Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 augustus 2012
In het ordedebat d.d. 21 juni 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 99) hebben de leden Heijnen en Van Toorenburg de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksaangelegenheden verzocht om een brief over het bericht dat Nederlandse
scholieren van alle onderzochte landen het slechtst zouden scoren op burgerschap.
Omdat burgerschap in het onderwijs in mijn portefeuille valt, beantwoord ik het verzoek,
mede namens mijn ambtsgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden.
Ervan uitgaande dat de genoemde leden doelen op het bericht in Trouw van 21 juni jl.,
wijs ik erop dat dit mediabericht betrekking heeft op een internationaal onderzoek
uitgevoerd in 2009 in opdracht van de International Association for the Evaluation
of Educational Achievement (IEA). Het eindrapport van dit onderzoek is gepubliceerd
in 20101. Op de data uit dit onderzoek is een bewerking uitgevoerd door het Joint Research
Centre (JRC) en het Institute for the Protection and Security of the Citizen (IPSC).
Deze bewerking is gepubliceerd bij het betreffende mediabericht van 21 juni jl. Navraag
bij de onderzoekers die in 2009 het onderzoek in Nederland uitvoerden wijst uit dat
zij van mening zijn dat de bewerking selectief is samengesteld en geen recht doet
aan de bevindingen van het eigenlijke onderzoek naar burgerschap.
Dit laat onverlet dat het kabinet oog heeft voor burgerschap in het onderwijs. Het
kabinet hecht eraan dat jongeren kennis hebben van onze democratische rechtsstaat
en pluriformiteit en de verantwoordelijkheden die daarbij passen. Het is van belang
dat jongeren maximaal de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen en geëquipeerd zijn
om volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving. In 2011 heb ik, mede naar aanleiding
van de constatering van de Inspectie van het Onderwijs dat het burgerschapsonderwijs
nadere aandacht behoeft, de Onderwijsraad gevraagd om mij te adviseren over hoe scholen
ondersteund kunnen worden bij de verdere ontwikkeling van burgerschapsonderwijs. De
Onderwijsraad verwacht dit advies na de zomer te publiceren (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 227). Gezien de demissionaire status van het kabinet zal u de beleidsreactie op dit advies
ontvangen van een volgend kabinet.
Ten slotte wil ik niet onbenoemd laten dat Nederland sinds september 2010 het Huis
voor Democratie en Rechtsstaat (nu: ProDemos) kent. Door middel van educatieve activiteiten
en excursies naar onder andere het Binnenhof draagt ProDemos bij aan kennis over de
democratische rechtsstaat en stimuleert zij actief democratisch burgerschap en politieke
participatie onder jongeren en andere doelgroepen. Pro Demos doet dit onder meer via
het programma de Haagse Tribune, waarin leerlingen uit het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo in
Den Haag ervaring opdoen met politiek, democratie en rechtsstaat. In 2011 hebben ruim
45 000 leerlingen deelgenomen aan dit programma en het streven is om dit aantal in
de komende jaren verder te laten groeien.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart