uitgangspunt dat dit een autonome provinciale bevoegdheid is. Met het afsluiten van het onderhandelingsakkoord beschouw ik deze motie als uitgevoerd.

De motie Tiesinga c.s. (Kamerstukken I, 2010–2011, 32 500 XIV, D) verzoekt de regering bij de herziening van de natuurwetgeving rekening te houden met een aantal aspecten, zoals geen bovengeschiktheid van natuurwetgeving, verschuiving van het soortenbeleid naar meer gebieds(ecosysteem)beleid en het beter benutten van de creativiteit van bewoners en gebruikers van het landelijk gebied om zo de verbinding met de samenleving te herstellen. Deze aspecten worden verwerkt in de herziening van de natuurwetgeving, waaraan ik thans werk.

In het debat van 22 maart heb ik de heer Eigeman toegezegd terug te komen op zijn pleidooi dat bij maatregelen die nu worden genomen al rekening moet worden gehouden met de beleidsmatige keuzes voor de lange termijn. Ik ben van mening dat met het afsluiten van het onderhandelingsakkoord, de nog te verrichten toetsing daarvan door het Planbureau voor de Leefomgeving en het in het onderhandelingsakkoord opgenomen evaluatiemoment in 2016, aan het verzoek van de heer Eigeman tegemoet is gekomen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 149294.

Naar boven