Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 2012
Tijdens de behandeling van de Veteranenwet op 27 oktober jl. (Handelingen TK 2011–2012,
Aanhangsel nr. 16) heb ik toegezegd in te gaan op de vraag van het lid Van Gerven inzake de omgekeerde
bewijslast met betrekking tot het aannemen van een causaal verband tussen psychische
klachten en de inzet van een militair. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging
en aan het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 22 december 2011.
Keuringen militair personeel
Tijdens het debat op 27 oktober jl. heeft het lid Van Gerven naar voren gebracht dat
militairen fysiek en psychisch gezond zijn bij indiensttreding. Dit betekent volgens
hem dat bij het ontstaan van psychische klachten moet worden uitgegaan van een omgekeerde
bewijslast met betrekking tot het causale verband tussen de klachten en de inzet als
militair. Met andere woorden, Defensie moet in zijn opvatting bewijzen dat psychische
klachten niet zijn veroorzaakt door de militaire dienst.
Een aspirant-militair ondergaat voor indiensttreding een psychologisch selectieonderzoek
en een medische keuring. Het psychologisch selectieonderzoek bestaat uit drie delen:
een IQ-test, een persoonlijkheidstest en een interview met de nadruk op stabiliteit,
discipline en sociaal functioneren.
Bij de medische keuring wordt onder meer gevraagd of de kandidaat heeft geleden aan
psychiatrische aandoeningen of symptomen daarvan heeft gehad. Omdat zonder de medewerking
van een patiënt slechts een beperkt aantal psychiatrische ziektebeelden kan worden
vastgesteld, is Defensie afhankelijk van de beantwoording van de vragen door de kandidaat.
Voor een psychische of psychiatrische diagnose zijn specifieke vragenlijsten nodig
die bij het selectieonderzoek niet worden gebruikt. De Wet op de medische keuringen
staat dit ook niet toe. De keuring kent bovendien geen aanvullende instrumenten om
verborgen psychische of psychiatrische problematiek te signaleren.
Mensen kunnen gedurende hun leven psychische of psychiatrische problemen ontwikkelen.
Deze kunnen uiteenlopende oorzaken hebben die zowel intern als extern van aard kunnen
zijn. Het ontstaan van psychische of psychiatrische aandoeningen heeft een betrekkelijk
autonoom karakter en is op de leeftijd van achttien tot twintig jaar meestal niet
te voorspellen bij een keuring. Indien een militair na een uitzending psychische of
psychiatrische klachten heeft, kan er dan ook niet bij voorbaat een verband worden
verondersteld. Zorgvuldig onderzoek moet dat uitwijzen. Dit geldt zeker ook voor psychische
klachten die pas vele jaren na de uitzending ontstaan.
Tot slot
Defensie stelt met de medische keuring en het psychologische selectieonderzoek de
geschiktheid van de aspirant-militair vast. Psychische en psychiatrische problematiek
ontwikkelt zich doorgaans vaak op latere leeftijd. Soms is er sprake van een niet
eerder geconstateerde aanleg of kwetsbaarheid, maar het kan ook ontstaan door ervaringen
uit het dagelijkse bestaan of de beroepsuitoefening. Het is niet mogelijk met een
medische keuring of met psychologische testen deze aandoeningen te voorspellen of
te signaleren. Om te kunnen bepalen of psychische klachten verband houden met de uitzending
is nader onderzoek dan ook onontbeerlijk. Ik ben daarom van mening dat een omkering
van de bewijslast niet aan de orde is.
De minister van Defensie,
J. S. J. Hillen