Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2012
Op 26 januari 2012 heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) het rapport «Natuurverkenning
2010–2040, Visies op de ontwikkeling van natuur en landschap» aan uw Kamer voorgelegd
en aan mij aangeboden. In de natuurverkenning neemt het PBL de doelen achter het natuurbeleid
in beschouwing.
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft mij op 3 februari
2012 verzocht een reactie te geven op de Natuurverkenning.
Onderstaand ga ik kort in op de hoofdlijnen van de verkenning.
De Natuurverkenning beschrijft hoe in de loop van de tijd Nederlanders zijn omgegaan
met natuur en hoe dat zijn weerslag heeft gekregen in het natuurbeleid. De afgelopen
decennia heeft het zwaartepunt gelegen op het behoud en de ontwikkeling van natuur.
Er is ingezet op het creëren van verschillende typen natuur en er werden evalueerbare
doelstellingen voor natuur (natuurdoeltypen) en beheer (beheertypen) ontwikkeld. Later
is daar een sterk accent op juridische aspecten aan toegevoegd.
Door deze werkwijze is het natuurbeleid zo complex geworden dat het ver af is komen
te staan van wat mensen aanspreekt in, en bindt met de natuur. Het PBL onderbouwt
de stelling dat het natuurbeleid weinig aansluiting heeft bij de burgers. Natuur wordt
niet alleen als iets moois gezien, maar wordt meer en meer als last ervaren.
Ik ben het eens met de algemene constatering van het PBL dat er behoefte is aan vernieuwing
van het natuurbeleid. En dat de hoofdopgave is om de lasten van de natuur te beperken
en de lusten te versterken. Een beetje bijsturen is daarbij niet voldoende. We zullen
bereid moeten zijn onze omgang met natuur grondig te overdenken.
De Natuurverkenning biedt goede aanknopingspunten om de discussie over de nieuwe omgang
met natuur te voeren.
De verschillende kijkrichtingen die het PBL presenteert – vitale natuur, beleefbare
natuur, functionele natuur, inpasbare natuur – bieden daarvoor goede handvatten, omdat
ze naast de ecologische functie van natuur ook nadrukkelijk aandacht besteden aan
de andere maatschappelijke en economische waarden van natuur.
In de Natuurverkenning maakt het PBL zichtbaar dat mensen en partijen in de samenleving
heel verschillende motieven hebben zich met natuur bezig te houden. Het betrekken
van de drijfveren van burgers en ondernemers bij het schetsen van de toekomstbeelden
acht ik een goede benadering om met een positieve natuuragenda te werken en meer aan
te sluiten op de samenleving en een minder technocratisch natuurbeleid te ontwikkelen.
Ik heb uw Kamer eerder laten weten bezig te zijn met een nieuwe natuurvisie (zie o.a.
Kamerstuk 30 825, nr. 116). Deze natuurvisie kunt u beschouwen als een nadere inhoudelijke reactie op de Natuurverkenning.
Vooruitlopend hierop zal ik ook reageren op de Natuurverkenning in antwoord op de
motie Van Veldhoven c.s. , Kamerstuk 33 000 XIII, nr. 151, en mijn toezegging in het debat over het Decentralisatieakkoord Natuur over het
opstellen van een strategische uitvoeringsagenda biodiversiteit.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker